Nummer 22/27692/GA
Betreft [klager]
Datum 14 augustus 2024
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
[klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen de omstandigheid dat hij geen, althans onvoldoende toegang heeft tot een pandit.
De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichtingen (PI) Middelburg heeft op 12 mei 2022 het beklag ongegrond verklaard (MB-2021-420). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
Klagers raadsvrouw, mr. J.J. Serrarens, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de PI Middelburg (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager is hindoe en heeft behoefte aan geestelijke verzorging door een pandit. Er is geen pandit aan de PI Middelburg verbonden. Klager heeft in de negen weken voordat hij beklag instelde slechts eenmaal een pandit gezien en in de tien maanden dat hij in de PI Middelburg verbleef in totaal driemaal.
Op de verzoekbriefjes waarmee in de PI Middelburg contact met een geestelijke verzorger kan worden gevraagd, ontbreekt de pandit. Desondanks heeft klager meerdere pogingen gedaan om in contact te komen met een pandit. Hij heeft minstens zes verzoekbriefjes ingediend, waarbij hij heeft gevraagd om geestelijke verzorging van een pandit op regelmatige basis (liefst eenmaal per week). Uiteraard had hij zijn religie op de belangrijkste hindoeïstische feestdagen ook graag willen beleven/belijden met een pandit. Hierop hij geen reactie heeft gekregen. Ook is hij in gesprek gegaan met de aan de inrichting verbonden humanist over zijn wens een pandit te zien en heeft hij gebeld met de Dienst Geestelijke Verzorging van het Ministerie van Justitie en Veiligheid over deze wens. Hierdoor heeft klager uiteindelijk een pandit kunnen spreken, maar hij acht de frequentie waarmee hij contact heeft kunnen hebben met een pandit volstrekt onvoldoende.
Dat er geen pandit actief was in de PI Middelburg, kan worden afgeleid uit het feit dat de directeur stelt niet te kunnen achterhalen hoe vaak klager bezoek van een pandit heeft gehad. Kennelijk heeft de directeur geen hindoeïstisch geestelijke verzorger als aanspreekpunt en is er geen zicht op de mate waarin geestelijke verzorging wordt geboden aan gedetineerden in de PI Middelburg. De directeur stelt dat sinds 2021 een pandit aan de PI Middelburg is toegewezen. Onduidelijk is echter met ingang van welke datum in 2021 dat het geval is en ook wat het toewijzen van een pandit aan de inrichting inhoudt. In ieder geval heeft de directeur erkend dat de PI Middelburg niet op regelmatige basis door een pandit wordt bezocht gezien het geringe aantal hindoeïstische gedetineerden. Daarbij komt dat er nooit een viering of andere hindoeïstische (groeps)bijeenkomst heeft plaatsgevonden in de periode dat klager in de PI Middelburg verbleef. Dit terwijl het de directeur niet kan zijn ontgaan dat klager een belijdend hindoe is. Hij heeft dat kenbaar gemaakt bij zijn intake, krijgt voeding die past bij zijn religie, heeft heilige boeken uit de hindoe-traditie op zijn cel en draagt hoofdbedekking vanwege zijn religie.
Het is evident dat artikel 25 van de Penitentiaire maatregel (Pm) en artikel 41, tweede lid, van de Penitentiaire Beginselenwet (Pbw) zijn geschonden. Er dienen aan de inrichting in ieder geval ook hindoeïstisch geestelijke verzorgers verbonden te zijn. De beroepscommissie heeft ook bepaald dat alle wereldgodsdiensten en levensbeschouwingen op gelijke voet moeten worden behandeld (zie RSJ 8 januari 2001, 00/1737/GA). Verder heeft de beroepscommissie in RSJ 14 oktober 2014, 14/1839/GA, geoordeeld dat artikel 41, tweede lid, van de Pbw geschonden was in een geval dat gedurende een periode van zeventien dagen geen geestelijke verzorging beschikbaar was. Klager is veel langer verstoken gebleven van geestelijke zorg.
Standpunt van de directeur
Klager is in de gelegenheid gesteld vrij contact te onderhouden met de geestelijk verzorger van zijn keuze. Er is niet omschreven hoe frequent het contact moet plaatsvinden of op welke wijze. Klager stelt dat de pandit weinig op bezoek is geweest. Dit is momenteel niet meer te achterhalen. De humanist heeft aangegeven dat zij twee verzoekbriefjes van klager heeft ontvangen die zij vervolgens heeft doorgestuurd naar de pandit op 3 december en
4 maart. De directeur is niet op de hoogte van andere verzoekbriefjes die klager heeft ingediend waarop hij had moeten reageren. Conform de huisregels is door de aanwezige geestelijk verzorger actie ondernomen. Er is sinds 2021 een pandit toegewezen aan de PI Middelburg, al is dit niet in de huisregels vermeld en op het verzoekbriefje aangegeven. De directeur verwijst verder naar zijn standpunt in beklag.
3. De beoordeling
De beroepscommissie merkt allereerst op dat zij ernaar streeft om spoedig uitspraak te doen. Zij betreurt het dat de uitspraak op dit beroep door uiteenlopende omstandigheden lang op zich heeft laten wachten.
Ontvankelijkheid van klager in beklag
Het geen of onvoldoende toegang hebben tot een pandit kan gelijk worden gesteld met een beslissing van de directeur, zoals bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw, als sprake is van een beklag met voldoende belang voor de gedetineerde. Daarvan is in beginsel slechts sprake wanneer de directeur volgens de gedetineerde “structureel en in belangrijke mate tekortschiet in zijn verzorgende taken” (Kamerstukken II 1994/95, 24 263, nr. 3, p. 76).
Als voldoende belang bij het beklag ontbreekt – wat dus losstaat van de vraag of het feitelijk klopt wat de gedetineerde heeft gesteld – dan moet de gedetineerde niet-ontvankelijk in zijn beklag worden verklaard.
Volgens klager heeft hij in de negen weken die voorafgingen aan het instellen van beklag (op 11 november 2021) slechts één keer bezoek ontvangen van de pandit en staat op de verzoekbriefjes waarmee contact met een geestelijk verzorger kan worden gevraagd geen pandit vermeld, waardoor hij in onvoldoende mate toegang heeft tot een pandit.
Onder deze omstandigheden zou er naar het oordeel van de beroepscommissie sprake kunnen zijn van een structurele en belangrijke tekortkoming in de verzorgende taken van de directeur. Klager is daarom terecht in zijn beklag ontvangen.
Inhoudelijke beoordeling
Op grond van artikel 41, eerste lid, van de Pbw heeft de gedetineerde het recht zijn godsdienst of levensovertuiging, individueel of in gemeenschap met anderen, vrij te belijden en te beleven. Het tweede lid van dat artikel bepaalt dat de directeur er zorg voor draagt dat in de inrichting voldoende geestelijke verzorging, die zoveel mogelijk aansluit bij de godsdienst of levensovertuiging van de gedetineerden, beschikbaar is. De directeur stelt de gedetineerde, zo bepaalt artikel 41, derde lid, van de Pbw, in de gelegenheid op in de huisregels vastgestelde tijden en plaatsen:
a. persoonlijk contact te onderhouden met de geestelijk verzorger van de godsdienst of levensovertuiging van zijn keuze, die aan de inrichting is verbonden;
b. contact te onderhouden met andere dan de onder a. genoemde geestelijke verzorgers volgens artikel 38 van de Pbw;
c. in de inrichting te houden godsdienstige of levensbeschouwelijke bijeenkomsten van zijn keuze bij te wonen.
Op grond van artikel 25 van de Pm zijn aan een inrichting geestelijke verzorgers van verschillende godsdiensten of levensovertuigingen verbonden, doch in elk geval geestelijk verzorgers van boeddhistische, hindoeïstische, islamitische, joodse, protestantse en rooms-katholieke gezindte en geestelijk verzorgers van het humanistisch verbond.
In de (ten tijde van het beklag geldende) huisregels van de PI Middelburg staat: “U kunt contact met de geestelijk verzorger van uw keuze aanvragen en deze kan in het kader van de zorg ook contact met u opnemen. Aan de inrichting zijn verbonden geestelijk verzorgers van protestantse en rooms-katholieke gezindte, een humanistisch raadsman en een imam. Als uw geestelijke verzorger niet verbonden is aan de inrichting kunt u contact maken via een verzoekbriefje aan de geestelijke verzorgers van de inrichting. Niet verbonden zijn o.a. een rabbijn, een pandit en een boeddhistisch geestelijk verzorger”.
De directeur betwist niet dat klager gedurende de negen weken die voorafgingen aan het instellen van het onderhavige beklag slechts één keer bezoek heeft ontvangen van de pandit, terwijl klager verschillende pogingen heeft ondernomen om de pandit (op regelmatige basis) te spreken te krijgen. De verzoekbriefjes die de directeur noemt, zien niet op de periode waarop het beklag betrekking heeft. De directeur stelt weliswaar dat sinds 2021 een pandit aan de PI Middelburg is toegewezen, maar heeft daarbij geen duidelijkheid verschaft over vanaf wanneer dit precies het geval was. Daardoor is niet duidelijk of er een pandit aan de inrichting was verbonden gedurende de (gehele) periode waar klager over spreekt. Bovendien bevestigt de directeur dat de pandit ontbreekt op de verzoekbriefjes waarmee contact kan worden gezocht met een geestelijk verzorger.
Gelet op het voorgaande acht de beroepscommissie voldoende aannemelijk dat er in de periode waarop het beklag betrekking heeft in onvoldoende mate een pandit (op afroep) voor klager beschikbaar was. Naar het oordeel van de beroepscommissie is het voldoende aannemelijk geworden dat de directeur structureel en in belangrijke mate is tekortgeschoten in zijn verzorgende taken.
De beroepscommissie zal het beroep dan ook gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €12,50.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €12,50.
Deze uitspraak is op 14 augustus 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. M. Iedema, voorzitter, mr. A.B. Baumgarten en mr. dr. R.S.T. Gaarthuis, leden, bijgestaan door mr. L.M. Uljee, secretaris.
secretaris voorzitter