Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/33271/GA, 15 oktober 2024, beroep
Uitspraakdatum:15-10-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/33271/GA

            
Betreft    [klager]
Datum    15 oktober 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen:
a.    het vervallen van het sportmoment op 28 maart 2022;
(A-2022-208)
b.    de omstandigheid dat hij in week 17 van 2022 maar één sportmoment heeft gehad;
(A 2022 240)
c.    de omstandigheid dat hij in week 16 van 2022 geen sportmoment heeft gehad;
(A-2022-245)
d.    de omstandigheid dat hij in week 14 van 2022 maar één sportmoment heeft gehad;
(A 2022 268)
e.    het vervallen van het sportmoment op 4 juli 2022;
(A-2022-390)
f.    de omstandigheid dat hij op 25 juli 2022 geen oefeningen mocht doen in de sportzaal;
(A-2022-461)
g.    de omstandigheid dat hij op 18 juli 2022 geen oefeningen mocht doen in de sportzaal.
(A-2022-462)

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Arnhem heeft op 7 april 2023 de klachten ongegrond verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. T. Scheffer, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de PI Arnhem in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager persisteert bij wat hij heeft aangevoerd in de beklagprocedure.

Standpunt van de directeur
De directeur verwijst naar diens standpunten in de beklagprocedure.

 

3. De beoordeling
Wettelijk kader
Een gedetineerde heeft recht op lichamelijke oefening en het beoefenen van sport gedurende ten minste tweemaal drie kwartier per week, voor zover zijn gezondheid zich daar niet tegen verzet (op grond van artikel 48, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw)).

Beklag a., c. en e.
Vast staat dat klager in de weken waarop de klachten a., c. en e. zien, minder dan twee keer drie kwartier heeft kunnen sporten. Dit kwam door twee opleidingsdagen, Tweede Paasdag en een personeelstekort. Dit zijn kennelijk collectieve beslissingen geweest, waartegen kan worden geklaagd (vergelijk en zie nader RSJ 1 mei 2023, 23/32160/GA).

Deze beslissingen zijn in strijd met artikel 48, tweede lid, van de Pbw. Van zeer uitzonderlijke omstandigheden die deze strijd kunnen rechtvaardigen, is geen sprake. Weliswaar heeft de directeur met betrekking tot beklag a. en c. aangevoerd dat een andere, externe (sport)ruimte reserveren voor de opleidingsdagen van het personeel door de coronacrisis niet mogelijk was en dat het sportmoment op een later moment inhalen om diezelfde reden ook niet mogelijk was, maar dat overtuigt de beroepscommissie niet. Deze klachten speelden immers eind maart en half april 2022. Op dat moment waren – zeker buiten de inrichting – nauwelijks nog coronamaatregelen van kracht.

Omdat de beslissingen van de directeur in strijd zijn met de wet, zal de beroepscommissie het beroep inzake beklag a., c. en e. gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre vernietigen en de klachten alsnog gegrond verklaren.

Klager heeft voor de (in totaal) vier gemiste sportmomenten twee keer versnaperingen (cola en chocolade) als compensatie gehad en één keer vijfenveertig minuten extra recreatie. De beroepscommissie ziet aanleiding om daarnaast nog een tegemoetkoming van €7,50 toe te kennen.

Beklag b., d., f. en g.
Vast staat dat in de weken waarop de klachten b., d., f. en g. zien, op klagers afdeling wél twee sportmomenten zijn aangeboden. Het dagprogramma voorzag in die weken – zo begrijpt de beroepscommissie – in één fitnessmoment en één groepssportmoment. Dat is een algemene regel of situatie, die niet specifiek klager betreft. Daartegen staat volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie alleen beklag open, als sprake is van strijd met (hogere) wet- of regelgeving. Daarover overweegt de beroepscommissie als volgt.

Klager stelt dat hij steeds van één sportmoment effectief geen gebruik kon maken, omdat hij geblesseerd was en dus niet mee kon doen met de groepssport. Klager had daarom twee keer willen fitnessen.

Dat klager in week 14 en 17 (beklag b. en d.) maar één keer kon sporten door zijn blessure, is niet in strijd met artikel 48, tweede lid, van de Pbw, omdat dit valt onder de uitzondering “voor zover zijn gezondheid zich daar niet tegen verzet”. Van de directeur mag in dat kader wel worden verwacht dat hij zich inspant voor een alternatief (vergelijk RSJ 5 september 2008, 08/1450/GA), maar de beroepscommissie vindt het begrijpelijk dat dat destijds niet meteen is gelukt. De directeur heeft zich er wel voor ingespannen om op klagers afdeling twee keer in de week fitness aan te bieden. Vanaf 3 mei 2022 kon dat ook (zij het kennelijk voor een beperkte periode).

De directeur heeft zich op het standpunt gesteld dat klager op 18 en 25 juli 2022 (beklag f. en g.) volgens de fysiotherapeut(en) weer in staat was om mee te doen met de groepssport. Klager heeft dat niet (gemotiveerd) betwist. De instructeur staat niet toe dat gedetineerden in de zaal eigen oefeningen doen tijdens de groepssport. Ook dat is niet in strijd met artikel 48, tweede lid, van de Pbw.

Nu beklag b., d., f. en g. zien op een algemene regel of situatie die niet in strijd is met hogere wet- of regelgeving, zal de beroepscommissie klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in deze klachten.

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag a., c. en e. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart deze klachten alsnog gegrond en kent aan klager een tegemoetkoming toe van €7,50.

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie inzake beklag b., d., f. en g. en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in deze klachten.


Deze uitspraak is op 15 oktober 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J.T.W. van Ravenstein, voorzitter, mr. L.C.P. Goossens en mr. S.C.M. Wouda-van Velzen, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven