Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/40297/TA, 18 juli 2024, beroep
Uitspraakdatum:18-07-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    24/40297/TA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    18 juli 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen het niet verkrijgen van toestemming voor etenswaren waarin zich botten bevinden (spareribs en chickenwings).

De beklagcommissie bij FPC Pompestichting, locatie Vught (hierna: de instelling) heeft op 12 april 2024 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (PV 2023/078). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman mr. R. van Rhijn en het hoofd van de instelling in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager heeft de voorkeur voor een behandeling van het beroep op een zitting, omdat hij fysiek niet in staat is om schriftelijk uitgebreid zijn beroep toe te lichten.
Klager stelt zich op het standpunt dat sprake is van ongelijke behandeling. Zo wordt hem op grond van een geldende afdelingsregel geen toestemming verleend om etenswaren met botten (spareribs en chickenwings) te eten, terwijl dit aan een medebewoner bij klager op de afdeling al langere tijd en meerdere keren wel is toegestaan. Daarmee is sprake van strijd met hogere wet- en regelgeving (artikel 1 van de Grondwet). Deze specifieke etenswaren kunnen overigens binnen de kliniek, kijkend naar de interne winkellijst van de PI Vught, gewoon worden besteld. Verzocht wordt daarom om klager alsnog ontvankelijk te verklaren in zijn beklag en aan hem een tegemoetkoming toe te kennen. 

Standpunt van het hoofd van de instelling
Het hoofd van de instelling persisteert bij hetgeen reeds tijdens de beklagprocedure is ingebracht.

 

3. De beoordeling
Klager heeft verzocht het beroep mondeling toe te lichten. Klagers raadsman heeft het beroep schriftelijk toegelicht en de stukken bevatten voldoende informatie om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.

Het is de beroepscommissie ambtshalve bekend dat klager al eerder heeft geklaagd over het niet verkrijgen van toestemming voor het eten van spareribs en chickenwings met botten. De beklagcommissie heeft in die zaak (onherroepelijk) beslist en klager niet-ontvankelijk in die klacht verklaard, omdat – verkort weergegeven – het door klager aangedragen onderwerp niet aan te merken is als een beslissing van het hoofd van de instelling waartegen op grond van artikel 56 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) beklag openstaat. 

Uit de stukken, in het bijzonder de toelichting van het hoofd van de instelling, en het verhandelde ter zitting bij de beklagcommissie komt naar voren dat op de afdeling voor zeer intensieve specialistische zorg (ZISZ) waar klager verblijft de regel geldt dat er vanwege de handhaving van de orde of de veiligheid geen etenswaren met botten zijn toegestaan. Deze afdelingsregel geldt ten aanzien van alle verpleegden op de ZISZ-afdeling en betreft geen individuele beslissing ten aanzien van klager als bedoeld in artikel 56 van de Bvt. De beroepscommissie kan zich met het oordeel van de beklagcommissie verenigen dat tegen een dergelijke algemeen voor klagers afdeling geldende regel geen beklag openstaat, tenzij die regel in strijd is met hogere wet- of regelgeving. Daarvan is naar het oordeel van de beroepscommissie niet gebleken. Gelet op de toelichting van het hoofd van de instelling is er eenmalig een uitzondering gemaakt voor een andere bewoner van de afdeling, maar dat alleen betekent nog niet dat sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel. Hierbij gaat de beroepscommissie ervan uit dat het een eenmalige toestemming betreft aan een medebewoner die op korte termijn zou worden overgeplaatst naar de locatie Zeeland, waar een milder regime heerst. Dat een dergelijke individuele uitzonderingssituatie zich daarna nogmaals op klagers afdeling heeft voorgedaan, is niet aannemelijk geworden. Daarnaast houdt de beroepscommissie rekening met de omstandigheid dat, zoals uit een eerdere beklagprocedure van klager (PV 2022/38) blijkt, op klagers kamer verboden voorwerpen zoals een naald in een boek en een cd-rom in een vogelkooi zijn aangetroffen en dat mede door klagers handelen het hoofd van de instelling omwille van de handhaving van orde of de veiligheid op de afdeling heeft besloten dat etenswaren met botten niet zijn toegestaan. Dat dit soort producten volgens klager nog altijd op de interne winkellijst van de instelling staan vermeld en kunnen worden besteld, maakt het oordeel van de beroepscommissie niet anders. De betreffende winkellijst ziet overigens niet alleen op klagers afdeling, maar op alle afdelingen binnen de PI Vught.

Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat de beklagcommissie klager terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn beklag. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal, zij het met aanvulling van gronden, worden bevestigd.

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden. 

 

Deze uitspraak is op 18 juli 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, mr. M.J.A.G. van Baal en drs. U.A. Breedijk, leden, bijgestaan door mr. J.M.M. van den Hoek, secretaris.

 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven