Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/2154/GB, 24 november 2008, beroep
Uitspraakdatum:24-11-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 08/2154/GB

Betreft: [klager] datum: 24 november 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 19 augustus 2008 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) van de PI Tilburg ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 21 december 2007 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis De Schie te Rotterdam. Van daaruit is hij overgeplaatst naar de b.b.i. van de PI Tilburg. Op 10 november 2008 is hij geplaatst in een penitentiair programma (p.p.) en daartoe
geplaatst in de penitentiaire inrichting administratief (PIA) Rotterdam.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klager is, naar aanleiding van een overplaatsing in het kader van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen (Wots), sedert 21 december 2007 in Nederland gedetineerd. Klager heeft meegewerkt aan het opstellen van een traject in het kader van
het
project Terugdringen Recidive (TR) en het hem aangeboden (zogenaamde) stapeltraject geaccepteerd. Achteraf is gebleken dat het TR-bureau dit traject niet aan de selectiefunctionaris heeft aangeboden. Door het bureau selectie- en detentiebegeleiding van
de gevangenis De Schie en de directeur van genoemde gevangenis is geadviseerd verzoeker over te plaatsen naar een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.). De selectiefunctionaris heeft dit advies naast zich neergelegd. Klager is van mening hij
alsnog in aanmerking zou moeten komen voor een overplaatsing naar een z.b.b.i. Voor zover bij de selectie wordt uitgegaan van een aanvangsdatum van detentie van 21 december 2007, is dit onjuist omdat klager al sinds 5 juli 2003 gedetineerd is. Ook zijn
er thans geen openstaande boetes. Het CJIB in Leeuwarden heeft aangegeven dat de bekende boetes buiten invordering zijn gesteld. Het bureau TR heeft voortdurend onjuiste informatie aan de selectiefunctionaris verstrekt. Omdat die foutieve informatie
tot
gevolg heeft dat het stapeltraject is afgewezen, komt klager ook niet in aanmerking voor een z.b.b.i.-plaatsing. De selectiefunctionaris stelt in zijn reactie op het beroep dat klager niet zou voldoen aan de wettelijk voor een z.b.b.i.-plaatsing
geldende termijnen. Klager verbleef voorafgaand aan de Wots-procedure in Australië in een inrichting met een vergelijkbaar regime als in een z.b.b.i. en hem is toen verzekerd dat hij in Nederland in aanmerking zou komen voor een z.b.b.i. In Nederland
werd hem door het bureau TR gemeld dat hij van zijn strafrestant (achttien maanden) zes maanden in een z.b.b.i zou moeten doorbrengen en vervolgens 12 maanden zou moeten deelnemen aan een p.p. In Nederland werd klager in een h.v.b. geplaatst en van
daaruit in de gevangenis De Schie. Dit is feitelijk een verzwaring van het regime van de detentie. Dit is volgens artikel 10 van de Wots niet toegestaan. Klager is van mening dat voor die onrechtmatige verzwaring van zijn detentie een tegemoetkoming
dient te volgen. Verzoeker heeft overigens, anders dan de selectiefunctionaris verklaart geen beklagprocedure bij de Reclassering Nederland lopen omtrent een p.p.-advies. Klager was niet op de hoogte van dat negatieve p.p.-advies. Wel heeft hij een
klacht lopen tegen een medewerkster van de Reclassering Nederland.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager is door de directeur van de gevangenis De Schie aangeboden voor herselectie en adviseerde daarbij plaatsing in een z.b.b.i., omdat klager voorafgaand aan zijn
overbrenging naar Nederland in Australië in een soortgelijke setting had verbleven. De selectiefunctionaris heeft daarop besloten klager te selecteren voor plaatsing in een b.b.i. Reden daarvoor was dat klager toen nog niet voldeed aan de termijnen
die
gelden voor een z.b.b.i.-plaatsing. Omdat er nog geen p.p. is waaraan goedkeuring kan worden verleend, komt klager ook niet in aanmerking voor een vervroegde z.b.b.i.-plaatsing. Het bureau TR dat voor klager een traject moet opstellen, heeft aangegeven
dat de ten aanzien van klager openstaande boetes te hoog zijn om tot een p.p.-advies te komen. Tegen dat niet opstellen van een p.p.-advies heeft klager een procedure lopen bij de Reclassering Nederland. Op basis van het selectieadvies en het advies
van
de coördinator TR komt klager vooralsnog niet in aanmerking voor een z.b.b.i.-plaatsing.

4. De beoordeling
4.1. De b.b.i. van de PI Tilburg is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een beperkt beveiligingsniveau.

4.2. Klager, die onherroepelijk is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst.

4.3. Klager kan zich niet verenigen met een plaatsing in een b.b.i. en wenst te worden geplaatst in een z.b.b.i.

4.4. Aan de orde is in beroep de vraag of klager op 13 augustus 2008 in aanmerking kwam voor plaatsing in een z.b.b.i. en of de selectiefunctionaris in redelijkheid heeft kunnen beslissen klager te plaatsen in een b.b.i.
Op grond van artikel 2 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (d.d. 15 augustus 2000, Stcrt. 176, kenmerk 5042803/00/DJI, hierna: de Regeling) komen voor plaatsing in een z.b.b.i. in aanmerking – voor zover in dit kader
van belang – gedetineerden ten aanzien van wie een door de selectiefunctionaris akkoord bevonden voorstel voor deelname aan een penitentiair programma aanwezig is.
Vastgesteld kan worden dat er ten tijde van de selectiebeslissing (nog) geen sprake was van een voorstel voor een penitentiair programma. Uit het TR-adviesrapport d.d. 20 februari 2008 komt naar voren dat geen voorstel werd opgesteld omdat klager een
bedrag van € 3.267,24 aan geldboeten zou hebben openstaan en dat dit aan deelname aan een programma in de weg staat. Klager heeft daar tegenover gesteld dat de openstaande boeten buiten invordering zijn gesteld en ten bewijze daarvan een schrijven van
het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) d.d. 18 maart 2008 overgelegd. Uit dat schrijven komt naar voren dat een groot aantal vorderingen buiten invordering zijn gesteld. Klager heeft een en ander evenwel pas in beroep naar voren gebracht en
mitsdien na het nemen van de bestreden beslissing en de bezwaarprocedure. Dat maakt dat de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of
onbillijk kan worden aangemerkt. De omstandigheid dat klager inmiddels wel in een p.p. is geplaatst, doet daaraan niet af.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 24 november 2008.

secretaris voorzitter

Naar boven