Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/40000/GV, 30 augustus 2024, beroep
Uitspraakdatum:30-08-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    24/40000/GV
    
            
Betreft    [klager]
Datum    30 augustus 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
De (toenmalig) Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 13 maart 2024 klagers verzoek om kortdurend re-integratieverlof afgewezen.

Klagers raadsvrouw, mr. J-A.J. Brahm, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De beoordeling
Klager is sinds 21 december 2022 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van vijf jaar met aftrek, wegens handelen in strijd met de Opiumwet en de Wet wapens en munitie. De datum waarop klager (voorwaardelijk) in vrijheid wordt gesteld, is momenteel bepaald op 26 november 2024.

De wet- en regelgeving
In artikel 15 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting staat dat re-integratieverlof alleen wordt verleend voor een re-integratiedoel dat is vastgelegd in het detentie- & re-integratieplan (D&R-plan). Bij de beslissing tot het verlenen van re-integratieverlof, worden in ieder geval de volgende aspecten betrokken:
-    de mate waarin en de manier waarop de gedetineerde, door zijn gedrag gedurende de gehele detentie, een bijzondere geschiktheid heeft laten zien voor een terugkeer in de samenleving;
-    de mogelijkheid om de risico’s die aan het verlof zijn verbonden te beperken en te beheersen;
-    de belangen van slachtoffers, nabestaanden en andere relevante personen, in ieder geval met betrekking tot het eerste verzoek om onbegeleid re-integratieverlof (als de gedetineerde is veroordeeld voor een misdrijf als bedoeld in artikel 51e, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering);
-    de inspanningen die de gedetineerde heeft geleverd om de schade te vergoeden die het strafbare feit heeft veroorzaakt.

De bestreden beslissing
Verweerder heeft klagers verzoek om kortdurend re-integratieverlof afgewezen, omdat klager niet (gemotiveerd) zou hebben gewerkt aan zijn re-integratiedoel ‘werk en inkomen’. Daarnaast zouden de risico’s moeten worden verlaagd, voordat er op een verantwoorde wijze vrijheden zouden kunnen worden verleend.

De overwegingen van de beroepscommissie
Klager heeft verzocht om kortdurend re-integratieverlof ten behoeve van een sollicitatiegesprek. Dit verzoek sluit aan bij het in zijn D&R-plan opgenomen re-integratiedoel ‘werk en inkomen’. Van een gedetineerde wordt echter gevraagd om ook al binnen de muren van de inrichting te werken aan zijn re-integratie(doelen). Hoewel klager zich (kennelijk) heeft ingezet om een sollicitatiegesprek te regelen, volgt uit de stukken niet dat klager (gemotiveerd) heeft deelgenomen aan de arbeid in de inrichting. 

Sinds september 2023 tekende klager af voor de arbeid. Op 4 januari 2024 is hij weer op de wachtlijst gezet voor deelname aan de arbeid en op 26 januari 2024 is hij gestart. Op 14 februari 2024 is aan klager echter een rapport aangezegd vanwege werkweigering en is hij voor twee weken uitgesloten van de arbeid. Op 1 maart 2024 stond klager echter opnieuw niet klaar voor de arbeid en is hij wederom uitgesloten van de arbeid. De beroepscommissie is met verweerder van oordeel dat het in de rede ligt dat klager al in de inrichting laat zien gemotiveerd te zijn om arbeid te verrichten, voordat het regelen van arbeid voor buiten de inrichting kan worden aangemerkt als een logische vervolgstap.

Ten aanzien van de risico’s geldt dat de reclassering op 11 mei 2023 de risico’s op recidive, letselschade en op het zich onttrekken aan de voorwaarden heeft ingeschat als gemiddeld. Ter verlaging van deze risico’s achtte zij onder meer deelname aan de Cognitieve Vaardighedentraining (CoVa-training) en ambulante behandeling van belang. Klager is echter na drie trainingssessies uitgesloten van deelname aan de CoVa-training, omdat hij door zijn houding een slechte invloed op de groep had en niet leerbaar leek. Ten aanzien van de ambulante behandeling volgt uit de stukken dat klager heeft aangegeven hieraan mee te willen werken, maar dat hij op 27 februari 2024 niet uit bed wilde komen voor een intake. Klager heeft desgevraagd aangegeven dat hij van zijn casemanager deel moest nemen. Uit het selectieadvies lijkt overigens te volgen dat klager hierna wel zou zijn gestart met ambulante behandeling. Ten tijde van de bestreden beslissing was deze behandeling echter pas zeer recent opgestart. 

De beroepscommissie overweegt dat er, ten tijde van de bestreden beslissing, bij klager onvoldoende sprake was van motivatie om te werken aan zijn re-integratiedoelen. Daarnaast had klager de CoVa-training niet afgerond en was hij pas recent gestart met ambulante behandeling, zodat niet aannemelijk is dat sprake was van verlaging van het recidiverisico. Overigens hebben het multidisciplinair overleg en de vrijhedencommissie ook de afname van een risicotaxatie en delictanalyse noodzakelijk geacht, maar ten tijde van de bestreden beslissing waren deze nog niet afgenomen, zo begrijpt de beroepscommissie. 

Gelet op de risico’s en de (te) beperkte mogelijkheden om de risico’s terug te dringen en te beheersen, en het gebrek aan motivatie bij klager om te werken aan zijn re-integratiedoel ‘werk en inkomen’, kan de bestreden beslissing – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 


Deze uitspraak is op 30 augustus 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. D. van der Sluis, voorzitter, mr. G.C. Bos en mr. L.C.P. Goossens, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven