Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/34485/GA, 4 september 2024, beroep
Uitspraakdatum:04-09-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/34485/GA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    4 september 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen het onthouden van medische zorg doordat geen gehoor wordt gegeven aan de sprekersbriefjes die hij heeft ingediend.

De beklagcommissie bij het Detentiecentrum (DC) Rotterdam heeft op 15 juni 2023 het beklag ongegrond verklaard (DC-2023-261). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. M.K. Bhadai, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

Klager heeft geen vaste woon- of verblijfsplaats in Nederland. De beroepscommissie heeft klagers raadsman en de directeur van het DC Rotterdam (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager is de voor hem noodzakelijke medische zorg ontzegd, terwijl hij daar meerdere malen om heeft verzocht. Hij heeft daarvoor verschillende sprekersbriefjes ingediend, waaronder op 4, 20 en 24 april 2023. Het als gevolg van het gewijzigde dagprogramma meer dan gebruikelijk ingesloten zijn geweest op cel, heeft eraan bijgedragen dat klager geen dan wel minder medische zorg heeft kunnen krijgen. Het indienen van sprekersbriefjes was voor klager de enige manier om zijn medische toestand kenbaar te maken. In de sprekersbriefjes heeft klager uitdrukkelijk aangegeven dat hij veel last ondervindt en dat hij door een arts wenst te worden behandeld. De medische dienst heeft echter geen medische hulp geboden. Het onthouden van de toegang tot de medische zorg is in strijd met de wettelijke verplichting van (de medische dienst van) de inrichting om zorg te dragen voor de gezondheid van de gedetineerden.

Klager verzoekt om het beroep mondeling te mogen toelichten en om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

Standpunt van de directeur
De directeur heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om op het beroep te reageren.

 

3. De beoordeling
Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.

 


Waar richt het beklag zich tegen? 
De beroepscommissie constateert dat uit het klaagschrift niet duidelijk volgt of het beklag zich richt tegen het onthouden van medische zorg of tegen het (nalatig) medisch handelen door of namens de inrichtingsarts. Het zorgdragen voor toegang tot de medische zorg, waaronder de beschikbaarheid van de inrichtingsarts, valt op grond van artikel 42 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) onder de verantwoordelijkheid van de directeur, terwijl voor het (nalatig) medisch handelen door of namens de inrichtingsarts een afzonderlijke, medische klachtenprocedure dient te worden gevolgd op grond van artikel 71b van de Pbw en volgende. Hoewel klager zijn verwijt aan de medische dienst maakt, heeft hij zich in zijn beklag geconcentreerd op het (moeten) indienen van sprekersbriefjes en het niettemin niet ontvangen van de verzochte medische zorg. Daarnaast benoemt klager zowel in beklag als in beroep expliciet de toegang tot de medische zorg. De beroepscommissie zal het beklag daarom opvatten als te zijn gericht tegen het onthouden van medische zorg doordat geen gehoor wordt gegeven aan de sprekersbriefjes die hij heeft ingediend. Indien en voor zover klager het niet eens was met het (nalatig) medisch handelen door of namens de inrichtingsarts, dan had hij zich daarover kunnen beklagen via de medische klachtenprocedure. 

Ontvankelijkheid van klager in beklag
Het onthouden van medische zorg door geen gehoor te geven aan sprekersbriefjes kan gelijk worden gesteld met een beslissing van de directeur, zoals bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw, als sprake is van een beklag met voldoende belang voor de gedetineerde. Daarvan is in beginsel slechts sprake wanneer de directeur volgens de gedetineerde jegens hem “structureel en in belangrijke mate tekortschiet in zijn verzorgende taken” (Kamerstukken II 1994/95, 24 263, nr. 3, p. 76).

Het gestelde probleem moet zich naar het oordeel van de beroepscommissie (als meest algemene uitgangspunt) in beginsel minimaal drie keer in drie maanden – voorafgaand aan het beklag – hebben voorgedaan, om te kunnen spreken van mogelijk ‘structureel tekortschieten’. Dat is echter mede afhankelijk van de aard en ernst (c.q. belangrijkheid) van het probleem. Als voldoende belang bij het beklag ontbreekt – wat dus losstaat van de vraag of het feitelijk klopt wat de gedetineerde heeft gesteld – dan moet de gedetineerde niet-ontvankelijk in zijn beklag worden verklaard.

Klager stelt dat hij meerdere malen – in ieder geval op 4, 20 en 24 april 2023 – een sprekersbriefje heeft ingediend om de inrichtingsarts te spreken en zich te laten behandelen voor zijn (psychische) klachten. Aan geen van de sprekersbriefjes is volgens klager gehoor gegeven, zodat hem niet de verzochte medische zorg is verleend. In de door klager gestelde omstandigheden zou sprake kunnen zijn van een structurele en belangrijke tekortkoming in de verzorgende taken van de directeur (als bedoeld in artikel 42 van de Pbw). Daarom heeft klager voldoende belang bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beklag en is hij terecht ontvangen in zijn beklag (vergelijk RSJ 4 maart 2024, 23/34699/GA).

Inhoudelijke beoordeling 
Klager verbleef van 10 maart 2023 tot en met 8 mei 2023 in het DC Rotterdam. Uit de inlichtingen van de directeur in de beklagprocedure volgt dat klager in de periode van 11 maart 2023 tot en met 25 april 2023 in totaal negen contactmomenten heeft gehad met de medische dienst, de huisarts en de psycholoog. Dit wordt ook ondersteund door de handgeschreven teksten (de beroepscommissie begrijpt: door een personeelslid van de medische dienst) op de overgelegde sprekersbriefjes van klager, waaruit onder meer blijkt dat de huisarts voor klager een verwijsbrief voor de psycholoog heeft opgesteld. 

Gelet op het voorgaande is het onvoldoende aannemelijk geworden dat de directeur structureel en in belangrijke mate is tekortgeschoten in zijn verzorgende taken (als bedoeld in artikel 42 van de Pbw). De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagrechter bevestigen, met wijziging van de gronden.

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

 


Deze uitspraak is op 4 september 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. W.S. Korteling, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. R. Raat, leden, bijgestaan door mr. R.A.J. van de Kamp, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven