Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/36639/GM, 23 augustus 2024, beroep
Uitspraakdatum:23-08-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/36639/GM
    
            
Betreft    [Klager]
Datum    23 augustus 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[Klager] (hierna: klager

 

1. De procedure
Klager heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de Penitentiaire Inrichtingen (PI) Almelo (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat hem niet de juiste medicatie (diazepam) wordt voorgeschreven voor zijn hernia.

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klager en de inrichtingsarts in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager heeft chronische pijn. Klager ontving in de PI allerlei medicatie, behalve de medicatie die hij buiten detentie kreeg: diazepam, 5 mg in de ochtend en 5 mg in de avond. Diazepam is aan klager voorgeschreven naar aanleiding van grondig medisch onderzoek. Dit staat ook beschreven in zijn medisch dossier. Diazepam zou geen pijnstiller zijn, maar deze medicatie verlicht zijn zenuwpijn en heeft dus effect bij klager. De reden dat klagers medicatie niet is verstrekt in de PI, is omdat deze medicatie verslavend zou zijn. De andere medicatie die hij in de PI wel heeft gekregen, is net zo verslavend en handelsgevoelig. Klager heeft in de PI slechte nachten en soms heeft hij zoveel pijn, dat hij niet kan lopen. Hij hoopt op verlichting van zijn pijn.

Standpunt van de inrichtingsarts
Klager heeft meerdere gesprekken gehad met het hoofd zorg en de inrichtingsarts over zijn klachten. Klagers situatie is ook regelmatig multidisciplinair besproken op de leefafdeling. Klager deed tijdens zijn detentie mee aan sportactiviteiten en kreeg van de fysiotherapeut oefeningen mee. Het hoofd zorg heeft contact opgenomen met de advocaat van klager, waarin aan de advocaat is meegedeeld dat er steeds wordt gezocht naar een pijnreducerend middel voor klager. Na het gesprek heeft de advocaat aangegeven in gesprek te gaan met klager. Diazepam is niet door de neuroloog of de huisarts voorgeschreven. Klager wil echter alleen diazepam. 

 

3. De beoordeling
Een hernia is over het algemeen moeilijk te behandelen. De met de hernia verband houdende (pijn)klachten kunnen vanzelf weer overgaan. Het is bij dit soort klachten van belang in beweging te blijven. 

De beroepscommissie beoordeelt het medisch handelen van de inrichtingsarts mede aan de hand van de richtlijnen die zijn opgesteld door het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG). 

Uit de NHG-Standaard Lumbosacraal radiculair syndroom (LRS), waarin richtlijnen voor diagnostiek en behandeling bij LRS worden beschreven, volgt niet dat in het kader van pijnbestrijding het verstrekken van diazepam is aangewezen. Niet is gebleken van een reden om in het geval van klager van dit uitgangspunt af te wijken en evenmin dat het gevolgde beleid (waaronder de inzet van fysiotherapie) niet afdoende was. 

Het handelen van de inrichtingsarts kan dan ook niet worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Penitentiaire beginselenwet. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 


Deze uitspraak is op 23 augustus 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. M.I. van den Baar-Vroon en drs. N.C.J.A.M. Kochx, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven