Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/39762/JA, 25 juni 2024, beroep
Uitspraakdatum:25-06-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          24/39762/JA

   

Betreft [klager]

Datum 25 juni 2024

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager], geboren op 3 oktober 2001 (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen het niet ontvangen van de schriftelijke mededeling van de ordemaatregel die aan hem is opgelegd.

De beklagcommissie bij de Rijks Justitiële Jeugdinrichting (RJJI) De Hunnerberg te Nijmegen heeft – naar de beroepscommissie begrijpt – op 5 maart 2024 het beklag ongegrond verklaard (H-2023-328). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. S.Ph.Chr. Wester, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de RJJI De Hunnerberg (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De schriftelijke mededeling van de ordemaatregel is niet uitgereikt aan klager, omdat hij niet wilde tekenen voor ontvangst. De directeur bevestigde dit scenario, door in eerste instantie te stellen dat klager de schriftelijke mededeling heeft gezien en heeft geweigerd te tekenen. De beklagcommissie heeft ten onrechte geen acht geslagen op dit standpunt. Pas ter zitting van de beklagcommissie stelde de directeur dat de schriftelijke mededeling wél is uitgereikt, maar dat klager niet voor ontvangst zou hebben getekend. Dit laatste zou echter niet in de weg staan aan het uitreiken van de schriftelijke mededeling.

Het begin van aannemelijkheid ligt in het standpunt dat de directeur in eerste instantie heeft ingenomen. Dit levert op dat klager geen schriftelijke mededeling heeft ontvangen, maar alleen heeft gezien. Dit is in strijd met artikel 62, eerste lid, in samenhang met 61, eerste lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj). Klager verzoekt om hem een tegemoetkoming toe te kennen.

 

Standpunt van de directeur

Een jeugdige krijgt een schriftelijke mededeling/beschikking eerst ter inzage, waarna hij of zij kan kiezen om de beschikking te ondertekenen of niet. Vervolgens wordt de wel of niet door de jeugdige ondertekende beschikking gekopieerd, waarna de jeugdige de beschikking krijgt uitgereikt. Het tijdstip waarop de jeugdige de mogelijkheid krijgt om de beschikking te lezen en te ondertekenen, wordt beschouwd als het tijdstip van uitreiking.

Het is niet meer herleidbaar op welk tijdstip klager de beschikking kreeg uitgereikt, oftewel wanneer de beschikking na inzage aan hem is overhandigd. Er is geen reden om te twijfelen aan het feit dat de beschikking onverwijld is uitgereikt, nu dit een standaardprocedure betreft.

 

3. De beoordeling

De beklagcommissie heeft overwogen dat “het onderwerp waarover klager klaagt onder de reikwijdte van artikel 65 van de Bjj valt”. Over de ontvankelijkheid van klager in zijn beklag, overweegt de beroepscommissie als volgt.

In de Memorie van Toelichting bij de Bjj staat dat tegen een schending van het hoorrecht geen afzonderlijk beklag openstaat. Een dergelijke schending kan er wel toe leiden dat het beklag tegen de beslissing waaromtrent betrokkene vooraf had moeten worden gehoord door de beklag- of beroepscommissie gegrond wordt geacht (Kamerstukken II 1997/98, 26 016, nr. 3, p. 64). Een gelijkluidende passage is opgenomen in de Memorie van Toelichting bij de Penitentiaire beginselenwet en de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden.

Het recht om te worden gehoord, ook wel de hoorplicht van de directeur genoemd, is voor de jeugdige een van de belangrijkste vormvereisten. De beroepscommissie toetst in dat kader ambtshalve of is voldaan aan de hoorplicht als bedoeld in artikel 61 van de Bjj.

Voor wat betreft het instellen van beklag geldt het volgende. De beroepscommissie leidt uit de Memorie van Toelichting bij de Bjj af dat het niet de bedoeling van de wetgever is geweest afzonderlijk beklag open te stellen tegen een (of meer) vormverzuim(en). Over het niet voldoen aan eventuele vormvereisten kan worden geklaagd als de jeugdige het inhoudelijk niet eens is met de beslissing die is genomen en tegen die beslissing beklag openstaat op grond van artikel 65 van de Bjj.

In klagers geval is het dus niet mogelijk om het beklag inhoudelijk te behandelen, omdat dit alleen gaat over het niet uitreiken van de schriftelijke mededeling van de ordemaatregel. De beroepscommissie zal daarom de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

Deze uitspraak is op 25 juni 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, M. Bakker MSc en mr. S. Woudman-Bijl, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven