Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/38680/GA, 7 augustus 2024, beroep
Uitspraakdatum:07-08-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Bezoek  v

Nummer    24/38680/GA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    7 augustus 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

1. De procedure


Klager heeft beklag ingesteld tegen de beslissing van 16 november 2023 om zijn partner de toegang tot de inrichting te ontzeggen voor de duur van drie maanden. 

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Arnhem heeft op 26 januari 2024 het beklag ongegrond verklaard (A-2023-733). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. A.M. van Wingerden, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de PI Arnhem (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Tijdens een drugscontrole op 14 november 2023 is de narcoticahond aangeslagen en naast klagers partner gaan zitten. Zij is daarop gefouilleerd, maar daarbij zijn geen verdovende middelen of andere contrabande aangetroffen. Vervolgens is klagers partner aangehouden en naar het politiebureau overgebracht. Aldaar is zij onderworpen aan een visitatie. Tijdens deze visitatie zijn wederom geen verdovende middelen of andere contrabande gevonden. Klager concludeert dat zijn partner geen verdovende middelen bij zich had, anders zouden deze zijn gevonden tijdens de fouillering of visitatie. Anders dan de directeur in zijn verweerschrift, stelt klager dat zijn partner het politiebureau zonder geldboete heeft verlaten. 

Klager stelt dat hij nog wel kan begrijpen dat zijn partner op 14 november 2023 de toegang tot de PI is geweigerd; de narcoticahond was immers op haar aangeslagen. Hij vindt het echter onbegrijpelijk dat zijn partner hem vervolgens drie maanden niet heeft mogen bezoeken, aangezien er geen contrabande bij haar is gevonden. Daardoor kan niet worden gesteld dat zijn partner een gevaar vormt voor de orde, rust en veiligheid in de inrichting. Klager meent dat de beslissing van 16 november 2023 niet redelijk en proportioneel is. Klager verzoekt om hem te compenseren. 

Standpunt van de directeur
Op 14 november 2023 gaf de narcoticahond bij een routinecontrole een duidelijke melding bij klagers partner (specifiek rond haar schaamstreek). Op dat moment heeft de directeur het bezoek geweigerd; een bezoeker die drugs meeneemt in de inrichting vormt immers een risico voor de orde, rust en veiligheid. De bezoekontzegging voor de duur van drie maanden heeft de directeur onder meer gebaseerd op de informatie afkomstig van de politie. Wat er op het politiebureau verder met een zaak gebeurt, valt niet onder de verantwoordelijkheid van de inrichting. Voor het overige verwijst de directeur naar zijn bij de beklagcommissie ingediende verweerschrift van 23 januari 2024, alsmede zijn mondelinge reactie op de beklagzitting. 

 

3. De beoordeling
Op 16 november 2023 is aan klagers partner de toegang tot de inrichting ontzegd voor de duur van drie maanden. Aanleiding voor de ontzegging van het bezoek was het gegeven dat voorafgaand aan het bezoek op 14 november 2023, tijdens een routinecontrole van bezoekers, de narcoticahond aansloeg nabij de schaamstreek van klagers partner.

Op grond van artikel 38, derde lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) kan de directeur de toelating tot de gedetineerde van een bepaald persoon of van bepaalde personen weigeren, indien dit noodzakelijk is met het oog op een belang als bedoeld in artikel 36, vierde lid, van de Pbw, in dit geval de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting. 

De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot een bezoekontzegging voor de duur van drie maanden. Vooropgesteld moet worden dat drugs de orde en de veiligheid in de inrichting in gevaar brengen. Daarom probeert de directeur het invoeren van drugs via bijvoorbeeld het bezoek tegen te gaan. De ervaring leert dat contrabande soms op plekken in of op het lichaam wordt verstopt die moeilijk te onderzoeken zijn. De directeur heeft dan ook acht mogen slaan op het feit dat de narcoticahond aansloeg bij de schaamstreek van klagers partner, op de weigering van de partner mee te werken aan een inwendig onderzoek op het politiebureau en op de informatie van de politie dat klagers partner vaker in verband is gebracht met het overtreden van de Opiumwet (en de Wet wapens en munitie). 
Die omstandigheden bijeen genomen, maken dat de directeur in redelijkheid tot de opgelegde bezoekontzegging heeft kunnen komen. De omstandigheid dat er geen drugs zijn aangetroffen, doet hieraan in dit geval niet af. Dat klagers partner door de politie – die een eigen afweging maakt bij de prioritering en afhandeling van zaken – mogelijk zonder boete is heengezonden, mag zo zijn maar maakt niet dat de bezoekontzegging disproportioneel is.

Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat de beklagcommissie het beklag terecht ongegrond heeft verklaard. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met aanvulling van de gronden. 

 


Deze uitspraak is op 7 augustus 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. J.T.W. van Ravenstein, voorzitter, mr. A. van Holten en mr. S.C.M. Wouda-van Velzen, leden, bijgestaan door mr. S.J.S. Uiterweerd, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven