Nummer 24/40320/GV
Betreft [klager]
Datum 17 juni 2024
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)
1. De procedure
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 11 april 2024 klagers verzoek om strafonderbreking afgewezen.
Klagers raadsvrouw, mr. J.J. Serrarens, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager heeft verzocht om strafonderbreking, omdat zijn zus in februari 2024 is overleden en hij enkele dagen bij zijn familie wil zijn om samen te kunnen rouwen om haar dood. Hij hoopt daardoor het overlijden van zijn zus te kunnen verwerken. Ook voor klagers familieleden is het belangrijk dat hij enkele dagen in hun midden kan zijn. In februari 2024 is klager incidenteel verlof toegekend om afscheid te kunnen nemen van zijn zus. Dat verlof is goed verlopen, maar klager heeft nauwelijks tijd met zijn familie kunnen doorbrengen.
Klager bestrijdt dat het mogelijk is om door gebruik te maken van de mogelijkheid van bezoek van familie toe te komen aan rouwverwerking. Hij kan zijn verdriet niet uiten in de detentie-omgeving en dat geldt ook voor zijn familieleden. Daarbij komt dat de wekelijkse bezoektijd in de inrichting zeer gelimiteerd is en de tijdsdruk tijdens gesprekken over zijn zus averechts werkt.
Klager kampt met zowel fysieke als mentale problemen. De dood van zijn zus heeft zijn depressieve klachten verergerd. Hij heeft een grote behoefte aan een korte onderbreking van zijn detentie om mentaal enigszins te herstellen. Het lukt klager niet om de dood van zijn zus in zijn eentje in de detentie-omgeving te verwerken. Aan verweerder zijn stukken uit klagers medisch dossier toegestuurd waaruit blijkt dat hij met depressieve en fysieke klachten kampt.
Gelet op het voorgaande is er sprake van bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, zoals bedoeld in artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) en is ook sprake van ernstige psychische nood aan de zijde van klagers familieleden. In zoverre is ook artikel 23 van de Regeling van toepassing. Klager verzoekt om strafonderbreking voor de duur van slechts een week.
Standpunt van verweerder
Klager kan in het kader van rouwverwerking gebruikmaken van de bezoekmogelijkheden in de (familiekamer van de) inrichting. Zijn wens om na het overlijden van zijn zus in zijn vertrouwde omgeving bij zijn familie te verblijven is invoelbaar, maar vormt geen grond voor het verlenen van strafonderbreking.
Klager stelt dat zijn huidige fysieke en mentale klachten, mede als gevolg van het overlijden van zijn zus, in de weg staan aan een verdere voortzetting van zijn detentie. Uit de door klager overgelegde stukken volgt echter niet dat deze klachten aan voortzetting van zijn detentie in de weg staan.
Het is onduidelijk in hoeverre het verlenen van een strafonderbreking voor de duur van een week een wezenlijke bijdrage kan leveren aan de rouwverwerking en het oplossen van klagers fysieke en mentale klachten.
3. De beoordeling
Klager is sinds 11 april 2023 in Nederland gedetineerd. Hij ondergaat een in Duitsland opgelegde gevangenisstraf van zeven jaar met aftrek, wegens handel in heroïne en cocaïne. De datum waarop klager (voorwaardelijk) in vrijheid wordt gesteld, is momenteel bepaald op 21 juni 2026.
De regelgeving
In artikel 34 van de Regeling staat dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Op grond van artikel 36, in verbinding met artikel 24, eerste lid, van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend voor een bezoek in verband met het overlijden van een ouder van de gedetineerde. In het tweede lid van laatstgenoemd artikel is bepaald dat het bezoek kan bestaan uit het bijwonen van een uitvaart, een rouwbezoek dan wel een bezoek aan een graf of columbarium.
De inhoudelijke beoordeling
Uit het vrijhedenadvies volgt dat klager op 20 december 2023 en op 20 februari 2024 middels incidentele verloven zijn zus heeft kunnen bezoeken. Op 21 februari 2023 is zij – na een onverwachts kort en plotseling ziektebed – overleden en op 14 maart 2023 heeft klager (via het vrijhedenadvies van de inrichting) verzocht om strafonderbreking voor de duur van zeven dagen.
Uit het vrijhedenadvies volgt dat klager binnen de inrichting gewenst gedrag laat zien en dat er geen slachtofferbelangen zijn waar rekening mee gehouden moet worden. Vanuit het multidisciplinair overleg (MDO) is geconcludeerd dat de risico’s op onttrekking minimaal zijn en dat klagers familie regelmatig op bezoek komt. Klager maakt daarnaast gebruik van de ouder-kind-dag en hij is actief bezig met zijn re-integratiedoel. Dit alles overwegende adviseert het MDO positief voor een strafonderbreking voor de duur van zeven dagen.
Het is de beroepscommissie niet duidelijk geworden of klager de uitvaart van zijn zus heeft kunnen bijwonen. Nu het afleggen van een rouwbezoek expliciet in de Regeling als doel voor strafonderbreking is vastgelegd en klager (voor zover de beroepscommissie bekend) na het overlijden van zijn zus nog niet in staat is gesteld om zijn familie te bezoeken, kan de beroepscommissie de beslissing van verweerder niet volgen.
Gelet op het voorgaande is de bestreden beslissing onvoldoende gemotiveerd. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Zij zal verweerder opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt verweerder op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.
Deze uitspraak is op 17 juni 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. S. Djebali, voorzitter, mr. L.C.P. Goossens en mr. A.B. Baumgarten, leden, bijgestaan door mr. M. Olde Keizer, secretaris.
secretaris voorzitter