Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/40870/GA, 16 augustus 2024, beroep
Uitspraakdatum:16-08-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    24/40870/GA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    16 augustus 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen zijn plaatsing op de crisisafdeling.

De beklagcommissie bij het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad heeft op 22 mei 2024 het beklag ongegrond verklaard (ZS-JA-2023-195 en ZS-JA-2023-211). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. A. van Wijk, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van het PPC van het JC Zaanstad (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager is plotseling op een crisisafdeling geplaatst, terwijl zijn gedrag noch zijn psychische gesteldheid een dergelijke plaatsing kunnen rechtvaardigen. Een crisisafdeling is niet passend en strookt niet met de voor hem afgegeven indicatiestelling. Uit de indicatiestelling die is afgegeven in de Penitentiaire Inrichting (PI) Arnhem blijkt dat klager niet op een crisisafdeling geplaatst zou moeten worden. In de rechtspraak van de beroepscommissie komt het belang van de indicatiestelling naar voren (RSJ 18 juni 2021, R-20/8628/GA). Klager wenst dat de indicatiestelling zoals afgegeven in de PI Arnhem wordt toegevoegd aan het dossier.

Klager ontkent het gedrag zoals dat door de directeur in zijn standpunt naar voren is gebracht.

Standpunt van de directeur
De beslissing is niet genomen op basis van de eerder voor klager afgegeven indicatiestelling. Hij is op basis van de indicatiestelling niet op een crisisafdeling geplaatst, maar op een afdeling met zorg-beveiligingszwaarte D/E. Het verblijf van klager op die afdeling was niet langer wenselijk door zijn gedrag, dat provocerend en manipulerend naar medepatiënten was. Daarbij kwam dat klager zelf om traumabehandeling had verzocht en de behandelcoördinator die dit op zich zou nemen, werkzaam was op de afdeling met de zorg-beveiligingszwaarte F. Bovendien kan het werken aan trauma ontregeling veroorzaken en werd om die reden de plaatsing nodig geacht. De kans op (wederom) een geweldsincident was niet te verwaarlozen. 



3. De beoordeling
Voor zover klager verzoekt om de indicatiestelling zoals afgegeven in de PI Arnhem toe te voegen aan het dossier, geldt dat de beroepscommissie van oordeel is dat stukken in het dossier voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af. 

Uit de stukken volgt dat klager een PPC-indicatie heeft en dat hij bij binnenkomst in het PPC van het JC Zaanstad op 20 september 2023 op de Berk 300 is geplaatst, een afdeling met een zorg-beveiligingszwaarte D/E. Later, op 3 november 2023, is klager naar de Appel 100 overgeplaatst, een afdeling met een zorg-beveiligingszwaarte F. 

Hoewel de beroepscommissie in RSJ 18 juni 2021, R-20/8628/GA, heeft overwogen dat de beslissing om een gedetineerde op de crisisafdeling te plaatsen niet onredelijk of onbillijk was omdat die beslissing was genomen op basis van de indicatiestelling, geldt dat de indicatiestelling niet de enige grond is op basis waarvan een dergelijke beslissing kan worden genomen. Wanneer een gedetineerde op een afdeling met een zorg-beveiligingszwaarte D/E verblijft, maar er aanleiding bestaat om hem op een crisisafdeling te plaatsen, dan kan de directeur daartoe beslissen (vergelijk RSJ 13 augustus 2021, R-20/7942/GA). 

De directeur is in dit geval door het behandelteam geadviseerd om klager op een crisisafdeling te plaatsen. De beroepscommissie heeft geoordeeld dat er ten aanzien van dat advies geen sprake was van medisch onzorgvuldig handelen (zie RSJ 3 juni 2024, 24/38332/GM). De beroepscommissie is evenals de beklagcommissie van oordeel dat de directeur voldoende heeft gemotiveerd dat het gedrag van klager en met name het behandelperspectief maakten dat klager op de crisisafdeling moest worden geplaatst.  

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur om klager op de crisisafdeling te plaatsen niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen met aanvulling van de gronden. 

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden. 

 


Deze uitspraak is op 16 augustus 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. J.M.C. Louwinger-Rijk, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en mr. F. Sieders, leden, bijgestaan door mr. M. Olde Keizer, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven