Nummer 24/38779/GA
Betreft [klager]
Datum 25 juli 2024
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Arnhem (hierna: de directeur)
1. De procedure
[klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek van 5 september 2023 om bezoek zonder toezicht (BZT) met zijn partner.
De beklagcommissie bij de PI Arnhem heeft op 26 januari 2024 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €60,- (A-2023-569). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.
De beroepscommissie heeft […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de PI Arnhem, […], juridisch medewerker bij de PI Arnhem, en klagers raadsvrouw mr. A.M. van Wingerden gehoord op de zitting van 20 juni 2024 in de PI Lelystad. De beroepscommissie heeft vervoer voor klager geregeld, zodat hij op de zitting kon worden gehoord. Klager heeft aangegeven dat hij geen gebruik wilde maken van deze mogelijkheid. Mr. A. de Groot, secretaris bij de RSJ, was als toehoorder aanwezig.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van de directeur
Het ontvangen van BZT is geen recht, maar een gunst. De directeur heeft een discretionaire bevoegdheid om het verzoek tot BZT af te wijzen. Bij de beoordeling van het verzoek weegt de directeur ook contra-indicaties mee.
Klager heeft op 4 augustus 2023 bezoek van een vrouw ontvangen op de familiekamer. Op de camerabeelden is te zien dat klager de vrouw begroette met een kus op de mond. Zij hebben gezoend, klager heeft haar betast en ging met zijn hand onder haar jurk. Naar aanleiding van dit voorval heeft de directeur extra vragen gesteld aan klagers partner om te kunnen beoordelen of er tussen hen nog sprake was van een hechte en duurzame relatie. Op het moment dat het verzoek tot BZT werd afgewezen, had klagers partner deze vragen nog niet beantwoord. Nadat de vragen beantwoord waren, is klagers verzoek tot BZT weer toegewezen.
Er heeft op 21 augustus 2023 nog een keer BZT plaatsgevonden tussen klager en zijn partner, omdat deze aanvraag voor 4 augustus 2023 al was goedgekeurd. Bij vergissing is deze toewijzing niet ingetrokken. Pas bij de nieuwe aanvraag is het voorval meegenomen bij de beoordeling.
Standpunt van klager
Volgens klager is het bezoek van 4 augustus 2023 normaal verlopen. Daarbij is het voor de invulling van het criterium ‘een hechte en duurzame relatie’ niet relevant wat er zou zijn gebeurd. Het contact tussen klager en zijn bezoekster heeft geen invloed op de relatie tussen klager en zijn partner. Het is aan klager en zijn partner hoe zij hun relatie vorm willen geven. De hechte en duurzame relatie stond al vast. Zijn partner komt vaak op bezoek, ze schrijven elkaar en hebben een kind samen. Na 4 augustus 2023 is er nog steeds goed contact geweest tussen klager en zijn partner en was er nog steeds sprake van een langdurige hechte en duurzame relatie.
De directeur is van mening dat het vermeende ‘ogenschijnlijk intieme contact’ tussen klager en zijn bezoekster afbreuk doet aan de relatie tussen klager en zijn partner, maar op 21 augustus 2023 heeft er nog BZT plaatsgevonden. De directeur heeft twee weken de tijd gehad om dit alsnog in te trekken. De afwijzing van de aanvraag om BZT in september valt niet te rijmen met het kunnen doorgaan van het BZT op 21 augustus 2023.
3. De beoordeling
Bij de beoordeling van een verzoek om BZT is van belang of naast de eigen belangen van de gedetineerde ook sprake is van contra-indicaties voor BZT. Negatieve gedragingen van de gedetineerde die de orde, rust en veiligheid in de inrichting hebben geschaad of kunnen schaden, dienen te worden meegewogen. De directeur heeft een eigen en discretionaire bevoegdheid om, na het maken van een individuele belangenafweging, het verzoek af te wijzen dan wel toe te kennen (vergelijk RSJ 28 juni 2021, R-20/6127/GA).
Op 4 augustus 2023 heeft klager bezoek ontvangen van een mevrouw op de familiekamer (volgens klager een familievriendin). Klager is toen gewaarschuwd omdat hij intiem contact leek te hebben met zijn bezoekster. De directeur heeft naar aanleiding hiervan de camerabeelden van het familiebezoek bekeken en daarop waargenomen dat klager zijn bezoekster op de mond kuste bij de begroeting. Vervolgens hebben zij gezoend en elkaar betast en heeft klager zijn hand onder haar jurk geschoven. De beroepscommissie ziet geen reden te twijfelen aan de waarneming van de directeur.
Klager heeft al vaker BZT van zijn partner ontvangen en de directeur heeft dus eerder beoordeeld dat er sprake is van een hechte en duurzame band tussen klager en zijn partner. Het intieme contact tijdens het familiebezoek leverde echter gerechtvaardigde vragen op over hun hechte en duurzame band. Dat er op enig moment sprake is van een hechte en duurzame relatie, hoeft immers nog niet te betekenen dat deze altijd blijft bestaan.
De directeur heeft op 5 september 2023 het verzoek om BZT kunnen afwijzen, omdat hij – door middel van het stellen van vragen aan klagers partner – de relatie tussen klager en zijn partner opnieuw wilde onderzoeken. Op het moment dat het verzoek werd beoordeeld had klagers partner nog niet gereageerd. Nadat klagers partner de vragen had beantwoord, is het volgende verzoek om BZT weer goedgekeurd. De beroepscommissie volgt klager in zijn standpunt dat het verwarrend is dat het BZT op 21 augustus 2023 nog doorgang heeft kunnen vinden. Uit de toelichting van de directeur volgt echter dat deze aanvraag al voor het incident was goedgekeurd en de goedkeuring eigenlijk had moeten worden ingetrokken. Dat het BZT op die datum is doorgegaan berust op een vergissing.
Het is naar het oordeel van de beroepscommissie begrijpelijk dat de directeur – op het moment dat er mogelijk sprake is van een contra indicatie – onderzoek doet en heeft om die reden het BZT (tijdelijk) kunnen intrekken. Bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Deze uitspraak is op 25 juli 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, drs. M.R. van Veen en mr. D.W.J. Vinkes, leden, bijgestaan door mr. L.A.E. Rijnja, secretaris.
secretaris voorzitter