Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/38570/GV, 6 augustus 2024, beroep
Uitspraakdatum:06-08-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    24/38570/GV
    
            
Betreft    [klager]
Datum    6 augustus 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
De (toenmalig) Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 12 januari 2024 klagers verzoek om kortdurend re-integratieverlof afgewezen.

Klagers raadsman, mr. R. Malewicz, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De beoordeling
Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. De beroepscommissie is van oordeel dat de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. Zij wijst het verzoek daarom af.

In artikel 19, tweede en derde lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) is bepaald vanaf welk moment een gedetineerde voor kortdurend re integratieverlof verlof in aanmerking komt (op basis van de hoogte van de opgelegde straf, het gedeelte dat hij heeft ondergaan en het gedeelte dat hij nog moet ondergaan). Volgens het vierde lid kan worden afgeweken van het tweede en derde lid, op grond van zwaarwegende redenen die zien op de re-integratie van de gedetineerde.

De beroepscommissie is ambtshalve bekend met het gegeven dat de bevolkingsadministratie van een inrichting gegevens verwerkt die zij ontvangt van het Administratie- en Informatiecentrum voor de Executieketen en van de Centrale Voorziening voorwaardelijke invrijheidstelling. De ontvangen gegevens worden door medewerkers van de bevolkingsadministratie ingevoerd in het registratiesysteem van de inrichting en het registratiesysteem berekent vervolgens relevante data met betrekking tot de detentie (vergelijk RSJ                  15 januari 2024, 23/33856/GA). 

De beroepscommissie is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat verweerder in beginsel mag uitgaan van de informatie over de einddatum van klagers detentie die door de inrichting bij klagers verzoek om verlof wordt verstrekt. 

In dit geval heeft de inrichting op 12 januari 2024 bij verweerder kenbaar gemaakt dat 
bij het verzoek om verlof van 20 oktober 2023 een onjuiste datum van voorwaardelijke invrijheidstelling, en in het verlengde daarvan onjuiste data waarop klager in aanmerking zou kunnen komen voor kortdurend en langdurend re-integratieverlof, zijn berekend. Als gevolg daarvan zou het eerst mogelijke moment waarop klager in aanmerking zou kunnen komen voor kortdurend re-integratieverlof volgens de inrichting naar 13 augustus 2024 verschuiven. In het licht daarvan is er vanuit de inrichting negatief geadviseerd ten aanzien van klagers verzoek en heeft verweerder klagers verzoek afgewezen. 

Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat verweerder – ten tijde van de bestreden beslissing – redelijkerwijs heeft mogen aannemen dat klager nog niet voor kortdurend re-integratieverlof in aanmerking kwam. Van zwaarwegende redenen, zoals bedoeld in artikel 19, vierde lid, van de Regeling, is naar het oordeel van de beroepscommissie geen sprake. De beroepscommissie beoordeelt het bezoeken van zijn gezin op de verjaardag van zijn dochter niet als zodanig zwaarwegend. 

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren. 

Voor zover klager in beroep verzoekt om de bestreden beslissing ‘tijdelijk te pauzeren totdat er meer duidelijkheid bestaat’ over – kort gezegd – de einddatum van zijn detentie en daarmee de datum waarop hij in aanmerking zou kunnen komen voor kortdurend re-integratieverlof, geldt dat dit niet mogelijk is. Het staat klager vrij om een nieuw verzoek om kortdurend re-integratieverlof in te dienen. 

 

3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 


Deze uitspraak is op 6 augustus 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. G.C. Bos, voorzitter, mr. A.B. Baumgarten en F. van Dekken, leden, bijgestaan door mr. M. Olde Keizer, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter