Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/43236/STA, 17 september 2024, schorsing
Uitspraakdatum:17-09-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          24/43236/STA

Betreft [verzoeker]

Datum 17 september 2024

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van

[verzoeker] (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

Verzoekers raadsman, mr. D.W.H.M. Wolters, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van het hoofd van FPC Oostvaarderskliniek te Almere (hierna: de instelling) tot verzoekers voortgezette verblijf in een separeerruimte.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van het hoofd van de instelling op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift.

 

2. De standpunten

Standpunt van verzoeker

Op 14 augustus 2024 is besloten om een aan verzoeker opgelegde separatiemaatregel te verlengen voor de duur van vier weken. Verzoeker heeft tot op heden geen nieuwe verlengingsbeslissing ontvangen, terwijl de aan hem opgelegde maatregel van 14 augustus 2024 inmiddels is verlopen. Desondanks verblijft hij nog steeds in een separeerruimte. Nu er geen nieuwe verlengingsbeslissing is genomen, verblijft verzoeker sinds het verlopen van de vorige separatiemaatregel ten onrechte in een separeerruimte. Daar komt bij dat zijn gedrag geen aanleiding geeft het verblijf in de separeerruimte te continueren. Dat zijn gedrag goed is, blijkt ook wel uit het feit dat hij een ‘open deur-beleid’ heeft.

Standpunt van het hoofd van de instelling

Het is juist dat verzoeker nog geen mededeling omtrent verlenging van de separatie heeft ontvangen. De instelling heeft per abuis de mededeling van de verlengingsbeslissing niet tijdig aan verzoeker doen toekomen. Dit betekent echter niet dat verzoeker onterecht in de separeer verblijft. De machtiging tot separatie is nog rechtsgeldig nu deze door het ministerie is afgegeven tot 20 september 2024.

In de meest recente multidisciplinaire beoordeling, waarbij door het behandelteam wordt beoordeeld of de mate van begeleiding kan worden afgeschaald, is overwogen dat het risico op fysieke agressie vanuit verzoeker groot blijft. Verzoeker weigert toenadering door het behandelteam en is berekenend in zijn contact naar hen. Verzoeker staat open voor contact met zijn psychiater, maar is daarentegen afwerend in het contact met het hoofd behandeling. Door het gedrag dat verzoeker laat zien, kan het behandelteam hem simpelweg niet goed inschatten.

Het open deur-beleid waar verzoeker naar verwijst, houdt in dat de deur van verzoeker slechts tijdens contactmomenten wordt geopend, in plaats van dat er middels een luik contact wordt gezocht. Het open deur-beleid wil dus niet zeggen dat verzoeker de separeerruimte mag verlaten en wordt enkel gehanteerd op het moment dat er contact is met medewerkers van de geïntegreerde beveiliging (MGB), het hoofd behandeling of de psychiater. Gedurende contactmomenten met de sociotherapie van de afdeling waar verzoeker zit, blijft de deur gesloten en wordt er middels een luik gecommuniceerd. Gelet op de wisselingen in het gedrag van verzoeker kan er niet zonder meer worden uitgegaan dat hij de veiligheid kan garanderen.

 

3. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van het hoofd van de instelling slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen.

Op grond van de inlichtingen van het hoofd van de instelling stelt de voorzitter vast dat aan verzoeker op 18 juli 2024 een separatiemaatregel is opgelegd. Vervolgens is die separatiemaatregel bij beslissing van 14 augustus 2024 voor de duur van ten hoogste vier weken verlengd. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter had op grond van het bepaalde in artikel 34, vierde en tweede lid, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) de separatiemaatregel op 11 of 12 september 2024 verlengd moeten worden. Feitelijk is de separatiemaatregel voortgezet maar verzoeker heeft – zo begrijpt de voorzitter – tot op heden geen schriftelijke mededeling van die verlengingsbeslissing ontvangen zoals artikel 54 van de Bvt voorschrijft. Op zichzelf hoeft dat verzuim niet tot toewijzing van het schorsingsverzoek te leiden als de feitelijk genomen beslissing inhoudelijk gezien wel kon worden genomen. In dit geval speelt echter dat de verstrekte ministeriële machtiging van 14 augustus 2024 de wettelijke termijn van vier weken te boven gaat en er in ieder geval geen sprake is van een machtiging tot verlenging van de separatiemaatregel met vier weken na 11 of 12 september 2024. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is het ontbreken van de op grond van artikel 34, vierde lid, van de Bvt vereiste ministeriële machtiging ten tijde van de feitelijke voortzetting van de separatiemaatregel, zodanig ernstig dat, ongeacht of verzoekers gedragingen de verlenging van de separatiemaatregel konden rechtvaardigen, niet anders kan worden geoordeeld dat verzoekers separatiemaatregel daardoor niet kon worden verlengd.

Gelet op het voorgaande zal de voorzitter het verzoek toewijzen nu de feitelijke beslissing tot voortzetting van de separatiemaatregel in strijd met de wet is genomen en zal de voorzitter de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing schorsen met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

Ten overvloede overweegt de voorzitter dat het vorenstaande niet wegneemt dat het hoofd van de instelling een nieuwe separatiemaatregel kan nemen, mocht daartoe een noodzaak bestaan.

 

4. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

 

Deze uitspraak is op 17 september 2024 gegeven door mr. A.M.G. Smit, voorzitter, bijgestaan door mr. G.J.M. Ankersmit, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven