Nummer 24/42401/SGA
Betreft [verzoeker]
Datum 9 augustus 2024
Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van
[verzoeker] (hierna: verzoeker)
1. De procedure
De directeur van de Penitentiaire Inrichting Alphen te Alphen aan den Rijn (hierna: de directeur) heeft aan verzoeker een disciplinaire straf opgelegd van zeven dagen opsluiting in een strafcel, vanwege fysiek geweld naar medegedetineerden, ingaande op 5 augustus 2024 om 14:30 uur en eindigend op 12 augustus 2024 om 14:30 uur.
Verzoekers raadsman, mr. S.T. van Berge Henegouwen, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.
De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift (beklagkenmerk AR 2024/882).
2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.
Namens verzoeker is aangevoerd hij een medegedetineerde tegenkwam op zijn afdeling die bekend is met de reden dat hij gedetineerd zit. Dit heeft ertoe geleid dat verzoeker ernstig is mishandeld door de medegedetineerde. Na dit incident heeft een arts geconstateerd dat verzoeker een gebroken neus heeft. De directeur zet hem weg als de aanstichter van het geweldsincident, maar verzoeker handelde slechts uit zelfverdediging. Zijn raadsman stelt dat geen sprake is van een gedraging die de disciplinaire straf rechtvaardigt.
De voorzitter maakt uit het schriftelijk verslag van 5 augustus 2024 op dat het personeel die dag een doffe klap en geschreeuw hoorde vanaf een cel op verzoekers afdeling en dat zij eenmaal bij de cel aangekomen constateerde dat een gedetineerde bovenop verzoeker zat en hem hard in zijn gezicht sloeg. Hoewel de directeur in zijn reactie op het schorsingsverzoek stelt dat verzoeker en de medegedetineerde over en weer klappen hebben uitgedeeld en dat beiden verwondingen hebben opgelopen, vindt dat geen steun in de stukken. In het schriftelijk verslag wordt juist vermeld dat het personeel niet heeft waargenomen dat verzoeker heeft geslagen, maar uitsluitend dat hij de voornoemde gedetineerde aan zijn haren vast had. Daarentegen is wel gezien dat de gedetineerde bovenop verzoeker zat en hem hard in zijn gezicht sloeg.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de voorzitter bij deze stand van zaken niet aannemelijk geworden dat verzoeker een aandeel heeft gehad in het geweldsincident waarvoor de directeur hem de disciplinaire straf heeft opgelegd. De voorzitter voorzitter zal het verzoek daarom toewijzen.
3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.
Deze uitspraak is op 9 augustus 2024 gedaan door mr. C.N. Dijkstra, voorzitter, bijgestaan door mr. L. van der Linden, secretaris.
secretaris voorzitter