Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/38737/GV, 18 juli 2024, beroep
Uitspraakdatum:18-07-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    24/38737/GV
    
            
Betreft    [klager]
Datum    18 juli 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
De (toenmalig) Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 23 januari 2024 beslist op klagers verzoek om kortdurend en langdurend re-integratieverlof. Aan klager is tweemaal kortdurend re-integratieverlof van eenmaal per maand verleend. Het verzoek om langdurend re-integratieverlof is afgewezen.

Klagers raadsman, mr. A.S. Sewgobind, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing, voor zover daarin het verzoek om langdurend re-integratieverlof is afgewezen.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager heeft in september 2023 verzocht om drie kortdurende en drie langdurende re integratieverloven. De selectiefunctionaris heeft op 29 november 2023 geadviseerd om aan klager twee kortdurende re-integratieverloven en een langdurend re-integratieverlof toe te kennen. De directeur van de inrichting is echter niet meegegaan in dit advies. Om die reden hebben de directeuren van de divisie Individuele Zaken en van de divisie Gevangeniswezen en Vreemdelingenbewaring van de Dienst Justitiële Inrichtingen (hierna: de divisiedirecteuren) namens verweerder beslist. Zij hebben pas op 23 januari 2024 beslist. Klager heeft dus vanaf het moment van indienen van zijn verlofaanvraag vier maanden moeten wachten op een definitieve beslissing. Alle data van zijn verzochte verloven zijn hierdoor achterhaald. Klager heeft daardoor zijn vader meer dan vier maanden niet kunnen zien. 

Daarnaast is in het geheel niet gebleken waarom de divisiedirecteuren menen dat klagers verzoek om langdurend re-integratieverlof onvoldoende concreet is. De selectiefunctionaris heeft in zijn advies immers gesteld dat dit wel het geval is. Het enige wat klager in zijn aanvraag niet concreet heeft aangegeven, is hoe hij zijn dagen gaat doorbrengen. Klager had, indien dit was gewenst, echter bij benadering een concrete invulling kunnen geven. 

Klagers raadsman heeft meerdere positieve beslissingen ten aanzien van langdurend re integratieverloven gezien. In al deze beslissingen is een nadere concrete invulling van de dagen niet verlangd. Met de onderhavige beslissing wordt dan ook een lat gelegd die voor gedetineerden onrealistisch is. Klager heeft zich voor het overgrote deel van zijn zeer lange detentie als een modelgedetineerde gedragen. Hij heeft alle stappen gezet die van hem konden worden verlangd en zelfs meer dan dat. Desondanks is een groot gedeelte van zijn detentiefasering onnodig gefrustreerd.

Overigens is klagers verlofreeks op 28 maart 2024 wel goedgekeurd. De verlofreeks is met exact dezelfde argumentatie en onderbouwing ingediend als de verlofaanvraag die is afgewezen. Het enige wat is aangevuld, zijn de tijdstippen waarop klager de inrichting wenst te verlaten, wanneer hij gaat lunchen met zijn vader, wanneer hij naar bed gaat en wanneer hij weer terugkeert naar de inrichting. Dit kan geenszins worden beschouwd als een nadere concrete invulling waarop onderhavige verlofaanvraag is afgewezen.

Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

Standpunt van verweerder
Ten tijde van de bestreden beslissing was de invulling van het langdurend re-integratieverlof onvoldoende concreet. Het verzoek voldeed daarmee niet aan artikel 15 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling).

Op 28 maart 2024 heeft de selectiefunctionaris overigens positief geadviseerd over een reeks langdurende re-integratieverloven. Van 29 maart 2024 tot en met 31 maart 2024 en van 12 april 2024 tot en met 16 april 2024 heeft klager langdurend re-integratieverlof genoten. De inrichting heeft laten weten dat deze verloven goed zijn verlopen. Daarnaast heeft de vrijhedencommissie op 31 januari 2024 positief geadviseerd over re-integratieverlof voor extramurale arbeid en daarmee voor plaatsing in een Beperkt Beveiligde Afdeling (BBA). Er is op moment van schrijven (19 april 2024) nog geen beslissing genomen op dit verzoek. 

Verweerder refereert zich aan het oordeel van de beroepscommissie.

 

3. De beoordeling
Klager is sinds 4 mei 2021 (in Nederland) gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van tien jaar en zeven maanden met aftrek, wegens handelen in strijd met de Opiumwet. Volgens klagers registratiekaart is (het resterende gedeelte van) deze straf op grond van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties overgedragen aan de Nederlandse justitiële autoriteiten. De datum waarop klager (voorwaardelijk) in vrijheid wordt gesteld, is momenteel bepaald op 21 april 2025.

Opmerking vooraf
Voor zover klager beroep heeft willen instellen tegen het niet-tijdig beslissen op zijn verzoek, overweegt de beroepscommissie dat tegen het niet-tijdig nemen van een beslissing alleen kan worden opgekomen door beroep in te stellen tegen de (fictieve) weigering van verweerder om een beslissing te nemen, nog vóórdat die beslissing is genomen. Zodra er een beslissing is genomen, kan er niet meer worden geklaagd over het te laat nemen daarvan. 

De regelgeving
In artikel 15 van de Regeling staat dat re-integratieverlof alleen wordt verleend voor een re-integratiedoel dat is vastgelegd in het detentie- & re-integratieplan (D&R-plan). Bij de beslissing tot het verlenen van re-integratieverlof, worden in ieder geval de volgende aspecten betrokken:
-    de mate waarin en de manier waarop de gedetineerde, door zijn gedrag gedurende de gehele detentie, een bijzondere geschiktheid heeft laten zien voor een terugkeer in de samenleving;
-    de mogelijkheid om de risico’s die aan het verlof zijn verbonden te beperken en te beheersen;
-    de belangen van slachtoffers, nabestaanden en andere relevante personen, in ieder geval met betrekking tot het eerste verzoek om onbegeleid re-integratieverlof (als de gedetineerde is veroordeeld voor een misdrijf als bedoeld in artikel 51e, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering);
-    de inspanningen die de gedetineerde heeft geleverd om de schade te vergoeden die het strafbare feit heeft veroorzaakt.

In artikel 20 van de Regeling is bepaald dat langdurend re-integratieverlof:
-    maximaal een aaneengesloten periode van 204 uur duurt;
-    maximaal een keer per maand wordt verleend;
-    voor minimaal één overnachting en maximaal acht overnachtingen wordt verleend;
-    op aanvraag van de gedetineerde wordt toegekend.

In het derde en vierde lid is bepaald vanaf welk moment een gedetineerde voor het langdurend re-integratieverlof in aanmerking komt (op basis van de hoogte van de opgelegde straf, het gedeelte dat hij daarvan heeft ondergaan en het gedeelte dat hij nog moet ondergaan). In het vijfde en zevende lid is bepaald op hoeveel verlofuren een gedetineerde aanspraak heeft. 

Verder is in dit artikel bepaald dat de verlofuren geleidelijk en in relatie tot het re-integratiedoel over het kalenderjaar worden verdeeld. De directeur stelt het maximaal aantal verlofuren per kalenderjaar vast en neemt dit op in het D&R-plan. Daarin houdt de directeur ook bij hoeveel verlofuren de gedetineerde heeft opgenomen.

De bestreden beslissing
Uit de bestreden beslissing volgt dat klager op grond van artikel 19, derde lid, van de Regeling in aanmerking kan komen voor kortdurend re-integratieverlof. Uit de stukken bij klagers verzoek zou echter onvoldoende blijken welke acties klager gedurende het beoogde verlof wil uitvoeren, met name ingeval van het langdurend re-integratieverlof. Evenmin blijkt uit de stukken wat de stand van zaken is met betrekking tot klagers mogelijke plaatsing in de BBA. Verweerder heeft overwogen dat daartegenover staat dat het behouden van het sociaal netwerk een concreet re-integratiedoel betreft in klagers D&R-plan. Klager heeft gedurende zijn detentie ook actief aan dit re-integratiedoel gewerkt. 

Ten aanzien van de risico’s is overwogen dat de reclassering de risico’s inschat als laag. Klagers gedrag binnen detentie is overwegend positief. Bovendien is klagers eerste kortdurend re-integratieverlof goed verlopen. Gelet hierop zijn er volgens verweerder geen onaanvaardbare risico’s verbonden aan het verlenen van verlof. Omdat het stagneren van klagers traject onwenselijk is en een gefaseerde opbouw in vrijheden van belang is, acht verweerder het tweemaal verlenen van een kortdurend re-integratieverlof aangewezen. Hiermee wordt klager in dit stadium van zijn detentie voldoende in de gelegenheid gesteld om zijn familie te bezoeken. Het verlenen van langdurend re-integratieverlof is volgens verweerder daarentegen niet aangewezen, omdat onvoldoende concreet zou zijn gemaakt welke acties klager gedurende het langdurende re-integratieverlof gaat ondernemen en hoe dit bijdraagt aan zijn re integratiedoelen. 

De overwegingen van de beroepscommissie
In aanvulling op hetgeen verweerder in de bestreden beslissing heeft opgenomen over het kortdurend re-integratieverlof, stelt de beroepscommissie vast dat klager op grond van artikel 20, vierde lid, van de Regeling eveneens in aanmerking kan komen voor langdurend re integratieverlof. 

Bij een verzoek om langdurend re-integratieverlof moet inzichtelijk worden gemaakt op welke wijze het langdurend re-integratieverlof bijdraagt aan of in dienst staat van de re integratiedoelen die in het D&R-plan van de betreffende gedetineerde zijn vastgelegd. Dit brengt met zich mee dat de re-integratiedoelen van de gedetineerde concreet moeten worden omschreven en dat duidelijk dient te zijn op welke manier wordt beoogd de betreffende re integratiedoelen te bereiken. Het voorgaande is ook van betekenis bij de beoordeling van het eventuele beklag en/of beroep van de gedetineerde tegen de afwijzing van een verzoek om re-integratieverlof. Onder het concrete re integratiedoel kunnen ook activiteiten vallen die eenvoudig van karakter zijn, zoals het doen van boodschappen, als dit bijdraagt aan de re integratie van de gedetineerde (Stcrt. 2021, 28357). 

Uit het selectieadvies kan worden opgemaakt dat namens klager uitgebreid is toegelicht waarom hij heeft verzocht om langdurend re-integratieverlof. Er is beschreven dat klager eenmaal per maand langdurend re-integratieverlof wenst in verband met het herstel van de band met zijn familie, en meer in het bijzonder met zijn vader, in een ongedwongen setting. Klagers vader zou hersenletsel hebben opgelopen, waardoor hij blijvende ondersteuning nodig heeft. Klager wil ook voor zijn vader gaan zorgen in de rol als mantelzorger. Daarvoor volgt klager een opleiding. Klager wil tijdens zijn langdurend re-integratieverlof ook verkennen wat de mogelijkheden zijn voor het realiseren van permanente huisvesting bij zijn vader. Klager heeft daarnaast aangegeven dat hij activiteiten wil ondernemen, zoals het doen van boodschappen, winkelen en het regelen van praktische zaken, om te wennen aan de samenleving.

Dat onvoldoende concreet zou zijn welke acties klager ten tijde van zijn langdurend re integratieverlof zou willen ondernemen, zoals door verweerder aan de afwijzing van dit deel van het verzoek ten grondslag is gelegd, kan de beroepscommissie, evenals de selectiefunctionaris (die dit in zijn advies heeft benoemd), niet goed volgen.

Gelet op het voorgaande is de bestreden beslissing onvoldoende gemotiveerd. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen voor zover in beroep aan de orde. Zij zal verweerder opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. 

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing voor zover in beroep aan de orde. Zij draagt verweerder op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

 


Deze uitspraak is op 18 juli 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. D. van der Sluis, voorzitter, F. van Dekken en mr. J.R.K.A.M. Waasdorp, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven