Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/39830/TA, 21 juni 2024, beroep
Uitspraakdatum:21-06-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    24/39830/TA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    21 juni 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
Klager heeft, voor zover in beroep van belang, beklag ingesteld tegen het zonder zijn toestemming verstrekken van het mobiele telefoonnummer van zijn partner aan het extra beveiligd vervoer (EBV).

De beklagrechter bij FPC Pompestichting te Nijmegen (hierna: de instelling) heeft op 19 maart 2024 het beklag ongegrond verklaard  (PN 2023/159). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. S. Marjanovic, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en het hoofd van de instelling in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager meent dat het beroep gegrond moet worden verklaard, omdat het telefoonnummer van zijn partner zonder zijn toestemming aan het EBV is afgegeven. Dat klager voorafgaand geen toestemming is gevraagd, is inmiddels door de beklagrechter vastgesteld en door de instelling niet betwist. De omstandigheid dat klager tegenover de beklagrechter heeft aangegeven dat als hem toestemming zou zijn gevraagd hij deze wel zou hebben gegeven, maakt dit niet anders.

Standpunt van het hoofd van de instelling
Het hoofd van de instelling persisteert bij wat tijdens de beklagprocedure is ingebracht.

 

3. De beoordeling
Vooropgesteld wordt dat het beroep, gelet op wat in het beroepschrift namens klager naar voren is gebracht, enkel (nog) ziet op het geven van het mobiele nummer van klagers partner aan het EBV (en dus niet meer op de klacht die ziet op de inzet van het EBV op 30 juni 2023).

Op grond van de stukken is voldoende aannemelijk geworden dat een personeelslid het telefoonnummer van klagers partner aan de beveiligers van het EBV heeft gegeven, zodat klagers onderzoek in het ziekenhuis in aanwezigheid van klagers partner kon plaatsvinden.  

Op grond van artikel 56, eerste lid, onder e, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) kan een verpleegde (onder meer) beklag doen over een beslissing die een beperking inhoudt van een recht dat hem op grond van een bij of krachtens deze wet gegeven voorschrift dan wel enig ander wettelijk voorschrift of een ieder verbindende bepaling van een in Nederland geldend verdrag toekomt. 

Anders dan de beklagrechter is de beroepscommissie van oordeel dat geen sprake is van een jegens klager persoonlijk genomen beslissing. Het gaat hier alleen om de afgifte van het mobiele nummer van klagers partner, reden waarom klager niet in zijn beklag kan worden ontvangen. Daar komt bij dat van een schending van een klager toekomend recht geen sprake is, nu niet is gesteld of gebleken waaruit de vermeende schending van dat betreffende recht van klager zou bestaan. Ook is het de beroepscommissie niet gebleken dat klager door het handelen waarover hij zich heeft beklaagd in zijn belangen is geschaad. Van een beklagwaardige beslissing als bedoeld in artikel 56, eerste lid, onder e, van de Bvt is dan ook geen sprake.

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag.

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, en verklaart klager niet ontvankelijk in zijn beklag.

Deze uitspraak is op 21 juni 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit  mr. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, mr. M.J.A.G. van Baal en drs. U.A. Breedijk, leden, bijgestaan door mr. J.M.M. van den Hoek, secretaris.

 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven