Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/2446/GB, 28 november 2008, beroep
Uitspraakdatum:28-11-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 08/2446/GB

Betreft: [klager] datum: 28 november 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.H.T. de Haas, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 23 september 2008 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem niet over te plaatsen naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.), ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 23 juli 2007 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis De Geerhorst te Sittard.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager verzoekt allereerst om door de beroepscommissie te worden gehoord. Hij is van mening dat hij zijn standpunt mondeling beter en overtuigender tot uitdrukking kan brengen. De bestreden beslissing is onzorgvuldig genomen. De selectiefunctionaris is
daarbij uitgegaan van een volstrekt onjuist feitencomplex. Klager is, anders dan door de selectiefunctionaris wordt betoogd, niet teruggekeerd in Nederland in de veronderstelling dat de hem opgelegde gevangenisstraf zou zijn verjaard. Hij heeft zich
immers zelf gemeld ter executie van die gevangenisstraf. Klager wist dat er (nog) geen sprake was van verjaring. Voor zover de selectiefunctionaris er vanuit gaat dat klager geen vaste verblijfplaats in Nederland heeft, is die veronderstelling onjuist,
dit blijkt overduidelijk uit de selectierapportage. Er is daarom geen reden om aan te nemen dat bij klager een groter vluchtgevaar zou dreigen dan bij andere gedetineerden die verblijven in minder beveiligde inrichtingen. De bezwaren zoals vermeld in
het door en namens klager ingediende bezwaarschrift worden in beroep gehandhaafd. Klager heeft belang bij een plaatsing in een b.b.i. op grond van medische, sociale en economische gronden. Klager vraagt de beroepscommissie om het beroep gegrond te
verklaren, de selectiefunctionaris op te dragen klager alsnog over te plaatsen naar een b.b.i., bij voorkeur binnen de penitentiaire inrichtingen Achterhoek, en om aan klager een financiële tegemoetkoming toe te kennen voor de tijd dat hij onnodig in
een normaal beveiligde inrichting heeft moeten verblijven.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het selectieadvies strekkende tot overplaatsing naar een b.b.i. is door de selectiefunctionaris niet gevolgd en het tegen die afwijzende beslissing ingestelde bezwaar is ongegrond verklaard. Uit het selectieadvies komt naar voren dat klager in 1989 is
veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek in verband met het plegen van – kortweg – incest. Klager heeft die straf niet uitgezeten maar heeft na de veroordeling een bestaan opgebouwd in Zuid-Amerika en Frankrijk. Klager heeft zich
vervolgens in Nederland vrijwillig gemeld in de veronderstelling dat de straf verjaard was. Een en ander zou zijn geschied in overleg met zijn advocaat. Door veranderde wetgeving is er nog geen sprake van verjaring en dient klager de hem opgelegde
gevangenisstraf alsnog te ondergaan. In verband met een mogelijke b.b.i.-plaatsing is aan het Openbaar Ministerie advies gevraagd. Het Openbaar Ministerie heeft negatief geadviseerd in verband met klagers eerdere onttrekking aan de tenuitvoerlegging
van
de detentie en in verband met het niet beschikken over een vaste woon- of verblijfplaats in Nederland. De selectiefunctionaris heeft zich aangesloten bij dat advies. Onvoldoende aannemelijk wordt geacht dat klager een zodanige binding met Nederland
heeft dat daardoor de vrees voor onttrekking zodanig laag is, dat klager voor een b.b.i.-plaatsing in aanmerking kan komen.

4. De beoordeling
4.1. Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. De beroepscommissie wijst dit verzoek af. Zij acht zich voldoende voorgelicht om het beroep thans te kunnen afdoen.

4.2. De gevangenis De Geerhorst is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.3. Klager, die onherroepelijk is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst.

4.4. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht-
en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.5. In de toelichting op dit artikel (Staatscourant 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving
een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.6. Klager is geen zogenaamde zelfmelder die onherroepelijk is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van minder dan twee jaar. Klager valt daarom bij de beoordeling van de vraag of hij voor plaatsing in een b.b.i. in aanmerking komt
onder de in het tweede lid van artikel 3 van de Regeling vermelde gevallen. De selectiefunctionaris heeft aangevoerd dat klager niet voldoet aan de eis van artikel 3, tweede lid aanhef en onder a van Regeling en om die reden niet in aanmerking komt
voor
plaatsing in een b.b.i. De selectiefunctionaris baseert zich daarbij enerzijds op het advies van het Openbaar Ministerie, inhoudende dat klager zich eerder tijdens een schorsing van de voorlopige hechtenis heeft onttrokken aan detentie, en anderzijds
op
de omstandigheid dat klager geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland heeft. Met betrekking tot die eerdere onttrekking aan detentie geldt dat deze vaststaat. Nu uit het selectieadvies naar voren komt dat klager in Paraguay een bedrijf heeft en
dat zijn een vriendin en dochtertje daar verblijven en dat hij een woning en bedrijf in Frankrijk heeft, mocht de selectiefunctionaris in redelijkheid aannemen dat er bij klager sprake is van een zodanig vluchtrisico, dat dit in de weg staat aan een
plaatsing in een b.b.i. Gelet daarop kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal
daarom ongegrond worden verklaard. Hetgeen door en namens klager naar voren is gebracht met betrekking tot de overige (medische en sociale) omstandigheden kan dit oordeel niet anders maken.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 28 november 2008.

secretaris voorzitter

Naar boven