Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/39034/GB, 29 juli 2024, beroep
Uitspraakdatum:29-07-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    24/39034/GB
    
            
Betreft    [klager]
Datum    29 juli 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
Klager heeft een verzoek gedaan tot deelname aan een penitentiair programma (PP). 

De (toenmalig) Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 6 februari 2024 afgewezen.

Klagers raadsman, mr. V.S.J. Chorus, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De beoordeling
Klager is sinds 27 oktober 2021 (in Nederland) gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van twaalf jaar met aftrek, wegens handelen in strijd met de Opiumwet. De datum waarop klager (voorwaardelijk) in vrijheid wordt gesteld, is momenteel bepaald op 15 april 2025. Op dit moment verblijft hij in een BBA.

De wet- en regelgeving
Op grond van artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) en artikel 7 van de Penitentiaire maatregel (Pm) komt een gedetineerde in aanmerking voor deelname aan een PP, indien:
-    aan hem een (combinatie van) onvoorwaardelijke vrijheidsstraf(fen) van (in totaal) minstens zes maanden en hoogstens een jaar is opgelegd;
-    hij nog hoogstens een zesde deel van zijn vrijheidsstraf(fen) moet ondergaan;
-    hij een strafrestant heeft van minimaal vier weken;
-    hij een aanvaardbaar verblijfadres heeft;
-    hij zich bereid heeft verklaard om zich te houden aan de voorwaarden van het PP.

Gelet op het overgangsrecht gelden andere termijnen voor een gedetineerde:
-    die vóór 1 december 2021 onherroepelijk is veroordeeld en waarbij de detentie ook voor die datum is aangevangen, of
-    van wie de voorlopige hechtenis vóór 1 december 2021 is aangevangen,
als de einddatum van zijn detentie vóór 1 december 2024 valt.

In dat geval geldt op grond van artikel 4 (oud) van de Pbw dat de gedetineerde in aanmerking komt voor deelname aan een PP, indien:
-    aan hem een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd;
-    hij vijf zesde deel van de opgelegde vrijheidsstraf heeft ondergaan;
-    hij een strafrestant heeft van minimaal vier weken en maximaal een jaar.

In artikel 6, aanhef en onder d, van de Pm is bepaald dat gedetineerden die in een BBA zijn geplaatst niet in aanmerking komen voor deelname aan een PP.

In artikel 20ab, derde lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) is bepaald dat personen die zijn geplaatst in een PP zijn uitgesloten van re integratieverlof voor extramurale arbeid. Indien een gedetineerde in aanmerking komt voor zowel re-integratieverlof voor extramurale arbeid als deelname aan een PP, beslist de selectiefunctionaris namens verweerder. Indien de selectiefunctionaris van oordeel is dat de gedetineerde in aanmerking moet komen voor re-integratieverlof voor extramurale arbeid en de gedetineerde hiervoor geen aanvraag heeft ingediend, wordt hem alsnog gelegenheid daartoe geboden.

De bestreden beslissing
Verweerder heeft klagers verzoek tot deelname aan een PP afgewezen, omdat klager, gelet op de einddatum van zijn detentie, niet onder het overgangsrecht PP valt. 

De overwegingen van de beroepscommissie
Gelet op artikel 6, aanhef en onder d, van de Pm en artikel 20ab, derde lid, van de Regeling, is een combinatie van plaatsing in een BBA en deelname aan een PP uitgesloten. Indien een gedetineerde onder het overgangsrecht valt, is het wel nog steeds mogelijk om in aanmerking te komen voor deelname aan een PP en plaatsing in een BBA (vergelijk RSJ 14 maart 2023, 22/29210/GB). Klager valt echter niet onder dit overgangsrecht, nu de einddatum van zijn detentie is bepaald na 1 december 2024, namelijk op 15 april 2025. Nu klager niet onder het overgangsrecht valt, en hij inmiddels in een BBA is geplaatst, geldt dat hij, gelet op voornoemde artikelen, niet meer in aanmerking komt voor deelname aan een PP. 

Overigens geldt dat klager, ook als hij op dit moment niet in een BBA zou zijn geplaatst, niet in aanmerking zou kunnen komen voor deelname aan een PP. Deelname aan een PP is onder de huidige wetgeving immers slechts mogelijk indien aan een gedetineerde een (combinatie van) onvoorwaardelijke vrijheidsstraf(fen) van (in totaal) minstens zes maanden en hoogstens een jaar is opgelegd. De aan klager opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf is langer dan een jaar.

Gelet op het voorgaande komt klager niet in aanmerking voor deelname aan een PP. De bestreden beslissing is daarom juist. De beroepscommissie zal het beroep dan ook ongegrond verklaren.



3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 


Deze uitspraak is op 29 juli 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. F.H.J. van Gaal en mr. J.M.C. Louwinger-Rijk, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven