Nummer 24/40492/GB
Betreft [klager]
Datum 30 augustus 2024
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
[klager] (hierna: klager)
1. De procedure
De (toenmalig) Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 28 februari 2024 beslist klager over te plaatsen naar het huis van bewaring (HVB) van de Penitentiaire Inrichting (PI) Krimpen aan den IJssel.
Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 15 april 2024 het bezwaar ongegrond verklaard.
Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld.
De beroepscommissie heeft klager en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.
2. De beoordeling
Klager verbleef in het HVB van de PI Alphen te Alphen aan den Rijn. Op 29 februari 2024 is hij overgeplaatst naar het HVB van de PI Krimpen aan den IJssel, vanwege zijn lange verblijf op de Afdeling Intensief Toezicht (AIT) van de PI Alphen.
De beroepscommissie heeft het beroepschrift, de reactie op het beroepschrift en de overige stukken in het dossier bestudeerd. Op basis daarvan is zij van oordeel dat de bestreden beslissing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. De beroepscommissie vindt het in dit geval niet nodig om nader in te gaan op de gronden in het beroepschrift, omdat die vrijwel gelijk zijn aan de gronden van het bezwaarschrift. Verweerder heeft hieraan in de bestreden beslissing naar het oordeel van de beroepscommissie voldoende aandacht besteed.
Over klagers argument dat hij niet begrijpt waarom hij niet langer op de AIT van de PI Alphen mag verblijven, omdat er bij hem geen sprake is van vluchtgevaar, overweegt de beroepscommissie (volledigheidshalve) nog dat dit te maken heeft met klagers plaatsing op de lijst van gedetineerden met een vlucht- en maatschappelijk risico (GVM-lijst). Verweerder heeft de mogelijkheid om GVM-gedetineerden regelmatig over te plaatsen, zonder dat het concrete gedrag hiertoe aanleiding geeft. Hiermee wordt gewenning aan het gebouw van de inrichting, interne procedures en personeel zoveel als mogelijk tegengegaan (Stcrt. 2022, 33928).
Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep ongegrond verklaren.
3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 30 augustus 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. J.M.C. Louwinger-Rijk, voorzitter, mr. F.H.J. van Gaal en mr. M.F.A. van Pelt, leden, bijgestaan door mr. M. Olde Keizer, secretaris.
secretaris voorzitter