Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/2002/GM, 28 november 2008, beroep
Uitspraakdatum:28-11-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/2002/GM

betreft: [klager] datum: 28 november 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S. Schuurman, advocaat te Breukelen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan het Detentiecentrum Alphen aan den Rijn,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van – zo verstaat de
beroepscommissie – 30 juli 2008 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 24 oktober 2008, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager, [...], hoofd medische dienst van voormeld Detentiecentrum en [...], plaatsvervangend locatiedirecteur bij voormeld
Detentiecentrum.

Klagers raadsman, die tevoren had gemeld enige vertraging te hebben opgelopen, verscheen voor de beroepscommissie nadat de behandeling van het beroep ter zitting was gesloten. De raadsman heeft vervolgens aangegeven bezwaar te maken tegen het niet
alsnog in zijn aanwezigheid (opnieuw) behandelen van het beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 13 juli 2008, betreft de weigering van een verdere behandeling na een bloedonderzoek.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht.
De medische dienst van het Detentiecentrum heeft naar aanleiding van klagers klachten een bloedonderzoek laten uitvoeren. Meer heeft men daar eigenlijk niet gedaan. Dat bloedonderzoek heeft plaatsgevonden op 26 maart 2008. Aan klager zijn de uitslagen
van dat onderzoek medegedeeld en die bleken allemaal goed te zijn. Klager heeft echter nog steeds last van zijn arm, zijn been, zijn rug en zijn nek. Hij heeft in verband met die klachten inmiddels twee keer negen behandelingen van een fysiotherapeut
gehad. Die behandelingen waren echter niet voldoende om klagers klachten weg te nemen of te verminderen. Daarbij kwam nog dat de duur van die behandelingen eigenlijk steeds heeft kort was. Eigenlijk duurde een behandeling nooit langer dan een minuut of
vijftien. Na de behandeling was er bij klager steeds weer sprake van enige verlichting van de pijn, maar die verlichting was dan zo weer over. Klager voert nog steeds, inmiddels dagelijks, de hem door de therapeut opgedragen oefeningen uit. Klager is
echter van mening dat hij meer baat zou hebben bij de verstrekking van een aangepast kussen en matras. Momenteel heeft hij zelf, met behulp van extra lakens en handdoeken enige aanpassingen gedaan aan zijn matras. Klager zou graag in staat worden
gesteld om een eigen matras en kussen in te voeren. De directeur geeft ook daar geen toestemming voor. Daarnaast zou klager graag in de gelegenheid gesteld worden om Tijgerbalsem, Unicura-zeep en Sensodyne-tandpasta in te voeren. Ook dat wordt hem door
de directeur niet toegestaan. Inmiddels heeft klager al meer dan tien maanden gezondheidsproblemen. Hij vindt dat zijn klachten niet serieus genomen door de medische dienst. Hij wil een voor hem geschikte behandeling.

Namens de inrichtingsarts is het volgende standpunt ingenomen.
Klager heeft bij de medische dienst een aanvraag gedaan voor speciaal kussen. Aan de medisch adviseur is om een machtiging gevraagd voor de verstrekking van daarvan. Die aanvraag is afgewezen. Het klopt dat klager een rugafwijking heeft en dat er,
ondanks langdurige therapie, geen verbetering is opgetreden. Daarom heeft de medisch adviseur geen toestemming meer gegeven voor verdere fysiotherapiebehandelingen. Klager heeft nu sinds enige weken weer last van tintelingen aan (onder meer) de voet.
Naar aanleiding daarvan heeft klager op 6 oktober 2008 een CT-scan ondergaan en hij heeft op 15 oktober 2008 een consult gehad bij een neuroloog. Van dat consult bij de neuroloog heeft de medische dienst nog geen uitslag ontvangen.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt voorop dat zij klagers klacht zodanig verstaat dat klager bedoeld heeft dat hem geen – volgens hem in verband met zijn problemen noodzakelijk – aangepast kussen en matras heeft willen verstrekken. Voldoende aannemelijk is
geworden dat de medische dienst van het Detentiecentrum, overeenkomstig het geldende beleid, bij de medisch adviseur een machtiging heeft aangevraagd voor de verstrekking van een dergelijk kussen en matras, maar dat de medisch adviseur die machtiging
niet heeft verstrekt. Gelet daarop moet worden geoordeeld dat, het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien, het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Dat geldt
eveneens voor de beëindiging van de fysiotherapiebehandelingen, voor de uitvoering waarvan steeds weer een machtiging van de medisch adviseur is vereist. De medisch adviseur heeft die machtiging (uiteindelijk) niet meer gegeven. Het beroep zal derhalve
ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. M.F. van Brederode - Zwart en drs. J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 28 november 2008

secretaris voorzitter

Naar boven