Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/40462/GA, 17 september 2024, beroep
Uitspraakdatum:17-09-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    24/40462/GA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    17 september 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen zijn overplaatsing van de locatie Esserheem te Veenhuizen naar de locatie Norgerhaven te Veenhuizen.

De beklagrechter bij de locatie Esserheem heeft op 23 april 2024 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (Eh-2024-43). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. M.A.M. Karsten, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de locatie Esserheem (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager is ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag. Hij heeft geen schriftelijke beslissing ontvangen en er is daarom geen termijn gestart waarbinnen de klacht moest worden ingediend. Overigens heeft klager welk degelijk tijdig beklag ingesteld. 

Klager wil worden teruggeplaatst naar de locatie Esserheem en verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

Standpunt van de directeur
In overeenstemming met het standpunt van de directeur heeft de beklagcommissie klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag. Mocht de beroepscommissie van oordeel zijn dat klager wel moet worden ontvangen in zijn beklag, dan geldt het volgende standpunt. 

Naar aanleiding van het aantreffen van contrabande op een afdeling naast de afdeling waar klager verbleef, bleek dat er op die afdeling sprake was van handel en distributie van contrabande. Daarbij was sprake van bedreiging en intimidatie tussen gedetineerden onderling. Op 9 januari 2024 wilde de directeur een gedetineerde hierover horen. Voordat dat gesprek kon plaatsvinden, hoorde de directeur klager in een buitenlandse taal luid spreken met de betreffende gedetineerde. De directeur heeft redenen om aan te nemen dat klager de medegedetineerde heeft geprobeerd te intimideren met zijn uitspraken. Klager was werkzaam als afdelingsreiniger en hij nam daarin niet de verantwoordelijkheden die van hem werden verwacht. Aan klager is te kennen gegeven dat er nadere gesprekken zouden worden gevoerd met andere gedetineerden op klagers afdeling. 

De directeur heeft klager kenbaar gemaakt redenen te hebben om aan te nemen dat hij – mede vanuit zijn rol als afdelingsreiniger – een rol heeft bij de problematiek rondom de handel en distributie van contrabande. De directeur had redenen om aan te nemen dat klager informatie doorspeelde van en naar medegedetineerden die een actieve rol hebben bij contrabande en van en naar medegedetineerden die ‘slachtoffers’ zijn in dit proces. Naar aanleiding hiervan is klager een ordemaatregel opgelegd, inhoudende drie dagen afzondering in eigen cel. Aan klager is te kennen gegeven dat hij geen contact meer mag hebben met medegedetineerden om verdere verstoring van de orde, rust en veiligheid te voorkomen. 

Uit nader onderzoek is gebleken dat klager een behoorlijke rol had bij de handel en distributie van contrabande op de afdeling waar hij verbleef. Uit gesprekken met medegedetineerden is gebleken dat klager medegedetineerden onder druk zette om contrabande voor hem te bewaren. Klager werd op de afdeling ervaren als een man die nadrukkelijk aanwezig was en met een enorm volume communiceert. Wanneer zaken niet gingen zoals hij dat wenste, werd hij nog luider en dan liet hij een zeer intimiderende houding zien. Op basis van het voorgaande is klager kenbaar gemaakt dat hij zal worden overgeplaatst naar de locatie Norgerhaven, in het kader van het handhaven van de orde, rust en veiligheid in de inrichting. 

 

3. De beoordeling
De ontvankelijkheid van klager in beklag
Op grond van artikel 61, vijfde lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) moet een klaagschrift uiterlijk op de zevende dag na die waarop de gedetineerde kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij zich wenst te beklagen worden ingediend. 

Uit de stukken blijkt dat klager op 12 januari 2024 is overgeplaatst van de locatie Esserheem naar de locatie Norgerhaven. Op die datum is de termijn voor het indienen van een klaagschrift gaan lopen. Klagers raadsman heeft op vrijdag 19 januari 2024 (binnen de termijn zoals bedoeld in artikel 61 van de Pbw) namens klager beklag ingediend bij de Dienst Individuele Zaken. Op maandag 22 januari 2024 heeft klagers raadsman hetzelfde klaagschrift ingediend bij de Commissie van Toezicht. 

Nu klagers klacht bij de verkeerde instantie, maar wel tijdig is ingediend, is de beroepscommissie van oordeel dat klager in zijn beklag moet worden ontvangen. Gelet hierop zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in zijn beklag. De beroepscommissie zal het beklag als eerste en enige instantie inhoudelijk beoordelen.

De inhoudelijke beoordeling van het beklag
Beoordelingskader
Uit artikel 3, eerste lid, van de Pbw volgt dat de (toenmalig) Minister voor Rechtsbescherming (hierna: de Minister) penitentiaire inrichtingen aanwijst en dat een inrichting kan zijn gevestigd op verschillende locaties binnen hetzelfde arrondissement. Op grond van artikel 16, tweede lid, van de Pbw wijst de directeur iedere gedetineerde een verblijfsruimte toe. Een overplaatsing van de locatie Esserheem naar de locatie Norgerhaven moet worden aangemerkt als een overplaatsing naar een andere locatie binnen dezelfde penitentiaire inrichting. De directeur is dus bevoegd om daartoe te beslissen.

Als de directeur beslist om een gedetineerde over te plaatsen naar een andere locatie binnen dezelfde penitentiaire inrichting, dan moet de directeur de gedetineerde horen, op grond van artikel 57, eerste lid, aanhef en onder l, van de Pbw, voordat hij deze beslissing neemt. Het horen kan volgens artikel 57, derde lid, van de Pbw achterwege blijven indien de vereiste spoed zich daartegen verzet of als de gemoedstoestand van de gedetineerde daaraan in de weg staat. 

Op grond van artikel 58, eerste lid, van de Pbw geeft de directeur de gedetineerde onverwijld een met redenen omklede, schriftelijke mededeling van de overplaatsingsbeslissing.

Overwegingen van de beroepscommissie
Klager heeft onweersproken gesteld dat hem geen schriftelijke mededeling is uitgereikt. Daarnaast is uit de stukken niet gebleken dat klager is gehoord voorafgaand aan het nemen van de beslissing. De directeur stelt slechts dat klager kenbaar is gemaakt dat hij zal worden overgeplaatst naar de locatie Norgerhaven. De directeur heeft niet te kennen gegeven dat sprake was van zodanige spoed dat horen niet mogelijk was of dat de gemoedstoestand van klager aan het horen in de weg stond. Van een geldige reden die een uitzondering op het essentiële recht om te worden gehoord rechtvaardigt, is dan ook niet gebleken.

In de reactie op het beroepschrift heeft de directeur toegelicht waarom klager is overgeplaatst. Op basis van die toelichting, zoals weergegeven onder het standpunt van de directeur, is de beroepscommissie van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat klager een rol heeft gehad bij de problematiek rondom contrabande in de inrichting en dat hij medegedetineerden onder druk heeft gezet. Gelet op de orde, rust en veiligheid in de locatie Esserheem, is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de directeur inhoudelijk gezien niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. 

Gelet op het voorgaande kleven aan de beslissing tot overplaatsing formele gebreken. Het beroep en beklag zullen (uitsluitend) om deze reden gegrond worden verklaard. De beroepscommissie ziet in de formele gebreken aanleiding om aan klager een tegemoetkoming vast te stellen. Zij zal deze vaststellen op €15,- (vergelijk RSJ 22 november 2023, 22/25318/GA). 

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €15,-.

 


Deze uitspraak is op 17 september 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. F. Sieders, voorzitter, mr. F.H.J. van Gaal en mr. M.F.A. van Pelt, leden, bijgestaan door mr. M. Olde Keizer, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven