Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/2052/GM, 28 november 2008, beroep
Uitspraakdatum:28-11-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/2052/GM

betreft: [klager] datum: 28 november 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan het Detentiecentrum Zeist,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 13 augustus 2008 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 24 oktober 2008, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn klaagster noch de inrichtingsarts verschenen. De beroepscommissie heeft vastgesteld dat klaagster op behoorlijke wijze was opgeroepen
voor
de zitting en dat de inrichtingsarts verbonden aan het Detentiecentrum Zeist schriftelijk heeft laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 16 juli 2008, betreft het niet dan wel onzorgvuldig verstrekken van de benodigde medicatie.

2. De standpunten van klaagster en de inrichtingsarts
Klaagster heeft haar klacht als volgt – schriftelijk en zakelijk weergegeven – toegelicht.
De medische dienst reageert niet op klachten van klaagster. Zo reageren zij niet op de klacht dat de medicatieverstrekking verkeerd is gelopen. Ook hebben zij geen actie ondernomen ten aanzien van een al voor klagers binnenkomst in de inrichting
gemaakte controleafspraak in verband met een eerdere neusoperatie. Klaagster is diabeet en heeft daarnaast last van artrose. In de eerste acht dagen van haar verblijf kreeg zij slechts één keer haar medicatie verstrekt terwijl zij er wel om heeft
gevraagd.

De inrichtingsarts heeft – schriftelijk en zakelijk weergegeven – het volgende standpunt ingenomen.
Klaagster is op 3 juli 2008 geplaatst in het Detentiecentrum Zeist. Zij heeft toen aangegeven te lijden aan diabetes en artroseklachten te hebben. Bij binnenkomst gebruikte zij Diclofenac en (zonodig) Tramadol. Op 1 augustus 2008 bleek dat de
verstrekking van Tramadol door de medische dienst niet goed was geregeld. Om die reden heeft klaagster onnodig lang moeten wachten op de medicatie. Niet is bekend waarom die Tramadol in die periode niet is verstrekt. Klaagster heeft daaromtrent
overigens tijdens het spreekuur geen melding gemaakt. Aan klaagster is bij binnenkomst wel direct Diclofenac verstrekt. Omdat klaagster die medicatie diverse malen heeft geweigerd, is er bij de verstrekking door de apotheek vervolgens een fout
gemaakt.

3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt allereerst dat klaagster niet kan worden ontvangen in haar beroep met betrekking tot de klacht inzake het niet meewerken bij een – eerder gemaakte – controleafspraak bij een medisch specialist. In beroep kunnen slechts die
klachten aan de orde komen, van welke bemiddeling is verzocht aan de medisch adviseur. Dat is ten aanzien van de hiervoor genoemde klacht niet het geval.

Met betrekking tot de medicatieverstrekking overweegt de beroepscommissie als volgt.
Uit het medisch dossier en uit de inlichtingen van de inrichtingsarts komt naar voren dat klaagster Diclofenac verstrekt kreeg en dat die verstrekking éénmalig niet is geschied. Als verklaring daarvoor is gegeven dat er bij de (inrichtings)apotheek
onduidelijkheid ten aanzien van de verstrekking was ontstaan doordat klaagster eerder (tenminste twee keer) de wel verstrekte medicatie had geweigerd. De beroepscommissie acht die verklaring helder en aannemelijk. Gelet daarop moet worden geoordeeld
dat
die eenmalige niet-verstrekking een misverstand is geweest, voor het ontstaan waarvan klaagster – door de weigeringen – aanleiding heeft gegeven. Die niet-verstrekking kan daarom niet aan de inrichtingsarts worden verweten.
Ten aanzien van de niet-verstrekking van Tramadol geldt dat uit op zich vast staat dat klaagster die medicatie voorgeschreven kreeg voor zover nodig. Uit het medisch dossier komt evenwel ook naar voren dat klaagster pas na het indienen van het verzoek
om bemiddeling bij de medische dienst heeft verzocht om verstrekking daarvan. Gelet daarop was er voor de inrichtingsarts toen (nog) geen aanleiding voor de daadwerkelijke verstrekking van dat middel.
De beroepscommissie is, het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien, van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal daarom ongegrond
worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond ten aanzien van de klachten met betrekking tot de medicatie verstrekking en verklaart klaagster voor het overige niet ontvankelijk in haar beroep.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. M.F. van Brederode - Zwart en drs. J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 28 november 2008

secretaris voorzitter

Naar boven