Nummer 24/39135/TA
Betreft [klager]
Datum 26 juni 2024
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
[klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen:
a. de separatiemaatregel met cameratoezicht, ingaande op 12 augustus 2022 (K-2022-294);
b. de separatiemaatregel met cameratoezicht, ingaande op 19 augustus 2022 (K-2022-302);
c. de separatiemaatregel met cameratoezicht, ingaande op 16 september 2022 (K-2022-322).
De beklagcommissie bij FPC De Kijvelanden te Poortugaal (hierna: de instelling) heeft op
14 februari 2024 de klachten ongegrond verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
Klagers raadsvrouw, mr. I.A.C. van Mulbregt, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en […], jurist, en […], psychiater, beiden werkzaam bij de instelling, gehoord op de zitting van 6 juni 2024 in de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught. Mr. S. Prinsen, secretaris bij de RSJ, was als toehoorder aanwezig.
De leden van de beroepscommissie, drs. U.A. Breedijk en mr. L.C.P. Goossens, konden niet op de zitting aanwezig zijn, maar beslissen wel mee op het beroep aan de hand van het dossier en wat op de zitting is besproken. De voorzitter heeft dit op de zitting meegedeeld.
Na de zitting heeft klagers raadsvrouw zoals op de zitting is besproken per mail de Pro Justitia rapportage van het Pieter Baan Centrum van 4 oktober 2023 naar de instelling en de RSJ gestuurd.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
De separatiemaatregel heeft voor klager verstrekkende gevolgen gehad. Het vormde de aanleiding voor de aanvraag van de EVBG-status. Deze status is nadien verlengd en loopt tot op heden. In CTP Veldzicht, waar klager op dit moment verblijft, wordt klager onder deze status nog steeds in zijn vrijheden beperkt.
Klager heeft geen betrokkenheid gehad bij het broodmes dat op de afdeling is aangetroffen. Ook heeft hij geen drugs gebruikt of gehandeld in drugs. Het is klager nog altijd niet duidelijk van wie deze beschuldigingen komen, wat het voor hem zeer moeilijk maakt om zich hiertegen te verdedigen. Het is opvallend dat er geen drugs of een telefoon bij hem is aangetroffen, ondanks dat hij lange tijd in separatie heeft gebleven en zelfs met een camera is geobserveerd. De beschuldigingen van de instelling hebben dan ook op geen enkele manier handen en voeten gekregen. Klager ontkent daarnaast dat hij personeelsleden heeft bedreigd. Hij heeft in ieder geval nooit de bedoeling gehad om personeelsleden te bedreigen. Maar zelfs als over het een en ander anders zou worden gedacht, is er in elk geval niets voorgevallen dat separatie van zo lange duur proportioneel zou maken.
Tijdens de behandeling bij de beklagcommissie heeft het hoofd van de instelling kennelijk gesteld dat er sprake zou zijn van psychotische ontregeling, wat verbazing wekt bij klager. In geen van de bestreden beslissingen komt naar voren dat er volgens de instelling sprake zou zijn van psychotische ontregeling. Ook in het verweerschrift komt dit niet naar voren. Desondanks stelt de beklagcommissie vast dat het psychotische beeld op een gegeven moment zou zijn opgeklaard. Klager ontkent stellig dat er op enig moment sprake is geweest van een psychotisch toestandsbeeld. Volgens het hoofd van de instelling was de voortzetting van de separatiemaatregel met name te rechtvaardigen door het psychotische toestandsbeeld van klager. Gelet op het feit dat niet uit de stukken blijkt dat hiervan sprake was, is de noodzaak van de separatie en de verlengingen daarvan onvoldoende onderbouwd. Bovendien had in dat geval mogen worden verwacht dat het hoofd van de instelling dit toestandsbeeld had meegenomen in de eerdere schriftelijke stukken, zodat klager hierop had kunnen reageren.
De separatiemaatregelen zijn ten onrechte aan klager opgelegd en de separatie heeft onevenredig lang geduurd, zodat het beroep gegrond moet worden verklaard en aan klager een tegemoetkoming moet worden toegekend.
Standpunt van het hoofd van de instelling
Namens het hoofd van de instelling is verwezen naar wat al in de beklagprocedure aan de orde is gesteld. Ter zitting is aanvullend naar voren gebracht dat er destijds bij klager geen sprake was van een psychotische ontregeling. Het is onduidelijk waarom de beklagcommissie daarvan is uitgegaan. Er waren ook geen aanwijzingen voor een psychose en dat is ook niet doorslaggevend geweest voor het voortduren van de separatiemaatregel. Klager was in die periode uitermate vijandig, achterdochtig, dreigend en geagiteerd, waardoor de separatiemaatregel heeft voortgeduurd.
3. De beoordeling
Uit de stukken en wat op de zitting is besproken komt onder meer naar voren dat op 11 augustus 2022 op de patio van klagers afdeling een geslepen broodmes is gevonden. Naar aanleiding hiervan hebben alle verpleegden op deze afdeling een afzonderingsmaatregel opgelegd gekregen en zijn hun kamers en de gemeenschappelijke ruimtes op de afdeling gecontroleerd. Op 12 augustus 2022 is klager afwerend in contact en wil hij geen eten en drinken. Uit gesprekken met medeverpleegden komen aanwijzingen naar voren dat klager betrokken zou zijn bij het handelen in en/of het verspreiden van drugs op de afdeling en dat klager drugs en mogelijk ook een micro SD-kaart rectaal verborgen houdt. Daarom krijgt klager een separatiemaatregel met cameratoezicht opgelegd. Gedurende de separatiemaatregel wordt klagers houding richting het personeel toenemend vijandig en achterdochtig. Ook worden in klagers kamer aantekeningen aangetroffen met een aantal bankrekeningnummers met beschrijvingen van personen. Verder geeft klager aan buikkrampen te hebben en krijgt het personeel op grond van de camerabeelden het vermoeden dat klager iets uit zijn ontlasting heeft gehaald en dit opnieuw in zijn lichaam heeft gestopt. In gesprek met het hoofd van de afdeling heeft klager onder meer gezegd dat hij niks meer te verliezen heeft en hele nare dingen denkt en heeft hij dreigementen geuit richting het hoofd behandeling. Vanwege de dreigende uitspraken en toenemende vijandigheid wordt het noodzakelijk geacht klager met handboeien om te begeleiden wanneer hij gaat luchten en wordt een overplaatsingsverzoek en aanvraag voor een EVBG-status ingediend. De separatiemaatregel heeft tot 19 september 2022 voortgeduurd. Klager is op die dag met een afzonderingsmaatregel overgeplaatst naar de afdeling voor zeer intensieve zorg (afdeling Olivijn). Op 22 september 2022 is klager overgeplaatst naar CTP Veldzicht.
Op de zitting heeft de psychiater, die destijds klagers behandelend psychiater was, aangegeven dat bij klager geen sprake is geweest van een psychotisch toestandsbeeld. Anders dan de beklagcommissie stelt de beroepscommissie mede gelet op de schriftelijke onderbouwing van de bestreden beslissingen vast dat de separatiemaatregel is opgelegd en heeft voortgeduurd vanwege het vermoeden van de handel in drugs en de dreiging die van klager uitging en niet vanwege een psychotisch toestandsbeeld. Door klagers houding en gedrag en omdat hij niet in gesprek wilde gaan en er geen afspraken over de veiligheid met hem konden worden gemaakt, heeft het hoofd van de instelling in redelijkheid de separatiemaatregel met cameratoezicht kunnen opleggen en heeft de voortduring daarvan ook niet onredelijk lang geduurd. Klager ontkent dreigende uitspraken te hebben gedaan, maar de beroepscommissie heeft geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de mededelingen daarover van het personeel zoals die namens het hoofd van de instelling naar voren zijn gebracht. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen met wijziging van de gronden.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.
Deze uitspraak is op 26 juni 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. U.A. Breedijk en mr. L.C.P. Goossens, leden, bijgestaan door mr. C.K. van Dijk, secretaris.
secretaris voorzitter