Nummer 23/34043/GA
Betreft [klager]
Datum 25 juli 2024
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
[klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen de inbeslagname van een brief voor de beklagcommissie.
De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Alphen te Alphen aan den Rijn heeft op
11 mei 2023 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (AE 2023/441). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.
Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.
De beroepscommissie heeft klager en de directeur van de PI Alphen (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager vraagt zich af waar het typen van een brief in het huis van bewaring mogelijk is, als dit in het re-integratiecentrum (RIC) al niet mag. Ook vraagt hij zich af wat de reden is van het confisqueren van zijn brief. Hij ervaart wat er gebeurd is als dictatoriale taferelen. De directeur moet zich niet alleen bezighouden met het straffen van gedetineerden, maar ook zorgen voor een goede toepassing van de regels. Dat de directeur maar doet wat hem uitkomt, heeft geen evenknie binnen de rechtsstaat en reduceert de beklagzitting tot een gefingeerd instituut met als enige doel het voor de buitenwereld ophouden van de schijn dat het in de PI allemaal perfect geregeld is.
Standpunt van de directeur
De directeur heeft in beroep geen standpunt kenbaar gemaakt.
3. De beoordeling
Ontvankelijkheid van klager in beklag
De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag, omdat klager zich niet heeft beklaagd over een hem betreffende door of namens de directeur genomen beslissing in de zin van artikel 60, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw).
De klacht ziet erop dat het personeel van het RIC een door klager opgestelde brief in beslag heeft genomen. Naar het oordeel van de beroepscommissie dient de inbeslagname van klagers brief door het personeel te worden aangemerkt als een beslissing namens de directeur als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw, waartegen beklag openstaat. Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in zijn beklag. De beroepscommissie zal het beklag om proceseconomische redenen als enige en hoogste instantie afdoen.
Inhoudelijk
Uit de stukken volgt dat klager in het RIC een brief voor de beklagcommissie aan het opstellen was, terwijl hij die daar niet mocht opstellen. Het personeel heeft klager twee keer medegedeeld dat het RIC uitsluitend is bedoeld voor re-integratieactiviteiten. Nu het personeel constateerde dat klager daarmee niet bezig was en hij ondanks de voornoemde mededelingen van het personeel de brief alsnog heeft opgesteld, kan – naar het oordeel van de beroepscommissie – de beslissing om die brief in beslag te nemen niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beklag ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.
Deze uitspraak is op 25 juli 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. J.T.W. van Ravenstein, voorzitter, mr. A. van Holten en mr. S.C.M. Wouda-van Velzen, leden, bijgestaan door mr. L. van der Linden, secretaris.
secretaris voorzitter