Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/1818/GA, 28 november 2008, beroep
Uitspraakdatum:28-11-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/1818/GA

betreft: [klager] datum: 28 november 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie De Berg te Arnhem,

gericht tegen een uitspraak van 3 juli 2008 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 30 september 2008, gehouden in de locatie Ooyerhoek te Zutphen, is[...], unit-directeur bij de locatie De Berg gehoord. Als toehoorder was aanwezig [...], stagiaire bij de locatie De Berg.
Van klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, is geen woon- of verblijfplaats hier te lande bekend. Om die reden kon hij niet worden opgeroepen om ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De – voor zover in beroep aan de orde – inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel.

De beklagcommissie heeft het beklag – voor zover aan de orde – gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven en daarnaast aan klager terzake van die gegrondverklaring een tegemoetkoming toegekend van € 70,=.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Bij de strafoplegging is in de schriftelijke mededeling vermeld dat de straf zal worden tenuitvoergelegd bij een rapport voor eenzelfde feit. Die vermelding is niet beperkend bedoeld. De directeur was er niet van op de hoogte dat het begrip “hetzelfde
feit” in het recht een specifieke betekenis heeft. Die vermelding moet gelezen worden als een soort boodschap naar de gedetineerde toe. Hij moet in dit geval in ieder geval oppassen met agressie. In De Berg wordt deze formulering wel vaker gebruikt. Op
zich zou het geen kwaad kunnen om een algemene voorwaarde op te nemen in gelijke bewoordingen als in art. 50 van de Pbw. In De Berg wordt de formulering ‘eenzelfde feit’ gebruikt om de betreffende gedetineerde nog duidelijker te waarschuwen. In dit
geval heeft klager tijdens het horen door de directeur aangegeven geen rekening te hebben gehouden met belangen van medegedetineerden. Hij is, nadat zijn telefoonmoment verstreken was, doorgegaan met bellen, hetgeen op enig moment leidde tot een
escalatie. Dat is in de ogen van de directeur een agressiegerelateerd feit.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt voorop dat bij een voorwaardelijk opgelegde disciplinaire straf steeds van rechtswege de in artikel 53, tweede lid, van de Pbw genoemde algemene voorwaarde geldt, dus ook als deze niet expliciet staat vermeld in de met
betrekking tot die disciplinaire straf uitgereikte schriftelijke mededeling. Die algemene voorwaarde luidt:
‘dat de gedetineerde zich onthoudt van het plegen van feiten die onverenigbaar zijn met de orde of veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming.’
In dit geval heeft de directeur bij de oplegging van de tenuitvoergelegde disciplinaire straf in de schriftelijke mededeling van de beslissing vermeld dat de disciplinaire straf ten uitvoer zal worden gelegd indien klager binnen de proeftijd wederom
zou
worden gerapporteerd inzake eenzelfde feit. De beroepscommissie verstaat dat de directeur daarmee niet zozeer de algemene bijzondere voorwaarde heeft willen beperken maar veeleer aan klager een extra attentiesignaal heeft willen geven. Nu voldoende
aannemelijk is dat de bestreden beslissing tot tenuitvoerlegging is gegrond op het plegen van een feit dat onverenigbaar is met de orde of veiligheid in de inrichting, te weten feitelijke betrokkenheid van klager bij een conflict met een
medegedetineerde naar aanleiding van het gebruik van klager van de telefoon tijdens de recreatie, is de beslissing van de directeur – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – niet onredelijk of onbillijk. De uitspraak van de
beklagcommissie kan daarom – voor zover in beroep aan de orde – niet in stand blijven en het beklag dient alsnog ongegrond te worden verklaard. Nu er sprake is van een ongegrondverklaring, zijn er geen termen voor de toekenning van een tegemoetkoming
als door de beklagcommissie bepaald.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt - voor zover in beroep aan de orde - de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag in zoverre alsnog ongegrond.
Zij verklaart het beroep tegen de aan klager toegekende tegemoetkoming ten bedrage van
€ 70,= gegrond en vernietigt die beslissing van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, L. Diepenhorst M.P.A. en mr. J. Lamens, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 28 november 2008

secretaris voorzitter

Naar boven