Nummer 24/39884/TA
Betreft [Klager]
Datum 7 augustus 2024
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
het hoofd van FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen (hierna: de instelling)
1. De procedure
[Klager] heeft beklag ingesteld tegen beslissing van 3 januari 2024, inhoudende de voortzetting van zijn verblijf op een afdeling voor intensieve zorg.
De beklagrechter bij de instelling heeft op 21 maart 2024 het beklag formeel en inhoudelijk gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van respectievelijk €17,50 en €187,50 (Me 2024-2). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.
Het hoofd van de instelling heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.
De beroepscommissie heeft […], jurist bij de instelling, klager en zijn raadsman mr. A.R. Ytsma gehoord op de digitale zitting van 27 juni 2024.
Als toehoorders waren aanwezig mr. J.M.M. van den Hoek, secretaris bij de RSJ, en mr. D. van der Sluis, lid van de Afdeling rechtspraak van de RSJ.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van het hoofd van de instelling
Klager heeft beklag ingesteld tegen de beslissing van 3 januari 2024 tot voortzetting van zijn verblijf op een unit voor zeer intensieve en specialistische zorg (hierna: ZISZ-unit). Het beroep is enkel gericht tegen de inhoudelijke gegrondverklaring van het beklag, waarbij aan klager een tegemoetkoming van €187,50 is toegekend. Het beklag is ten onrechte inhoudelijk gegrond verklaard. Er is ter zitting van de beklagrechter specifiek aangegeven dat de beslissing van 3 januari 2024 niet gestoeld was op een gebrek aan ruimte op de vervolgunit. Ook was het niet zo dat klager direct zou doorstromen naar unit Lauwers 2, dit is door zowel klagers regiebehandelaar van de ZISZ-unit als de regiebehandelaar van de doorstroomunit Dollard 1 uitvoerig met klager besproken. Ook waren er op 18 januari 2024 wel degelijk gewijzigde feiten en omstandigheden ten opzichte van de situatie op 3 januari 2024, daar klager in deze periode zijn signaleringsplan heeft opgesteld. Zowel ter zitting als in het oorspronkelijke verweer is aangegeven dat (vroeg)signalering een belangrijke voorwaarde was voor overplaatsing van de ZISZ-unit naar een reguliere unit.
De EVBG-commissie heeft op basis van de aanvraag die door de instelling is gedaan, beslist om klagers EVBG-status tot juli 2024 te verlengen om in deze periode te kunnen onderzoeken of een plaatsing op een reguliere unit kan worden gerealiseerd. Hierbij wordt geconcludeerd dat de redenen en het doel van het verblijf op een EVBG-afdeling voldoende zijn omschreven. De commissie is echter van oordeel dat een veel langer verblijf op de EVBG-afdeling niet nodig hoeft te zijn en adviseert daarom de status te verlenen tot juli 2024 om te onderzoeken of klager kan worden geplaatst op een reguliere afdeling.
In de mededeling zelf wordt gesproken over een overplaatsing die mogelijk in de komende weken kan plaatsvinden. Uit de dagrapportage van 9 januari 2024 volgt dat de regiebehandelaar aan klager heeft medegedeeld dat hij mogelijkerwijs in de volgende week geplaatst kan worden op unit Dollard 1.
De overgang van een ZISZ-unit naar een reguliere unit is over het algemeen een grote overgang voor verpleegden, vanwege de vermeerdering van de hoeveelheid verpleegden, de uitbreiding van vrijheden en activiteiten en de prikkels die dit met zich meebrengt. Alvorens een overplaatsing wordt overwogen dient een verpleegde langere tijd stabiel te functioneren. Men wil hierbij niet 'over een nacht ijs gaan' met het risico dat verpleegden worden overvraagd. Het enkele feit dat de instelling onderkent dat klager beter functioneerde op de ZISZ-unit wil daarmee niet direct zeggen dat de grondslag voor het verblijf op deze unit direct vervalt. Ook op de ZISZ-unit kan begonnen worden met het uitbreiden van vrijheden en het opvoeren van prikkels om zo de overplaatsing voor te bereiden. In klagers situatie wordt opgemerkt dat hij alleen gemotiveerd is voor behandeling als hij vooruitgang boekt en dat wanneer dit volgens hem niet snel genoeg gaat of niet op de manier waarop hij wil, hij direct weer terugvalt in oud (ongewenst) gedrag.
Er is in klagers geval geen sprake van een onredelijk lange verblijfsduur op de ZISZ-unit. Er heeft een gedegen afweging plaatsgevonden, waarbij er (ook) in de laatste weken van klagers verblijf op de ZISZ-unit nog stappen zijn genomen om de overgang naar de Dollard 1 voor te bereiden. Gelet op het voorgaande wordt verzocht om de beslissing van de beklagrechter te vernietigen en het beklag alsnog inhoudelijk ongegrond te verklaren.
Standpunt van klager
Er is geen sprake van een adequate weergave van de feiten. Klager is tot ongewenst vreemdeling verklaard. Hij is een vreemdeling in de tbs. Daarmee heeft hij een aparte status binnen de groep van tbs-gestelden. Het was duidelijk dat klager vanaf de ZISZ-unit over zou gaan naar Lauwers 2, omdat dit een afdeling voor ongewenst verklaarde vreemdelingen betreft. Dollard 1, waar klager vanaf de ZISZ-unit is geplaatst, is een instroomafdeling. Het is niet in het belang van de verpleegde als hij steeds intern wordt overgeplaatst. Dat er een tussenstap gemaakt moet worden in die zin dat klager eerst op Dollard 1 is geplaatst voordat hij op de afdeling voor ongewenst verklaarde vreemdelingen geplaatst zal worden, is een gegeven waarmee klager dient om te gaan. In december 2023 heeft er een verlengingszitting plaatsgevonden en toen was al duidelijk dat klager als tussenstap op Dollard 1 geplaatst zou worden alvorens hij naar Lauwers 2 over zou gaan. Vervolgens wordt de ZISZ-plaatsing verlengd, zonder dat klager daar weet van heeft. Nu pas worden er allerlei redenen aangevoerd waarom voortzetting van het verblijf op de ZISZ-afdeling nog noodzakelijk werd geacht. Uiteindelijk gaat het erom dat klager op de ZISZ-unit heeft moeten verblijven totdat er een plek voor hem op Dollard 1 beschikbaar was. Dit hoort niet. Bovendien is het signaleringsplan geen voorwaarde voor het verblijf op Dollard 1. De instelling had dit signaleringsplan al eerder kunnen opstellen. Het is onbegrijpelijk dat de instelling daar nog tien dagen voor nodig zou hebben. Ook blijkt niet uit de verlengingsbeslissing en het verlengingsadvies van de instelling dat het opstellen van een signaleringsplan een voorwaarde was voor overplaatsing naar een reguliere behandelafdeling. Op 9 januari 2024 heeft klagers regiebehandelaar hem bericht dat hij de daaropvolgende week geplaatst kon worden op Dollard 1. Voortzetting van klagers verblijf op de ZISZ-unit was niet nodig in afwachting van klagers plaatsing op Dollard 1. Het hoofd van de instelling heeft dan ook ten onrechte op 3 januari 2024 besloten om klagers verblijf op de ZISZ-unit voort te zetten. Verzocht wordt om de uitspraak van de beklagrechter te bevestigen.
3. De beoordeling
Uit de inlichtingen van het hoofd van de instelling en wat ter zitting is besproken, blijkt het volgende. Gelet op klagers voorgeschiedenis met agressie-incidenten is besloten om vanuit de structuur, begeleiding en beveiliging die het verblijf op de ZISZ-unit biedt stapsgewijs toe te werken naar de overplaatsing naar een reguliere afdeling door klager geleidelijk te laten wennen aan een toename van prikkels en het aantal contactmomenten met verschillende mensen. Tot die tijd en om te zorgen dat de overplaatsing op een verantwoorde wijze kon plaatsvinden werd het verblijf op de ZISZ-unit geïndiceerd geacht. Om die reden is op 3 januari 2024 besloten om het verblijf van klager op de ZISZ-unit voort te zetten. Uit de dagrapportage van 8 januari 2024 blijkt verder dat er zorgen waren over het gedrag van klager en het opgaan in de menigte op een doorstroomunit. Er werd een overplaatsing naar instroomunit Dollard 1 overwogen voor een zo snel mogelijke overgang, maar er diende ondertussen door klager geoefend te worden door halve uren naar bijvoorbeeld de minisport of de patio te gaan. Uit de dagrapportage van 9 januari 2024 volgt dat klager de komende weken met sociotherapie aan de slag diende te gaan met de overdracht voor de vervolgafdeling en het opstellen van een signaleringsplan, wat als handvat voor de vervolgafdeling diende. Het opstellen van het signaleringsplan vormde een belangrijke voorwaarde voor overplaatsing van de ZISZ-unit naar een reguliere afdeling. Klager heeft op 14 januari 2024 samen met zijn mentoren het signaleringsplan opgesteld.
Gelet op het voorgaande heeft het hoofd van de instelling naar het oordeel van de beroepscommissie in redelijkheid op 3 januari 2024 kunnen beslissen om klagers verblijf op de ZISZ-unit voort te zetten. Ook heeft dit verblijf op de ZISZ-unit in de gegeven omstandigheden niet onevenredig lang voortgeduurd. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter voor zover in beroep aan de orde vernietigen en het beklag alsnog inhoudelijk ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter voor zover in beroep aan de orde en verklaart het beklag alsnog inhoudelijk ongegrond.
Deze uitspraak is op 7 augustus 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. M.J.A.G. van Baal, voorzitter, M. Bakker MSc en mr. dr. B.J.M. Frederiks, leden, bijgestaan door mr. G.J.M. Ankersmit, secretaris.
secretaris voorzitter