Nummer 23/32434/GA
Betreft klager
Datum 1 november 2024
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van klager (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen een ordemaatregel van beperking van bellen tot tien minuten per week, voor de duur van veertien dagen, vanwege een vermoeden van voortgezet crimineel handelen tijdens detentie, ingaande op 1 februari 2023.
De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Sittard heeft op 23 februari 2023 het beklag ongegrond verklaard (G-2023-65). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.
Klagers raadsman, mr. M.M.J.P. Penners, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de PI Sittard (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager persisteert bij de inhoud van het klaagschrift en de aanvulling daarop. Hij vult aan dat de inrichtingsdirecteur onvoldoende heeft onderbouwd waarom het telefoneren relevant zou zijn bij het onderzoek naar voortgezet crimineel handelen binnen detentie, alsmede wat het verband is tussen het telefoneren en de aangifte van oplichting. Het telefonisch contact is enkel met de buitenwereld en klager vindt het onbegrijpelijk dat dit contact nu wordt beperkt naar aanleiding van de aangifte.
Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.
Standpunt van de directeur
De directeur heeft zijn standpunt in beroep niet nader toegelicht.
3. De beoordeling
Aan klager is een ordemaatregel opgelegd omdat de directeur naar aanleiding van een aangifte van oplichting wilde onderzoeken of er bij klager sprake is van voortgezet crimineel handelen vanuit detentie. De ordemaatregel houdt in dat klager wordt beperkt tot tien belminuten per week.
Op grond van artikel 23, eerste lid, onder a, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) kan de directeur aan een gedetineerde een ordemaatregel opleggen inhoudende uitsluiting van deelname aan één of meer activiteiten, indien dat noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting dan wel van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming.
Op grond van artikel 39, derde lid, van de Pbw kan de directeur de gelegenheid tot het voeren van een bepaald telefoongesprek of bepaalde telefoongesprekken weigeren of een telefoongesprek binnen de daarvoor bestemde tijd beëindigen, indien dit noodzakelijk is met het oog op een belang als bedoeld in artikel 36, vierde lid, van de Pbw, waaronder de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting en de voorkoming of opsporing van strafbare feiten.
De beroepscommissie merkt ambtshalve op dat de directeur gebruik heeft gemaakt van het format voor ordemaatregelen. Belcontact valt, gelet op artikel 23 van de Pbw te lezen in samenhang met artikel 1 onder q en hoofdstuk VIII van de Pbw, niet onder de activiteiten waarin een gedetineerde middels een ordemaatregel kan worden beperkt. Als de directeur een gedetineerde – bijvoorbeeld om strafbare feiten op te sporen of om een slachtoffer te beschermen – in zijn belcontact wil beperken, dan zal hij een beslissing (niet zijnde een ordemaatregel) moeten nemen op grond van artikel 39 van de Pbw en duidelijk moeten motiveren welk van de belangen als omschreven in artikel 36, vierde lid, van de Pbw in het geding is/zijn. De beroepscommissie gaat er in onderhavig geval van uit dat de directeur abusievelijk gebruik heeft gemaakt van het format voor ordemaatregelen. In de schriftelijke mededeling heeft de directeur naar artikel 39 van de Pbw verwezen en daarmee is de beroepscommissie van oordeel dat de directeur ‘de fout’ voldoende heeft hersteld.
Inhoudelijk gezien kan de beroepscommissie de afwegingen van de directeur volgen. Klager wordt verdacht van de oplichting van een medegedetineerde tijdens zijn detentie. Deze medegedetineerde heeft daarvan aangifte gedaan. Om te onderzoeken of klager zich (via de afdelingstelefoon) schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten (één van de belangen omschreven in artikel 36, vierde lid, van de Pbw), vindt de directeur het nodig de telefoongesprekken van klager uit te luisteren. Dat is niet goed mogelijk als klager veelvuldig en langdurig blijft telefoneren, aldus de directeur.
Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagrechter bevestigen met aanvulling van de gronden.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.
Deze uitspraak is op 1 november 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, mr. A.B. Baumgarten en mr. J.T.W. van Ravenstein, leden, bijgestaan door mr. L. Veerkamp, secretaris.
secretaris voorzitter