Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/39090/TB, 26 juli 2024, beroep
Uitspraakdatum:26-07-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    24/39090/TB
    
            
Betreft    [klager]
Datum    26 juli 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
Naar aanleiding van een herbeoordeling, heeft de (toenmalige) Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) op 16 februari 2024 beslist klager te plaatsen in de voorziening voor langdurige forensisch psychiatrische zorg (LFPZ voorziening) van de FPC Pompestichting te Nijmegen (hierna: de Pompestichting) met een laag beveiligingsniveau, wat moet worden begrepen als een beslissing tot voortzetting van klagers verblijf in die voorziening.

Klagers raadsman, mr. A.R. Ytsma, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en namens verweerder […] gehoord op de digitale zitting van 19 juli 2024.
[…] was van de zijde van verweerder als toehoorder aanwezig. Tevens was mr. J.M.M. van de Hoek, secretaris bij de RSJ, als toehoorder aanwezig.

Na zitting door partijen ingebrachte stukken zijn op 19 en 26 juli 2024 over en weer ter kennisneming van partijen nagezonden.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager maakt een positieve ontwikkeling door. Ten behoeve van hem is in juli 2023 een machtiging begeleid verlof verleend. Klager is gemotiveerd voor verlof, heeft perspectief en voelt zich serieus genomen door het vertrouwen dat hem geboden wordt. Volgens de Pompestichting komt dit de samenwerking met het behandelteam ten goede en leidt dit tot een rustiger gedragsbeeld. De verloven zijn in november 2023 gestart en verlopen goed volgens klager. Zoals afgesproken in de zorgconferentie van februari 2023 zal bij een probleemloos verloop van de  begeleide verloven na een jaar een evaluatie plaatsvinden en worden gekeken naar de doorstroommogelijkheden. Nu is nog niet duidelijk welke dat zijn. Klager denkt zelf aan een resocialisatieafdeling. Om en nabij november 2024 zullen daarom  de verloven worden geëvalueerd. Gelet op de positieve ontwikkelingen en de onzekere situatie het komende jaar, moet de voortzetting van de LFPZ-plaatsing beperkt worden tot een jaar om dan te bezien wat de doorstroommogelijkheden zijn. Het is van belang dat de vaart erin wordt gehouden. Een voorzettingsbeslissing met een termijn van twee jaar is in het licht van de afgesproken evaluatietermijn van verlof en doorstroommogelijkheden niet passend, omdat de instelling daardoor te langzaam zal toewerken naar een uitstroommogelijkheid voor klager. Bij een voorzetting van het LFPZ-verblijf van een jaar, kan daarna getoetst worden of dat verblijf opnieuw verlengd moet worden en dat kan dan in de pas lopen met de verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) als dat nodig mocht zijn. De tbs is bij beslissing van de meervoudige kamer in de rechtbank Noord-Nederland van 5 juli 2024 verlengd voor de duur van twee jaar. Tegen deze beslissing heeft klager hoger beroep  ingesteld.
 
Namens verweerder wordt op de zitting van de beroepscommissie een heel ander en negatief beeld van klager bij de Pompestichting naar voren gebracht dan het positieve beeld dat door de instelling blijkens de verlengingsbeslissing en het proces-verbaal daarvan tijdens de verlengingszitting is geschetst, te weten dat het nu wel goed gaat. De door verweerder voorgelezen toelichting van de Pompestichting – die klagers raadsman niet op voorhand mocht ontvangen waardoor hij deze niet met klager heeft kunnen bespreken – is malicieus en doet beslist geen recht aan klagers persoon en de positieve ontwikkeling die hij doormaakt. Het is volkomen begrijpelijk dat klager daardoor geraakt wordt. Zo creëert de instelling geen vertrouwen en zelfvertrouwen bij een patiënt. 

Standpunt van verweerder
Hoewel de afgelopen periode er langzaam rust lijkt te ontstaan, volgt uit de hertoets van de Pompestichting van 28 december 2023 dat bij klager de persoonlijkheidsproblematiek en de delict gerelateerde factoren in de kern onveranderd blijven. Klager blijft een man met een antisociale inslag die sociaal zeer onhandig is in contact en van daaruit ongewenst gedrag kan vertonen. Het ontbreekt klager aan inzicht in de dynamiek en de onwenselijkheid daarvan. Ondanks dat de kernproblematiek nog steeds aanwezig is, lijkt de samenwerking met klager door de huidige setting geleidelijk te ontwikkelen. In de zorgconferentie begin februari 2023 heeft overleg plaatsgevonden over het onderzoeken van de opbouw van vrijheden en verloven vanuit de LFPZ en het perspectief. Geconcludeerd werd dat de LFPZ nog het best passend is en vanuit de LFPZ gewerkt kan worden aan de samenwerkingsrelatie en het opbouwen van verlof. Een mogelijke doorstroom zou in de toekomst eventueel tot de mogelijkheden behoren na het praktiseren van verlof vanuit de LFPZ. Benadrukt is dat een onderzoek naar de (on)mogelijkheden voor doorstroom naar bijvoorbeeld de longcare minstens 2,5 jaar zal duren.
Vervolgens is het beveiligingsniveau in maart 2023 afgeschaald naar laag en eind juli 2023 begeleid verlof aangevraagd. Er is in de procedure van verlof tot aan het eerste verlof veel ruis ontstaan rond klager. Hij werd in verband gebracht met middelengebruik, handel daarin en computermisbruik. Volgens de Pompestichting viel niet uit te sluiten dat klager angst had om voor het eerst naar buiten te gaan. Twee kortdurende verloven in de regio van de Pompestichting zijn volgens verlofplan verlopen. 
Klager heeft zich verder de afgelopen periode ook meerdere malen niet aan afspraken gehouden of grensoverschrijdend gedrag vertoond. Zo heeft hij een medewerkster achtervolgd in zijn rolstoel waarbij hij haar fysiek de doorgang heeft belemmerd en zich niet liet begrenzen. In december 2023 zat klager ongepast aan de haren van een medewerkster. Ook heeft hij de polsen van een medewerkster op tafel gedrukt om haar te helpen stoppen met nagelbijten. 

In de hertoets benadrukt de Pompestichting dat het onderzoeken van de (on)mogelijkheden tot het toekomstperspectief van klager lang gaat duren. De eerste stap is middels begeleid verlof aangevangen en stap voor stap zal worden bezien hoe dit verloopt. Het is niet de verwachting dat er binnen een jaar zicht komt op doorstroom, waarbij het vormgeven van een nieuwe behandeling niet passend wordt geacht, omdat dit te veel van klager zal vragen met destabilisatie tot gevolg. Het is dan ook belangrijk dat de vervolgstappen gefaseerd en stapsgewijs vanuit de LFPZ vorm krijgen, om welke reden de Pompestichting adviseert tot het voortzetten van de LFPZ-plaatsing met de reguliere periode van twee jaar.

Ook de Landelijke Adviescommissie Plaatsing Langdurige Forensisch Psychiatrische Zorg (hierna: LAP) adviseert tot het voortzetten van de LFPZ-plaatsing met de reguliere periode van twee jaar wegens het ontbreken van een uitstroomtraject. De LAP geeft aan dat klager in de veronderstelling is dat hij zal worden uitgeplaatst als zijn verlof een jaar goed verloopt, maar dat dit niet in de stukken is terug te lezen. In de hertoets staat wel dat bij goed verloop van het verlof de mogelijkheden voor uitstroom worden onderzocht. De LAP kan zich daarin vinden en gaat ervan uit dat de Pompestichting een verzoek tot opheffing van de LFPZ-status zal indienen als er daadwerkelijk zicht is op een uitstroommogelijkheid voor klager.

Op de zitting is namens verweerder geciteerd uit de brief van 17 juli 2024 van de Pompestichting waarin wordt vermeld dat het in de hertoets beschreven toestandsbeeld van klager onveranderd is. Klager heeft een rigide denkwijze waarin hij zich niet laat sturen. Hij zegt bijvoorbeeld verloven af bij bepaalde begeleiders of tijdstippen en heeft ook duidelijke voorkeur wat betreft zijn mentoren. 
Er worden nu geen uitstroommogelijkheden voor klager gezien. Er is een bepaalde mate van samenwerking maar ook is sprake van dreigementen, schelden en het creëren van een negatieve sfeer op de afdeling. Daarnaast wordt klager geregeld verdacht van  handel in drugs en het pesten, treiteren en bedreigen van medebewoners op het terrein. Een eventuele uitstroom van klager op de lange termijn moet in kleine stapjes vorm worden gegeven. Een reguliere resocialisatie afdeling zal klager direct overvragen met destabilisatie en een verhoogd risico op gewelddadig gedrag als gevolg. Klager zal langdurig afhankelijk zijn van externe structuur en begeleiding met voldoende toezicht en controle binnen een beveiligde setting. Vooralsnog blijft de toekomst gericht op klagers verblijf in de LFPZ met de focus op een optimale kwaliteit van leven, het verstevigen van de samenwerking, het bestendigen van een stabiel en incidentvrij functioneren en het verder uitbreiden van zijn verlofkader.

Verweerder deelt niet klagers visie op de noodzaak van voorzetting van het LFPZ-verblijf met een in plaats van twee jaar in het licht van de door de Pompestichting en de LAP gegeven adviezen. De evaluatie van de verloven zal na een jaar van verlofverlening plaatsvinden en is niet afhankelijk van de duur waarmee klagers verblijf in de LFPZ-voorziening is verlengd.

 

3. De beoordeling
Klagers situatie
Aan klager is bij onherroepelijk geworden uitspraak tbs met bevel tot verpleging van overheidswege opgelegd. Klagers tbs is op 26 april 2005 aangevangen.

Klager verblijft sinds 12 februari 2019 in een LFPZ-voorziening van de Pompestichting. 

Het beoordelingskader
In paragraaf 4 van het Beleidskader langdurige forensisch psychiatrische zorg, in werking getreden op 1 januari 2019, is bepaald dat door middel van een periodieke toets door de LAP wordt beoordeeld of voortzetting van de plaatsing in een LFPZ-voorziening nog noodzakelijk is. Bij deze toets is het van belang de behandelingsvatbaarheid van de ter beschikking gestelde en het recidiverisico te onderzoeken.

De toetsing van de bestreden beslissing
Het beroep is gericht tegen de voortzetting van klagers verblijf in een LFPZ-voorziening met een termijn van twee in plaats van een jaar. In geen van de over klagers LFPZ-status uitgebrachte adviezen worden mogelijkheden gezien voor een uit-/doorstroom van klager uit de LFPZ binnen een termijn van een jaar. Het wordt in lijn met de zorgconferentie van februari 2023 noodzakelijk geacht om vervolgstappen vanuit de LFPZ gefaseerd vorm te geven en binnen de LFPZ te bezien wat de doorstroommogelijkheden zijn waarbij aan een longcarevoorziening wordt gedacht. Dit komt uit alle beschikbare stukken, waaronder ook die na de zitting van 19 juli 2024 zijn overgelegd, naar voren. 
In voornoemde beslissing van de rechtbank Noord-Nederland is een deel van het advies van de Pompestichting ten behoeve van die zitting weergegeven. Daaruit volgt onder meer, zoals ook in de hertoets is aangegeven, dat “stapje voor stapje” moet worden bezien hoe het verlof verloopt, hoe klager zich verhoudt in de maatschappij en naar de begeleiding toe en hoe dit de samenwerking zal beïnvloeden. Ondanks de beschreven (voorzichtige) vooruitgang die klager laat zien, is die vooruitgang te minimaal om verdere stappen van door-of uitstroom te overwegen. Belangrijk is dat de vervolgstappen gefaseerd en stapsgewijs vanuit de omgeving van de LFPZ vorm krijgen. Anders dan door klagers raadsman is gesteld, komt het ter zitting geschetste beeld zoals vermeld in de verlengingsbeslissing en het proces-verbaal daarvan daarmee in de kern overeen.
Er zal rond november 2024 een evaluatie van een jaar begeleid verlof van klager plaatsvinden. Daarvoor is een beperking van de duur van de bestreden beslissing tot een jaar niet noodzakelijk. 
Als de Pompestichting meent dat binnen de reguliere verlengingstermijn van twee jaar doorstroom kan plaatsvinden, kan zij verzoeken tot opheffing van de LFPZ-status. 

Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat een voortgezet verblijf van klager in een LFPZ-voorziening in de rede ligt en er geen aanleiding is die voortzetting te beperken tot een jaar. 

Conclusie
Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 


Deze uitspraak is op 26 juli 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. A. van Holten, voorzitter, mr. D. van der Sluis en drs. W.M. van der Vlist, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven