Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/39399/TA, 26 juni 2024, beroep
Uitspraakdatum:26-06-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    24/39399/TA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    26 juni 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen:
a. het niet krijgen van een pen en beklagformulieren om beklag in te stellen en het niet ongestoord met zijn advocaat kunnen bellen           (K-2022-305);
b. een maand geen klacht kunnen schrijven (K-2022-328).

De beklagcommissie bij FPC De Kijvelanden te Poortugaal (hierna: de instelling) heeft op 
29 februari 2024 de klachten ongegrond verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. I.A.C. van Mulbregt, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en […], jurist, en […], psychiater, beiden werkzaam bij de instelling, gehoord op de zitting van 6 juni 2024 in de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught. Mr. S. Prinsen, secretaris bij de RSJ, was als toehoorder aanwezig.

De leden van de beroepscommissie, drs. U.A. Breedijk en mr. L.C.P. Goossens, konden niet op de zitting aanwezig zijn, maar beslissen wel mee op het beroep aan de hand van het dossier en wat op de zitting is besproken. De voorzitter heeft dit op de zitting meegedeeld. 

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager heeft tijdens zijn separatie in augustus 2022 beperkt in contact kunnen komen met zijn advocaat. Tijdens telefonische contactmomenten met zijn advocaat werd de telefoon in het luikje van de separeercel geplaatst, waardoor klager niet in staat is geweest om vrij met zijn advocaat te spreken. Het is van essentieel belang dat klager in contact kon komen met zijn advocaat tijdens de separatie en dat deze communicatie ook geheim zou blijven. In het geval van klager is dit in het bijzonder van belang geweest, omdat hij fors in zijn vrijheden werd beperkt gelet op de separatiemaatregel met cameratoezicht en een boeienregime en gelet op de controle op zijn post. Klager had met zijn advocaat vrijelijk, zonder dat personeel van de instelling meeluisterde, de mogelijkheden van beklag tegen deze vrijheidsbeperkingen moeten kunnen bespreken.

De beklagcommissie heeft in haar uitspraak overwogen dat het hoofd van de instelling met deze gang van zaken balanceert op wat wel en niet toelaatbaar is en dat zij niet uitsluit dat een dergelijk beklag in het vervolg wel gegrond zal worden verklaard. Het is niet duidelijk waarom het beklag ongegrond is verklaard, terwijl tegelijkertijd wordt erkend dat een dergelijke werkwijze eigenlijk niet door de beugel kan. Het beroep dient daarom gegrond te worden verklaard en aan klager dient een tegemoetkoming te worden toegekend.

Standpunt van het hoofd van de instelling
Namens het hoofd van de instelling is verwezen naar wat al in de beklagprocedure aan de orde is gesteld. In aanvulling daarop is op de zitting naar voren gebracht dat het personeel op de hoogte is van de regels en altijd in een andere ruimte is gaan staan op het moment dat klager met zijn advocaat belde. Ook heeft het personeel aangeboden om de beklagformulieren voor hem in te vullen, maar dat wilde klager niet. 

 

3. De beoordeling
Uit de stukken en wat op de zitting is besproken, komt naar voren dat klager tot 22 september 2022 in de instelling heeft verbleven. Voor zijn overplaatsing naar CTP Veldzicht heeft klager van 12 augustus 2022 tot aan zijn plaatsing op de afdeling Olivijn op                          19 september 2022 gedeeltelijk met toepassing van boeienbeleid in de separeercel verbleven. Klager heeft in die periode meermaals beklag ingesteld. Niet is gebleken dat klager door zijn verblijf in de separeercel en het boeienbeleid geen of niet tijdig beklag heeft kunnen indienen. Gelet op de beperkingen waarmee een verblijf in de separeercel onvermijdelijk gepaard gaat en het gedrag van klager op dat moment in aanmerking genomen, is de beroepscommissie van oordeel dat geen sprake is geweest van schending van klagers beklagrecht.

Ten aanzien van klagers beklag over het voeren van telefoongesprekken met zijn advocaat is de beroepscommissie van oordeel dat eveneens geen sprake is geweest van een schending van klagers rechten. Namens het hoofd van de instelling is naar voren gebracht dat op de momenten dat klager telefonisch contact had met zijn advocaat het personeel niet op de gang bij de deur van de separeercel heeft verbleven maar verderop in een andere ruimte voorbij een tussendeur waar de stem van klager niet was te horen. De stukken bieden geen aanknopingspunten om hieraan te twijfelen. De beroepscommissie is van oordeel dat de instelling voldoende zorgvuldig te werk is gegaan en dat de beklagcommissie de klachten terecht ongegrond heeft verklaard.

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie. 

 


Deze uitspraak is op 26 juni 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. U.A. Breedijk en mr. L.C.P. Goossens, leden, bijgestaan door mr. C.K. van Dijk, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven