Nummer 23/35883/GA en 23/36002/GA
Betreft [klager]
Datum 21 augustus 2024
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op de beroepen van [klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen:
a. de op 1 augustus 2023 ontvangen maaltijden waarvan de groente was aangebrand en waarin geen zilvervliesrijst zat (G-2023-1145; 23/35883/GA);
b. de op 15 augustus 2023 ontvangen aangebrande maaltijd met bonen (G-2023-1204; 23/36002/GA) en
c. de op 17 augustus 2023 ontvangen aangebrande maaltijd (G-2023-1204; 23/36002/GA).
De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Sittard heeft op 30 augustus 2023 beklag a ongegrond verklaard en op 5 september 2023 klager niet-ontvankelijk verklaard in beklag b en c. De uitspraken van de beklagrechter zijn bijgevoegd.
Klagers raadsman, mr. M.M.J.P. Penners, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraken.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de PI Sittard (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten. De beroepscommissie heeft tevens kennisgenomen van de uitspraak van de beklagrechter van 31 augustus 2023 met kenmerk G-2023-1178 en G-2023-1183.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Beklag a
Klager volgt een medisch dieet waarbij het essentieel is dat zijn voeding zorgvuldig wordt samengesteld om zijn gezondheid te waarborgen. Herhaaldelijk heeft hij echter maaltijden ontvangen waarin verbrande groenten en niet de juiste rijst waren opgenomen. Deze nalatigheid in het verstrekken van aangepaste maaltijden vormt een schending van de zorgplicht die rust op de directeur, waardoor klagers gezondheid in gevaar wordt gebracht. Klager heeft wel degelijk de maaltijden laten zien aan het dienstdoende personeel. Ondanks deze herhaalde meldingen is er geen passende actie ondernomen om de kwaliteit van zijn voeding en het bij hem behorende dieet te verbeteren.
Beklag b en c
Klager heeft driemaal een klacht ingediend met betrekking tot zijn ontevredenheid over de maaltijden. De beklagrechter stelt in haar beoordeling dat dit identieke klachten zouden betreffen. Klager wenst echter te benadrukken dat er op verschillende data maaltijden zijn verstrekt die verbrande voeding bevatten en/of niet in overeenstemming waren met zijn dieetvoorschriften. Daardoor ontstaat er telkens een nieuwe beklagwaardige situatie en dient het beklag alsnog ontvankelijk te worden verklaard. Klager volgt een medisch dieet waarbij het essentieel is dat zijn voeding zorgvuldig wordt samengesteld om zijn gezondheid te waarborgen. Herhaaldelijk heeft klager maaltijden ontvangen waarin verbrande groenten en rijst waren opgenomen. Dit vormt een schending van de zorgplicht van de directeur. Klager heeft wel degelijk de maaltijden laten zien aan het dienstdoende personeel. Klager verwijst naar eerdere beklagzaken over bedorven voeding, die gegrond zijn verklaard en waarin een tegemoetkoming van €30,- is toegekend. Klager wenst voor elke niet-bruikbare maaltijd een tegemoetkoming te ontvangen van minimaal €7,50.
Standpunt van de directeur
De directeur heeft zijn standpunt in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
Ontvankelijkheid in beklag
De beklagrechter heeft beklag a ongegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard in beklag b en c. Namens klager is betwist dat de door de beklagrechter genoemde klachten met nummers G-2023-1145 (beklag a) en G-2023-1178 en G-2023-1183 (in beroep niet aan de orde) identieke klachten betreffen. De beroepscommissie volgt de beklagrechter niet in haar oordeel dat beklag b en c identieke klachten zouden betreffen en dat klager om die reden hierin niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard, nu deze klachten op een andere datum betrekking hebben.
Het (drie keer) leveren van maaltijden die verbrand zijn en/of zonder de juiste ingrediënten kan gelijk worden gesteld met een beslissing van de directeur, zoals bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), als sprake is van een beklag met voldoende belang voor de gedetineerde. Daarvan is in beginsel slechts sprake wanneer de directeur volgens de gedetineerde jegens hem “structureel en in belangrijke mate tekortschiet in zijn verzorgende taken” (Kamerstukken II 1994/95, 24 263, nr. 3, p. 76).
Als voldoende belang bij het beklag ontbreekt – wat dus losstaat van de vraag of het feitelijk klopt wat de gedetineerde heeft gesteld – dan moet de gedetineerde niet-ontvankelijk in zijn beklag worden verklaard. Het gestelde probleem moet zich naar het oordeel van de beroepscommissie (als meest algemene uitgangspunt) in beginsel minimaal drie keer in drie maanden – voorafgaand aan het beklag – hebben voorgedaan, om te kunnen spreken van mogelijk ‘structureel tekortschieten’. Dat is echter mede afhankelijk van de aard en ernst (c.q. belangrijkheid) van het probleem.
De beroepscommissie beoordeelt de door klager ingediende klachten tezamen (vergelijk RSJ 7 maart 2024, 22/31258/GA). Klager heeft gesteld dat op drie verschillende dagen binnen één maand maaltijden zijn geleverd die aangebrand waren of niet de juiste ingrediënten bevatten (op 1, 15 en 17 augustus 2023). Onder deze omstandigheden kan er naar het oordeel van de beroepscommissie sprake zijn geweest van een structurele en belangrijke tekortkoming in de verzorgende taken van de directeur. Klager heeft dan ook voldoende belang bij een inhoudelijke beoordeling van zijn klachten.
Gelet op het voorgaande is klager terecht ontvangen in beklag a. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagrechter (van 5 september 2023) inzake beklag b en c vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in deze klachten. Om proceseconomische redenen zal zij zelf inhoudelijk op de laatstgenoemde klachten beslissen.
Inhoudelijke beoordeling
Volgens het klaagschrift inzake beklag a heeft klager op 1 augustus 2023 twee maaltijdbakken ontvangen waarvan de groenten waren aangebrand en waarin geen zilvervliesrijst zat, maar witte rijst. Klager mag geen witte rijst eten voor zijn gezondheid. Klager heeft in zijn klaagschrift inzake beklag b en c aangegeven dat hij op 15 en 17 augustus 2023 aangebrande maaltijden heeft ontvangen. Het eten van verbrande maaltijden kan volgens klager zeer ernstige gevolgen voor zijn gezondheid hebben. Daarnaast stelt klager op 15 augustus 2023 bonen te hebben ontvangen. Klager mag dit wegens zijn medisch dieet (purine-arm) niet nuttigen.
De directeur heeft naar voren gebracht dat klager zijn stelling inzake beklag a niet heeft onderbouwd. Hij toont weliswaar aan dat er zilvervliesrijst op het etiket staat, maar niet dat er juist witte rijst in de bak zat. Ook de gestelde verbrande groenten worden niet onderbouwd. Inzake beklag b en c zijn de betreffende maaltijden door klager niet bij het personeel geretourneerd, zo stelt de directeur.
Naar het oordeel van de beroepscommissie zijn de stellingen van klager op basis van de stukken onvoldoende aannemelijk geworden. Daarom is onvoldoende aannemelijk geworden dat de directeur structureel en in belangrijke mate is tekortgeschoten in zijn verzorgende taken.
De beroepscommissie is dan ook van oordeel dat de beklagrechter beklag a terecht ongegrond heeft verklaard. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagrechter (van 30 augustus 2023) zal worden bevestigd, met wijziging van de gronden.
De beroepscommissie zal de klachten b en c ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag a ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter, met wijziging van de gronden.
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter inzake beklag b en c, verklaart klager alsnog ontvankelijk in deze klachten, maar verklaart deze klachten ongegrond.
Deze uitspraak is op 21 augustus 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. W.S. Korteling, voorzitter, mr. A.M.G. Smit en mr. B. van der Werf, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.
secretaris voorzitter