Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/41585/GV, 26 juli 2024, beroep
Uitspraakdatum:26-07-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    24/41585/GV
    
            
Betreft    [klager]
Datum    26 juli 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
De (toenmalig) Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 1 juli 2024 klagers verzoek om strafonderbreking afgewezen.

Klagers raadsman, mr. M. de Reus, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klagers partner lijdt aan acute leukemie en haar medische toestand verslechtert. Zij krijgt intensieve chemotherapie. Klager heeft met zijn partner twee kinderen, van 0 en 1 jaar oud, die aanvankelijk tijdelijk werden opgevangen door de schoonouders van klager. Inmiddels verblijft één van de kinderen bij klagers moeder, met als gevolg dat de kinderen van elkaar zijn gescheiden. Klager ervaart dit als zeer ingrijpend.

Dat klagers partner ernstig ziek is, wordt niet betwist en volgt ook uit het advies van de medisch adviseur. De noodzaak voor klagers aanwezigheid wordt echter niet gezien, omdat klagers partner verzorgd wordt in het ziekenhuis en de kinderen worden opgevangen door familie. Ook gedurende het verblijf in het ziekenhuis kan klager echter zijn partner verzorgen. Daarnaast zal klagers partner in ieder geval op enig moment ook thuis de verzorging van klager nodig hebben. Daarnaast hebben klagers kinderen hem nodig. Uit de omstandigheid dat de kinderen inmiddels gescheiden zijn ondergebracht volgt dat klagers familie de kinderen niet op een wenselijke wijze kan opvangen. 

Van risico’s is geen sprake. De reclassering schat het risico op het zich onttrekken aan de voorwaarden in als laag en klager is first offender. De politie heeft positief geadviseerd over het verlofadres. Tot slot heeft ook de directeur positief geadviseerd. 

Klager verzoekt om het beroep mondeling te mogen toelichten.

Standpunt van verweerder
Verweerder begrijpt dat de situatie schrijnend is. Klagers partner is zeer jong en heeft een heftige diagnose gekregen. Er zijn zeer kleine kinderen in het spel en een prille zwangerschap moest worden afgebroken. Een partner in detentie is dan verre van ideaal. Dit rechtvaardigt echter niet het verlenen van strafonderbreking.

De medisch adviseur heeft strafonderbreking op medische gronden niet geïndiceerd geacht. De zorg voor klagers partner wordt geleverd nu zij is opgenomen in het ziekenhuis. Dit zal voorlopig zo blijven. De kinderen worden opgevangen door familie. Klager stelt dat zijn ouders de zorg voor de kinderen niet kunnen dragen wegens medische beperkingen. Om dit aan te kunnen tonen is ook advies van de medisch adviseur nodig. De ouders hebben echter geen toestemming verleend om medische informatie in te kunnen winnen. 

Nu verweerder de ernst van de situatie wel inziet, en de wens van klager begrijpt om bij belangrijke afspraken te zijn en zijn gezin daarbij te ondersteunen, is op 10 juli 2024 beslist om aan klager maximaal vier incidentele verloven per maand toe te kennen voor de komende periode.

 

3. De beoordeling
Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.

Klager is sinds 12 februari 2024 (opnieuw) gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van vier jaar en acht maanden met aftrek, wegens handelen in strijd met de Opiumwet. De datum waarop klager (voorwaardelijk) in vrijheid wordt gesteld, is momenteel bepaald op 26 augustus 2026.

In artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) staat dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Op grond van artikel 36 van de Regeling kan, voor zover in dit geval relevant, strafonderbreking worden verleend voor verzorging van een ernstig zieke levenspartner.

Klager heeft verzocht om strafonderbreking voor de duur van drie maanden, omdat zijn partner ernstig ziek is. Hij zou haar willen verzorgen en zou de zorg voor hun twee jonge kinderen op zich willen nemen. 

Onbetwist staat vast dat klagers partner ernstig ziek is en dat sprake is van een schrijnende situatie. De beroepscommissie begrijpt klagers wens om zijn partner te ondersteunen en om de zorg voor de kinderen te willen dragen. 

De medisch adviseur heeft op 21 juni 2024 een strafonderbreking op medische gronden echter niet geïndiceerd geacht. Daartoe overweegt hij dat klagers partner in het ziekenhuis een intensief traject met chemotherapie zal moeten ondergaan. De zorg voor haar is gedurende die periode geregeld, nu zij zal worden opgenomen. Ook de zorg voor de kinderen is geregeld. Zij worden opgevangen door familie, zodat klager ook die zorg niet hoeft te leveren. De medisch adviseur acht regelmatig omgekeerd bezoek wel geïndiceerd, gelet op de impact van de situatie op klager en zijn partner.

Gelet op het advies van de medisch adviseur is de beroepscommissie van oordeel dat de aanwezigheid van klager voor de verzorging van zijn partner niet noodzakelijk is, zodat het niet in de rede ligt om aan klager strafonderbreking voor de duur van drie maanden te verlenen. Voor zover klager stelt dat zijn partner tussen de behandelingen door in ieder geval gedurende een week thuis zal zijn, en dan zijn verzorging nodig heeft, overweegt de beroepscommissie dat aan klager op 16 juli 2024 strafonderbreking is verleend voor de duur van zeven dagen om thuis bij zijn partner te kunnen zijn. Aan dit verzoek wordt dan ook tegemoetgekomen.

Ten aanzien van de verzorging van de kinderen, stelt klager dat zowel zijn ouders als de ouders van zijn partner deze zorg niet kunnen leveren, onder meer vanwege medische beperkingen. Dit is echter niet onderbouwd (met stukken). De ouders hebben ook geen toestemming verleend om medische informatie op te vragen, zodat de medisch adviseur hierover geen advies heeft kunnen uitbrengen. Daarnaast is naar het oordeel van de beroepscommissie onvoldoende geconcretiseerd en onderbouwd dat er voor de verzorging van de kinderen geen beroep kan worden gedaan op andere familieleden. Uit de bestreden beslissing maakt de beroepscommissie op dat klagers partner een grote familie heeft en dat klager in ieder geval nog een broer heeft. Ook is het niet aannemelijk geworden wat het verlenen van strafonderbreking op langere termijn kan veranderen, nu klagers partner dan nog steeds behandeld zal worden en de kinderen dan opnieuw zullen moeten worden opgevangen.

Tot slot blijkt uit de stukken dat aan klager maximaal vier keer per maand incidenteel verlof is verleend, zodat hij aanwezig kan zijn bij mogelijke afspraken en bij zijn gezin. Gelet op al het voorgaande, is het de beroepscommissie niet gebleken dat deze incidentele verloven op dit moment niet volstaan.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep dan ook ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 


Deze uitspraak is op 26 juli 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. G.C. Bos, voorzitter, mr. A.B. Baumgarten en F. van Dekken, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven