Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/41135/TA, 25 juli 2024, beroep
Uitspraakdatum:25-07-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    24/41135/TA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    25 juli 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
Het hoofd van FPC Van der Hoeven Kliniek te Utrecht (hierna: de instelling) heeft op 23 april 2024 beslist tot voortzetting van de eerder aan klager opgelegde verplichting tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling, als bedoeld in artikel 16b, aanhef en onder a, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) (hierna: a dwangbehandeling), voor de duur van drie maanden.

Klager heeft daartegen beklag ingesteld. De beklagcommissie bij de instelling heeft op 29 mei 2024 het beklag ongegrond verklaard (HK2024/76). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. N.M.H.M. den Dekker, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en […], psychiater bij de instelling, gehoord op de digitale zitting van 19 juli 2024.

Mr. J.M.M. van den Hoek en mr. P.L. Kraaijenbrink, beiden secretaris bij de RSJ, waren als toehoorder aanwezig.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klagers raadsvrouw heeft het volgende aangevoerd. Er is op dit moment geen duidelijke diagnose van de stoornis van de geestvermogens van klager aanwezig. Hij neemt de medicatie vrijwillig in, zodat er geen gevaar is en dwangbehandeling niet (meer) nodig is. Klager is al geruime tijd van onbesproken gedrag. Hij werkt overal aan mee, zodat er minder vergaande middelen overwogen zouden kunnen worden. Het is klager niet duidelijk waaruit het gevaar dan precies bestaat. Op deze manier krijgt klager geen kans om door middel van een beëindiging van de dwangbehandeling te laten zien dat hijzelf medicatie inneemt en het goed blijft gaan.
Niet gebleken is dat na aanvang van de dwangbehandeling in het behandelplan een door een arts opgesteld plan is opgenomen ter zodanige verbetering van klagers toestand dat de dwangbehandeling kan worden beëindigd. Klager heeft daardoor onvoldoende perspectief op beëindiging op korte termijn van de voor hem ongewenste situatie. Tijdens de beklagzitting heeft de instelling ook aangegeven dat geen indicatie kan worden gegeven wanneer precies de dwangbehandeling beëindigd zou kunnen worden en klager de medicatie geheel vrijwillig kan nemen, waardoor klager met veel onzekerheden blijft zitten.
Daarnaast ontbreekt een second opinion van een onafhankelijke psychiater, die wel degelijk gebruikelijk is volgens jurisprudentie van de RSJ. Dit geldt in klagers geval te meer, nu het al tien maanden geleden is dat een onafhankelijk psychiater werd geraadpleegd en de stap naar resocialisatie op het spel staat.

Klager heeft op de zitting de volgende toelichting gegeven. Gezegd wordt dat klager wanen heeft en een gevaar vormt, maar dat is nergens op gebaseerd. Klager gelooft in de Vrijmetselarij en God. Hij benadrukt dat niet hij een gevaar voor anderen is, maar juist de Illuminatie die bestaat uit de hoogsten van de Vrijmetselarij en iedereen voorliegt. Iedereen wordt in de maling genomen door wat in het nieuws is. Elke dag vindt er vervolging van christenen plaats, maar daar hoor je niets over. Er vinden dagelijks grote dingen op de wereld plaats die buiten het nieuws worden gehouden. Klager moet daarom bekend maken dat hij de zoon van God is en is gekomen om iedereen juist te helpen. Klager weet dat al dertien jaar en dat krijgt men niet weg met medicatie. Er zullen landen verdwijnen daar de wereld volstroomt met water. Zo staat in China het water vier meter hoog maar dat is niet in het nieuws. Als men hem blijft verloochenen en voor gek verklaart, zal het erger worden vanuit de ontstoken toorn van God zijn Vader. Klager adviseert het boek van Mormon te lezen en op YouTube te kijken naar World of Science, dan wordt duidelijk dat klager niet liegt.
Klager is slechts een keer gestopt met medicatie (lithium en Dekapine), omdat het toen niet goed ging met zijn darmen en hersenen en hij het gevoel had dat hij knock out ging. Klager neemt de medicatie verder vrijwillig in, omdat hij anders niet met verlof mag. Als de dwang eraf gaat, zal hij de medicatie blijven innemen, omdat hij anders niet meer met verlof mag en dus zijn eigen glazen zou ingooien. 
Inmiddels is al weer een volgende beslissing tot voortzetting van de a-dwangbehandeling genomen op 11 juli 2024.

Standpunt van het hoofd van de instelling
De behandelend psychiater kent klager als iemand die zonder het dwangkader zal stoppen met de medicatie. Zonder medicatie ontregelt zijn manisch psychiatrische toestandsbeeld zodanig dat klager niet meer begeleidbaar is, achterdochtig wordt en zal zijn verlof stagneren. Met medicatie houdt klager wel zijn eigen opvattingen - er is geen middel dat die opvattingen kan laten verdwijnen - maar is klager wel zodanig begeleidbaar dat hij met verlof kan. Klager neemt de medicatie alleen vanwege zijn wens om met verlof te gaan. Die prille bereidheid is onvoldoende duurzaam om nu al met de a-dwangbehandeling te kunnen stoppen.

 

3. De beoordeling
Op grond van artikel 16c, in verbinding met artikel 16b, aanhef en onder a, van de Bvt, kan het hoofd van de instelling beslissen tot het toepassen van een a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat het gevaar dat de psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap de verpleegde doet veroorzaken, zonder die behandeling niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.

Het doel van de a-dwangbehandeling is te voorkomen dat de verpleegde langdurig op een speciale zorgafdeling of in de (tbs-)instelling moet verblijven. Er hoeft geen sprake te zijn van een (dreigend) onmiddellijk gevaar, zoals bij de overige vormen van dwangbehandeling (genoemd in artikel 26 van de Bvt en artikel 16b, aanhef en onder b, van de Bvt). 
Op grond van artikel 16c, vijfde lid, van de Bvt kan het hoofd van de instelling beslissen tot voortzetting van de a dwangbehandeling, als uit overleg met de behandelend psychiater blijkt dat dit nodig is.

Klagers beroep tegen de beslissing van 21 augustus 2023 tot het starten van een a-dwangbehandeling, waarin klager eveneens naar voren heeft gebracht dat hij geen stoornis heeft en geen gevaar oplevert, is bij RSJ 6 december 2023, 23/35587/TA ongegrond verklaard.
Gelet op de stukken en wat ter zitting is besproken en gezien de eerdere beslissing om een a dwangbehandelingstraject te starten, is de beroepscommissie van oordeel dat het hoofd van de instelling in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat het op 15 april 2024 noodzakelijk was om de a-dwangbehandeling voort te zetten. Uit de inlichtingen van het hoofd van de instelling wordt aannemelijk dat klagers toestandsbeeld als gevolg van het gebruik van antipsychotica voldoende is gestabiliseerd om met verlof te kunnen gaan en dat, als klager geen antipsychotica zal innemen - net zoals bij het eerder stoppen met medicatie het geval was -weer psychotisch zal ontregelen, zijn verlof zal stagneren en een langdurig verblijf in een (tbs )instelling dreigt. Daarmee is naar het oordeel van de beroepscommissie in ieder geval nog steeds sprake van gevaar vanuit de bij hem door de behandelend psychiater gediagnosticeerde stoornis dat klager maatschappelijk te gronde zal gaan als hij geen antipsychotica inneemt. 

Verder is voldoende aannemelijk geworden dat de beslissing van het hoofd van de instelling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. Klager is het niet eens met de door de psychiater gestelde diagnose en het daaruit voortvloeiend gevaar en ziet daarom op zichzelf geen noodzaak voor het gebruik van de voorgeschreven medicatie, terwijl inname van medicatie door klager volgens de psychiater de enige manier is waarop het gevaar (op maatschappelijke teloorgang) dat zijn stoornis klager doet veroorzaken kan worden weggenomen. Klagers bereidheid tot het slikken van de hem voorgeschreven pillen houdt enkel verband met het door hem onderkende feit dat hij anders niet met verlof mag gaan. Zijn toestandsbeeld en gedrag door het gebruik van de medicatie zijn verbeterd, in die zin dat klager begeleidbaar is en er kon worden ingezet op begeleid verlof. Sinds de behandelevaluatie van april 2024 wordt naar mogelijkheden van onbegeleid verlof in plaats van een longcare traject gekeken. De komende periode wordt met klager bekeken of zijn bereidheid tot gebruik van de medicatie bestendigd kan worden onder de voorwaarden van het meewerken aan het uitvoeren van een lab-onderzoek op indicatie en het accepteren van een dosisverhoging als het behandelingsteam dat noodzakelijk acht. 

De omstandigheid dat voorafgaand aan de bestreden verlengingsbeslissing geen second opinion van een onafhankelijke psychiater is opgevraagd, kan niet leiden tot een ander oordeel.
De Bvt vereist niet dat het advies van een onafhankelijke psychiater wordt ingewonnen in het geval van voortzetting van een a-dwangbehandeling. Zoals in RSJ 26 oktober 2021, 21/21912/TA, is overwogen kan en wil de beroepscommissie instellingen dan ook niet verplichten een second opinion te laten uitvoeren, maar wil zij in geval van een langlopend dwangtraject in overweging geven een second opinion aan te vragen, opdat de beroepscommissie die bij de beoordeling van een eventueel volgend beroep tegen de verlengingsbeslissing zal kunnen betrekken.

Klagers raadsvrouw heeft nog aangevoerd dat niet gebleken is dat na aanvang van de 
a-dwangbehandeling in het behandelplan een door een arts opgesteld plan is opgenomen ter zodanige verbetering van klagers toestand dat de dwangbehandeling kan worden beëindigd. Dit in artikel 34a, eerste lid, van het Reglement verpleging ter beschikking gestelden vereiste waar klagers raadsvrouw op doelt, geldt echter niet bij een a-dwangbehandeling, maar uitsluitend in geval van een gedwongen geneeskundige handeling als bedoeld in artikel 26 van de Bvt, die in klagers geval niet aan de orde is.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van het hoofd van de instelling om de a dwangbehandeling voort te zetten niet als in strijd met de wet of als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen met aanvulling van de gronden. 

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden. 

 

Deze uitspraak is op 25 juli 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. A. van Holten, voorzitter, mr. D. van der Sluis en drs. W.M. van der Vlist, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven