nummer: 08/1507/GA
betreft: [klager] datum: 14 november 2008
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van het huis van bewaring (h.v.b.) Lelystad,
gericht tegen een uitspraak van 12 juni 2008 van de beklagcommissie bij voormeld h.v.b., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager, en inhoudende de beslissing van de beklagcommissie om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 30 september 2008, gehouden in de locatie Ooyerhoek te Zutphen, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. G. Raap, en [...], unit-directeur bij het h.v.b. Lelystad.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de weigering om – tegen betaling van huur – een televisieaansluitkabel te verstrekken.
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven en daarbij bepaald dat aan klager als tegemoetkoming tegen de geldende huurpenningen alsnog een televisieaansluitkabel moet worden
verstrekt.
2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Naar aanleiding van een aan klager opgelegde schadevergoedingsverplichting is aan hem gemeld dat hij tot het moment van betalen geen televisie of aansluiting zou mogen huren. Hem werd wel toegestaan een televisie in te voeren maar deze zou niet kunnen
worden aangesloten. De directeur heeft bij het personeel navraag gedaan of een en ander duidelijk aan klager was uitgelegd. Daarbij kwam naar voren dat een en ander voor klager duidelijk had moeten zijn. Op enig moment is bij klager toch een
televisieaansluitkabel aangetroffen. Toen is besloten hem over die week huur te laten betalen voor de aansluiting. De televisieaansluitkabel is vervolgens ingenomen. Geen enkele gedetineerde heeft bij het personeel aangegeven die kabel te missen. De
stelling dat de kabel van een medegedetineerde was, komt de directeur daarom ongeloofwaardig over.
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager kreeg in Lelystad toestemming om een eigen televisie in te voeren. Toen klager die toestemming kreeg, is hem daarbij niet verteld dat hij dat toestel alleen maar zou kunnen gebruiken om te gamen. Pas toen de televisie was ingevoerd, werd hem
verteld dat hij geen aansluiting mocht huren voor die televisie. De bij die televisie behorende antennekabel werd niet aan klager gegeven. Klager had die televisie, die een waarde heeft van ongeveer € 400,=, ingevoerd omdat hij van de directeur geen
televisie mocht huren. De televisie staat op dit moment nog in de cel. Klager heeft van februari 2008 tot nu nog steeds geen aansluiting gekregen. Hij heeft over die periode, met uitzondering van een éénmalig huurbedrag van € 3,=, nooit huur betaald.
Die ene keer was omdat klager toen met behulp van een kabel van een medegedetineerde samen met die gedetineerde in zijn verblijfsruimte een televisieprogramma heeft bekeken. Hij moest toen voor een volledige week huur betalen. De reden dat hij geen
televisieaansluiting kreeg is dat hij volgens de directeur aan de inrichting een schadevergoeding moet betalen en tot het moment van betalen geen televisie mag huren. Daarbij is van belang dat de mededeling met betrekking tot de schadevergoeding enkel
spreekt over de huur van een televisie en niet over het al dan niet mogen huren van een televisieaansluitkabel. Klager ging er daarom vanuit dat hij wel televisie zou kunnen kijken als hij de daarvoor bedoelde huur zou betalen.
3. De beoordeling
Aan klager is bij beslissing van 13 maart. 2008 een verplichting tot het betalen van schadevergoeding van € 200,= opgelegd. Daarbij is vermeld dat hij, zolang hij weigert de schade te betalen, geen mogelijkheid krijgt om via de inrichting een televisie
te huren.
De mogelijkheid om met een gedetineerde omtrent de door hem toegebrachte schade een regeling te treffen, vindt haar grondslag in het vierde lid van artikel 51 van de Pbw. Een en ander is nader geregeld in onderdeel 9.1.1 van de Regeling model
huisregels
penitentiaire inrichtingen (hierna: de Regeling). De Regeling is voor het h.v.b. Lelystad uitgewerkt in de huisregels van het h.v.b. In de wet, de Regeling of de huisregels van het h.v.b. Lelystad staat geen mogelijkheid vermeld tot het verbinden van
de
onderhavige nadere eis aan de vergoeding van schade. Nu die nadere eis het karakter heeft van een dwangmiddel, is voor het stellen daarvan een wettelijke grondslag vereist. Dat maakt dat het beklag, zij het op andere gronden, gegrond is. Het beroep van
de directeur is daarom ongegrond. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagcommissie ten aanzien van het beklag bevestigen met wijziging van de gronden.
De beroepscommissie acht de beslissing om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen in de vorm van verstrekking van een televisieaansluiting tegen betaling van de daarvoor verschuldigde huurpenningen, juist. Ook dit onderdeel van de uitspraak van de
beklagcommissie komt daarom voor bevestiging in aanmerking.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart. het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, L. Diepenhorst MPA en mr. J. Lamens, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 14 november 2008
secretaris voorzitter