Nummer 24/42239/SGA
Betreft [verzoeker]
Datum 2 augustus 2024
Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van
[verzoeker] (hierna: verzoeker)
1. De procedure
De directeur van de Penitentiaire Inrichting Achterhoek te Zutphen (hierna: de directeur) heeft aan verzoeker een disciplinaire straf opgelegd van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, vanwege het weigeren van de afname van een urinecontrole, ingaande op 30 juli 2024 om 10.05 uur en eindigend op 4 augustus 2024 om 10.05 uur.
Verzoekers raadsman, mr. K.H.T. van Gijssel, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.
De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek, van het klaagschrift (OH-20240420) en van de nadere reactie van 1 augustus 2024 van verzoekers raadsman.
2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.
Uit de schriftelijke reactie van de directeur, waaronder het schriftelijk verslag van 29 juli 2024, komt naar voren dat aan verzoeker een disciplinaire straf is opgelegd, vanwege het weigeren mee te werken aan de afname van een urinecontrole. Namens verzoeker wordt in het klaagschrift ontkend dat hij een urinecontrole heeft geweigerd. Verzoeker kon zijn plas niet langer ophouden, omdat hij (te) lang moest wachten om zijn urine af te staan. Om die reden is hij naar het toilet gegaan. Verzoeker was wel bereid om de urinecontrole alsnog op een later moment af te staan. De directeur heeft aangevoerd dat verzoeker op 29 juli 2024 tussen 07.30 uur en 11.30 uur in de gelegenheid is gesteld om urine af te staan voor de urinecontrole. Verzoeker belde echter pas rond 09.00 uur naar het personeel voor de afname van een urinecontrole. Vervolgens hadden het opstarten van de lucht en twee calamiteiten prioriteit boven de afname van verzoekers urinecontrole, aldus de directeur. Uiteindelijk is verzoeker rond 11.30 opnieuw in de gelegenheid gesteld om urine af te staan, maar hij gaf aan dat hij dit niet kon.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is uit de stukken voldoende aannemelijk geworden dat niet is voldaan aan het bepaalde in artikel 3, vierde lid, van de Regeling Urinecontrole penitentiaire inrichtingen (hierna: de Regeling) ¨Indien de gedetineerde niet direct tot afgifte van de urine in staat is, wordt hij gedurende een periode van vier uur alsnog in de gelegenheid gesteld onder direct visueel toezicht urine af te staan. De gedetineerde verblijft gedurende deze periode bij voorkeur in een ruimte waarin geen mogelijkheden aanwezig zijn de resultaten van de analyse te beïnvloeden¨. De voorzitter overweegt hiertoe dat uit de stukken volgt dat verzoeker vanwege personele omstandigheden - die verzoeker niet tegengeworpen kunnen worden, zie bijvoorbeeld RSJ R-18/2341/GA, 19 februari 2019 - zijn urine niet langer kon ophouden en naar het toilet is gegaan. Hierna is verzoeker niet alsnog vier uur in de gelegenheid gesteld om onder direct visueel toezicht urine af te staan. Indien de gedetineerde na het verstrijken van de in artikel 3, vierde lid, van de Regeling gestelde termijn van vier uur nog geen urine heeft afgestaan, wordt dit gelijk gesteld met een weigering medewerking te verlenen aan de urinecontrole (artikel 8, tweede lid, van de Regeling) Gelet op het voorgaande heeft de directeur, naar het voorlopig oordeel van de voorzitter, ten onrechte een disciplinaire straf aan verzoeker opgelegd voor het weigeren van een urinecontrole. Gelet daarop is de bestreden beslissing in strijd met de wet genomen. De voorzitter zal het verzoek toewijzen.
3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.
Deze uitspraak is op 2 augustus 2024 gedaan door mr. M.J. Vos, voorzitter, bijgestaan door J.A. van der Veen, secretaris.
secretaris voorzitter