Nummer 23/33544/GA
Betreft klager
Datum 11 september 2024
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
klager (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen het zonder zijn toestemming wekelijks afschrijven van €3,- van zijn rekening courant voor de tv.
De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Dordrecht heeft op 20 april 2023 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (PD-2023-170). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.
Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.
De beroepscommissie heeft klager en de directeur van de PI Dordrecht (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager heeft niet meer kunnen reageren op de reactie van de PI Dordrecht. Klager vindt dat hij het recht heeft om op hun verweer te mogen reageren, maar hij heeft alleen de uitspraak ontvangen.
De beklagrechter schrijft dat de door klager ingediende klacht van 24 februari 2023 op 1 maart 2023 is ontvangen. De Commissie van Toezicht zou moeten weten dat haar medewerkers de brievenbussen slechts eenmaal per week legen en dat dit meestal op een woensdag gebeurt. 24 februari 2023 was op een woensdag, net als 1 maart 2023. Waarschijnlijk heeft klager zijn beklag/grief in de brievenbus gedaan net nadat deze was geleegd.
Klager heeft sinds zijn binnenkomst in de PI Dordrecht in november 2021 nooit een verzoek voor een tv ingediend. Volgens de uitspraak zou klager op 15 mei 2022 dit verzoek hebben ingediend. Klager daagt de PI Dordrecht uit om een door hem ondertekend verzoek aan de beroepscommissie te overhandigen.
Wat de directie stelt, dat klager pas nadat hij op een zespersoonscel is geplaatst heeft aangegeven dat er ten onrechte geld werd afgeschreven, is niet juist. Vanaf klagers binnenkomst in de PI Dordrecht tot week 22 is er nooit iets afgeschreven. De tv stond gewoon op cel. Omdat klager geen intake heeft gehad bij binnenkomst en er geen geld werd afgeschreven, ging hij ervan uit dat de tv tot de celinventaris behoorde. Toen ineens in mei 2022 wel geld werd afgeschreven, heeft klager dit direct gemeld bij zijn mentor, penitentiair inrichtingswerker (piw’er) F. Zij gaf aan dat klager even geduld moest hebben, dat ze het zou uitzoeken en dat ze erop terug zou komen. Er ging een maand voorbij zonder dat klager iets hoorde, maar er werd wel wekelijks geld afgeschreven.
Eind juni 2022 meldde klager zich opnieuw, nu bij piw’er R. Klager heeft opnieuw aangegeven dat hij nooit een contract had getekend en dat hij daarom zijn geld terug wilde. Het zou weer worden uitgezocht. Maar klager hoorde weer niets en meldde het probleem in de maanden daarna bij piw’ers S., M., W., L. en G. Eindelijk is in januari/februari 2023 in het bijzijn van klager het SSC (Shared Service Center) gebeld, waarbij op 11 februari 2023 in het systeem is aangegeven dat klager geen contract had en dus niet hoefde te betalen. In de zes weken daarna is het geld echter nog steeds automatisch zonder klagers toestemming afgeboekt. Pas na een telefoontje van piw’er G. op 7 maart 2023 zijn de automatische betalingen eindelijk stopgezet.
Klager heeft in maart 2023 €39,- retour gekregen. Dit is voor de dertien weken in 2023 dat er geld is afgeboekt. Klager heeft van alle onterecht afgeboekte bedragen uit 2022 (31 keer €3,-= €93,-) niets ontvangen en die wil klager wel terug.
De directeur geeft aan dat klager zelf dan maar de tv had moeten inleveren. Dit is de omgekeerde wereld. Als een tv tot de celinventaris behoort, dan mag klager deze niet zomaar verwijderen. De directie had moeten constateren dat klager geen contract had, klager daarmee moeten confronteren en hem de keuze moeten geven: of tekenen of het van cel halen van de tv.
Standpunt van de directeur
De directeur heeft niet gereageerd op het beroepschrift.
3. De beoordeling
Klager heeft in beroep aangevoerd dat de beklagrechter procedurefouten heeft gemaakt, omdat hij niet heeft kunnen reageren op het verweer van de directeur. Eventuele procedurefouten van de beklagrechter zijn voor de behandeling van het beroep niet relevant, omdat het beklag in beroep opnieuw wordt beoordeeld. De beroepscommissie gaat daarom hieraan voorbij.
Ontvankelijkheid in beklag
De beklagrechter heeft overwogen dat klager vanaf 2 januari 2023 op een zespersoonscel heeft verbleven en daar niet hoefde te betalen voor een tv. Het beklag zou daarom alleen betrekking hebben op de weken die vóór deze datum liggen. Nu klager pas op 1 maart 2023 in beklag is gegaan en niet is gebleken van omstandigheden waardoor klager niet eerder in beklag heeft kunnen gaan, is klager niet-ontvankelijk in zijn beklag verklaard, omdat niet is voldaan aan het gestelde in artikel 61, vijfde lid, van de Penitentiaire beginselenwet.
De beroepscommissie kan zich niet in vinden in die uitspraak en overweegt hiertoe het volgende.
Het gaat hier om een losstaand probleem waarvoor klager een oplossing wil. Het is niet de bedoeling dat in zo’n geval meteen beklag wordt ingesteld. Het is immers “zinniger dat met het toezicht belaste medewerkers in staat worden gesteld op dergelijke klachten te reageren” (Kamerstukken II 1994/95, 24 263, nr. 3, p. 77). Als de gedetineerde het vervolgens niet eens is met de beslissing op zijn – interne – klacht, dan kan hij daartegen beklag instellen.
De beroepscommissie overweegt dat klager in beroep, onweersproken, heeft gesteld dat hij vanaf mei 2022 meerdere meldingen bij piw’ers heeft gedaan, waarin hij aangeeft dat hij geen contract heeft getekend voor een tv en zijn ten onrechte afgeschreven geld terug wil. Na telefonisch contact met het SSC op 11 februari 2023 is in het systeem aangegeven dat klager geen contract had en dus niet hoefde te betalen. In de weken daarna is het geld echter nog steeds automatisch en zonder klagers toestemming afgeboekt. Omdat er maar niets gebeurt (de beroepscommissie begrijpt dat klager zich niet kan vinden in de uitkomst van zijn verzoeken om een oplossing) stelt klager op 24 februari 2023 beklag in.
Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat klager in zijn op 24 februari 2023 gedateerde en op 1 maart 2023 bij de Commissie van Toezicht ontvangen grief/klaagschrift wel ontvankelijk is. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagrechter daarom vernietigen en het beklag zelf als eerste en enige instantie inhoudelijk beoordelen.
Inhoudelijk
Uit de reactie van de directeur in beklag komt naar voren dat het afdelingshoofd navraag heeft gedaan bij het personeel of bekend was dat klager al vanaf week 22 in 2022 een verzoek had ingediend om geen gebruik te maken van zijn tv. Dat heeft het afdelingshoofd niet meer kunnen achterhalen. Klager heeft volgens de directeur op 15 mei 2022 een aanvraag gedaan voor een tv. Die aanvraag zou zijn verwerkt door het personeel met het formulier aanvraag fondsen/televisie, zodat er wekelijks €3,- werd afgeschreven voor het gebruik van een tv. Aan klager is dan ook een tv verstrekt.
De directeur stelt dat als klager al vanaf week 22 in 2022 geen gebruik meer wilde maken van zijn tv en daarvoor niet meer wilde betalen, klager ook zijn eigen verantwoording had kunnen nemen door zijn tv in te leveren bij het personeel of vanaf week 23 in 2022 een klacht had kunnen indienen voor stopzetting betaling en inleveren tv. De directeur heeft als bijlagen een formulier aanvraag fondsen ten behoeve van een tv-aansluiting voor klager gedateerd op 15 mei 2022 en ondertekend door medewerker W. en een formulier opzegging fondsen ten behoeve van een tv voor klager gedateerd 11 februari 2023 en ondertekend door medewerker G. bijgevoegd.
De beroepscommissie overweegt als volgt.
In de huisregels van de PI Dordrecht, versie maart 2019, staat in ‘2.3.4 Elektrische apparatuur celinventaris, TV’ het volgende: “…Op uw cel is een televisie aanwezig. U dient voor de tv en de aansluiting echter wel een huurcontract af te sluiten. Indien u dit niet wilt wordt de tv van uw cel verwijderd…”.
In het wijzigingsdocument op de huisregels van 25 juli 2019 over ‘4.5.4 Geld’ staat bij ‘Rekening courant’ het volgende: “De huur van de TV en de betalingen als gevolg van schaderapporten worden automatisch van uw rekening afgeschreven na ondertekening van de huurovereenkomst en de machtiging of na vaststelling van het schaderapport…”.
Klager heeft bij herhaling gesteld nooit een verzoek voor een tv te hebben ingediend en ook nooit een contract te hebben getekend. Nu de directeur niet een door klager ondertekend huurcontract voor een tv heeft overgelegd, acht de beroepscommissie het voldoende aannemelijk geworden dat van klagers rekening courant zonder zijn expliciete toestemming in ieder geval tot 24 februari 2023 ten onrechte wekelijks €3,- voor de tv is afgeschreven. Het beroep en het beklag zullen daarom gegrond worden verklaard.
Met betrekking tot het toekennen van een tegemoetkoming overweegt de beroepscommissie dat een tegemoetkoming is bedoeld voor het door klager ondervonden ongemak. Als sprake is van schade en deze schade eenvoudig is te begroten, is er aanleiding om schadevergoedingsaspecten te betrekken bij het bepalen van de hoogte van de tegemoetkoming. In dit geval is de omvang van de schade eenvoudig vast te stellen.
Voldoende aannemelijk is geworden dat klager vanaf week 22, dat is vanaf 30 mei 2022 toen er geld van zijn rekening courant werd afgeschreven, bij verschillende personeelsleden om een oplossing heeft verzocht. De oplossing is er volgens klager op 11 februari 2023 gekomen, als in het systeem wordt aangegeven dat hij geen contract heeft en dus niet hoeft te betalen. In ieder geval tot 24 februari 2023, de datum van klagers klaagschrift, wordt echter nog geld van zijn rekening courant afgeschreven. De beroepscommissie vindt het onder deze omstandigheden in dit geval redelijk om klager voor de volledige periode dat ten onrechte geld is afgeschreven een tegemoetkoming toe te kennen.
Nu klager, naar eigen zeggen, €39,- (zijnde dertien weken keer €3,- over 2023) retour heeft gekregen, resteert er nog een bedrag van €93,- (eenendertig weken keer €3,- over 2022).
De beroepscommissie zal klager daarom een tegemoetkoming van €93,- toekennen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €93,-.
Deze uitspraak is op 11 september 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. D.R. Sonneveldt, voorzitter, mr. A.B. Baumgarten en mr. dr. R.S.T. Gaarthuis, leden, bijgestaan door mr. S. Jousma, secretaris.
secretaris voorzitter