Nummer 24/40370/GB
Betreft [klaagster]
Datum 10 juli 2024
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
[klaagster] (hierna: klaagster)
1. De procedure
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 27 februari 2024 klaagster opgeroepen om zich op 19 april 2024 te melden in de locatie Ter Peel te Sevenum, voor het ondergaan van 900 dagen gevangenisstraf.
Klaagster heeft in bezwaar verzocht om uitstel dan wel afstel van de tenuitvoerlegging van de aan haar opgelegde gevangenisstraf. Verweerder heeft de procedure vervolgens in de wachtstand gezet in afwachting van het advies van de medisch adviseur bij de Individuele Medische Advisering. Verweerder heeft op 19 april 2024 het bezwaar ongegrond verklaard en klaagster opgeroepen om zich op 16 juli 2024 te melden.
Klaagster heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld.
De beroepscommissie heeft klaagster en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klaagster
Klaagster ondervindt gezondheidsproblemen die haar dagelijkse functioneren beïnvloeden. Ook haar psychische gesteldheid staat in de weg aan normaal functioneren. Sinds vorig jaar heeft klaagster begeleiding van een praktijkondersteuner. Deze praktijkondersteuner heeft haar in november 2023 doorverwezen naar Ypse Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) voor een onderzoek naar haar geestelijke gezondheid. Dit onderzoek loopt nog steeds, maar het vermoeden bestaat dat klaagster een licht verstandelijke beperking, een depressie, een angststoornis, een trauma, een autismespectrumstoornis en ADD heeft. Daarnaast lijdt klaagster aan porfyrie. Dit is een zeldzame en levensbedreigende stofwisselingsziekte die aanvallen veroorzaakt die leiden tot hevige pijn en neurologische schade. Indien een aanval niet onmiddellijk wordt behandeld, kan dit zelfs leiden tot een coma. Klaagster heeft tijdens een aanval onmiddellijk medische hulp nodig. Deze zorg is echter alleen beschikbaar in het Erasmus Medisch Centrum.
Als gevolg van de licht verstandelijke beperking, ervaart klaagster problemen bij het begrijpen en verwerken van complexe informatie. Dit bemoeilijkt het volgen van instructies, het effectief communiceren en het nemen van beslissingen. Door de depressie en angststoornis voelt klaagster zich vaak overweldigd en uitgeput. Hierdoor heeft zij geen motivatie en energie om eenvoudige taken uit te voeren. Het functioneren in een gestructureerde omgeving, zoals in een inrichting, zal dan ook moeilijk gaan.
Klaagsters trauma leidt tot herbelevingen, angstgevoelens en vermijdingsgedrag. Dit leidt tot concentratieproblemen en tot problemen in het omgaan met stressvolle situaties. Ook is het moeilijk om een vertrouwensband op te bouwen, wat essentieel is voor een veilige detentieomgeving. Tot slot leiden klaagsters autismespectrumstoornis en ADD tot aandachtsproblemen en problemen met organisatie en planning. Een detentieomgeving is geen geschikte omgeving voor klaagsters herstel en welzijn.
Klaagster draagt daarnaast de zorg voor haar drie jonge kinderen. Haar twee zonen wonen bij haar en zijn van haar afhankelijk. Klaagsters oudste zoon heeft een ernstige vorm van autisme en heeft intensieve zorg en begeleiding nodig. Het wegvallen van haar zorg zal catastrofale gevolgen hebben.
Indien klaagster gedwongen wordt om haar straf te ondergaan, zullen de gevolgen groot zijn. De verantwoordelijkheid voor eventuele schade ligt dan bij de instanties die daartoe hebben beslist. Daarnaast zal sprake zijn van een schending van de artikelen 3 en 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Klaagster verzoekt om alternatieven voor de gevangenisstraf te overwegen.
Standpunt van verweerder
Klaagster heeft ten tijde van de beroepsprocedure nieuwe medische gronden naar voren gebracht. Verweerder heeft daarom een nieuwe medische toestemmingsverklaring aan klaagster verstuurd. Deze is op 2 mei 2024 ingevuld en ondertekend. Op 3 mei 2024 heeft verweerder de medisch adviseur verzocht om een nieuw onderzoek te doen naar de detentiegeschiktheid van klaagster. Op 24 juni 2024 heeft de medisch adviseur een nieuw advies uitgebracht. Klaagster wordt op medische gronden detentiegeschikt geacht. In het aanvullende advies staat vermeld dat het, in verband met klaagsters psychische problemen, aan te bevelen is om haar na binnenkomst in de inrichting te laten screenen door een psycholoog. Daarna kan er verder beleid worden uitgezet.
Met betrekking tot de overige gronden verwijst verweerder naar de beslissing op bezwaar van 19 april 2024 en de e-mail van 5 maart 2024.
3. De beoordeling
De procedure voor zelfmelders is geregeld in hoofdstuk 2 van de Regeling tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen en hoofdstuk 2 van de Beleidsregels tenuitvoerlegging strafrechtelijke en administratiefrechtelijke beslissingen 2021.
Klaagster heeft bezwaar ingesteld tegen de meldoproep, omdat zij meent detentieongeschikt te zijn en zij de zorg draagt voor drie jonge kinderen. Haar oudste zoon zou lijden aan een ernstige vorm van autisme en intensieve begeleiding nodig hebben.
Detentiegeschiktheid
De beroepscommissie stelt voorop dat in een procedure als deze niet kan worden ingegaan op de medische juistheid van het advies van de medisch adviseur. De beroepscommissie oordeelt slechts over de redelijkheid en billijkheid van de bestreden beslissing. Voor zover daarin wordt verwezen naar een advies van de medisch adviseur, geldt dat verweerder in beginsel op de juistheid van het advies mag vertrouwen. Dit is slechts anders indien het advies onbegrijpelijk of onvolledig is, of in het geheel niet is onderbouwd.
Op 27 maart 2024 heeft de medisch adviseur een advies uitgebracht. Dit advies is gebaseerd op informatie van een Internist-Endocrinoloog van het Erasmus Medisch Centrum en op informatie van de huisarts. De medisch adviseur heeft op grond daarvan geconcludeerd dat klaagster detentiegeschikt is. De medisch adviseur overweegt dat klaagster bekend is met een stofwisselingsziekte, te weten porfyrie. Op zichzelf is daar goed mee te leven en zijn er geen beperkingen voor wat betreft zelfzorg en mobiliteit. De medisch adviseur stelt dat niet de ziekte op zichzelf bepaalt of klaagster detentiegeschikt is, maar de zorg die nodig is. In de inrichting zijn dagelijks verpleegkundigen aanwezig en is er zeer regelmatig een artsenspreekuur. Wel zal er juist gehandeld moeten worden bij een aanval van acute porfyrie. De medisch adviseur geeft aan dat bij plaatsing in een inrichting bij het personeel van de medische dienst duidelijk moet zijn wat zij moeten doen bij een aanval van acute porfyrie. Daarvoor is informatie van het Erasmus Medisch Centrum voorhanden.
Naar aanleiding van door klaagster in beroep overgelegde medische informatie, heeft verweerder de medisch adviseur verzocht om een aanvullend advies uit te brengen. Op 24 juni 2024 heeft de medisch adviseur dit advies uitgebracht. Het advies is gebaseerd op informatie van een GZ-psycholoog en informatie van de huisarts. De medisch adviseur heeft op grond daarvan klaagster opnieuw detentiegeschikt geacht. De medisch adviseur overweegt daartoe dat er, naast de lichamelijke problemen, ook sprake is van psychische problemen. Klaagster is aanvankelijk doorverwezen naar de basis GGZ, maar inmiddels is zij doorverwezen naar de specialistische GGZ voor nadere diagnostiek. Het is onduidelijk wanneer deze nadere diagnostiek zal plaatsvinden. Daarnaast kan de diagnostiek ook in of vanuit detentie plaatsvinden, waarna de voor klaagster meest passende detentieomgeving kan worden bepaald. De medisch adviseur geeft als aanbeveling klaagster na binnenkomst in de inrichting door een psycholoog te laten screenen, zodat verder beleid kan worden uitgezet.
Er is naar het oordeel van de beroepscommissie niet gebleken dat verweerder zijn conclusie, dat klaagster detentiegeschikt is en haar straf kan ondergaan, niet heeft kunnen baseren op de medische adviezen, gelet op de inhoud en de onderbouwing daarvan. Klaagsters stellingen kunnen dan ook niet afdoen aan het medisch advies.
Zorg voor kinderen
Klaagster stelt dat zij de zorg draagt voor drie jonge kinderen, van wie er twee bij haar wonen. Bij één van de kinderen zou sprake zijn van een ernstige vorm van autisme, zodat intensieve begeleiding nodig is. De beroepscommissie overweegt dat op 30 juni 2023 uitspraak is gedaan in klaagsters strafzaak, waarbij aan haar een gevangenisstraf is opgelegd, en dat zij op 27 februari 2024 de eerste oproep heeft ontvangen om zich te melden. De beroepscommissie is daarom van oordeel dat klaagster voldoende tijd heeft gehad om de gevolgen van haar detentie te ondervangen voor wat betreft de zorg voor haar kinderen. Daarbij komt dat verweerder klaagster op 5 maart 2024 heeft geadviseerd om de mogelijkheden voor eventuele opvang voor de kinderen te gaan onderzoeken. Verweerder heeft in de beslissing op bezwaar van 19 april 2024 geoordeeld dat klaagster nog drie maanden extra de tijd krijgt om eventuele opvang voor de kinderen te regelen. Het is onduidelijk welke stappen klaagster daartoe heeft ondernomen.
Daarnaast heeft klaagster, naar het oordeel van de beroepscommissie, onvoldoende geconcretiseerd en onderbouwd dat er voor de verzorging en ondersteuning van haar kinderen geen beroep kan worden gedaan op familieleden of professionele instanties. Uit de stukken volgt ook dat klaagster goed contact heeft met haar familie en een paar vrienden. Ook blijkt dat maatschappelijk werk betrokken is bij het gezin en dat er een aanvraag is gedaan voor ambulante begeleiding met betrekking tot klaagsters zoon. Hoewel de beroepscommissie begrijpt dat klaagster een bijzondere rol speelt in de zorg voor haar kinderen, en meer in het bijzonder met betrekking tot de zorg voor haar zoon met autisme, ontbreekt enige medisch-professionele onderbouwing waaruit de noodzaak van klaagsters aanwezigheid, die niet door professionele zorg zou kunnen worden ondervangen, kan blijken.
Alternatieve straf
Voor klaagsters verzoek om, in plaats van een gevangenisstraf, een alternatieve straf te mogen ondergaan, geldt dat zowel verweerder als de beroepscommissie niet bevoegd is daartoe te beslissen.
Conclusie
Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 10 juli 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. C. Fetter, voorzitter, mr. F.H.J. van Gaal en mr. A. Jongsma, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.
secretaris voorzitter