Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/37375/GA, 24 april 2024, beroep
Uitspraakdatum:24-04-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          23/37375/GA

               

Betreft [Klager]

Datum 24 april 2024

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, vanwege een poging tot invoer van contrabande tijdens het bezoekmoment, ingaande op 15 september 2023.

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Leeuwarden heeft op 16 november 2023 het beklag ongegrond verklaard (LW 2023-454). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. A. Knol, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klagers raadsvrouw en de heer […], vestigingsdirecteur van de PI Leeuwarden, gehoord op de zitting van 12 maart 2024 in het Justitieel Complex Zaanstad. De beroepscommissie heeft vervoer voor klager geregeld, zodat hij op de zitting kon worden gehoord. Klager heeft aangegeven dat hij geen gebruik wilde maken van deze mogelijkheid. Mr. L.A.E. Rijnja, secretaris bij de RSJ, was als toehoorder aanwezig.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager betwist dat hij betrokken is geweest bij het binnenbrengen van contrabande in de inrichting. Klager stelt geen contrabande te hebben ingeslikt. De straf is volledig gebaseerd op de camerabeelden. Daarom is verzocht om de beelden te bekijken. De directie is terughoudend wat betreft het bekijken van beelden in verband met de veiligheid. Zodoende heeft de beklagcommissie besloten om de beelden in raadkamer te bekijken en daarvan een beschrijving te geven aan partijen. Klager en zijn raadsvrouw zijn nu echter de enigen die de beelden niet hebben gezien. Dit is in het kader van fair play niet acceptabel. Daarom wordt nogmaals verzocht om de beelden te kunnen bekijken.

De beklagcommissie heeft na het bekijken van de beelden mondeling beschreven wat zij heeft waargenomen. Geconstateerd kan worden dat niet daadwerkelijk gezien is dat er contrabande in een beker is gegooid door een bezoeker. Evenmin is waargenomen dat klager moeite zou hebben gehad met iets wegslikken. Deze twee punten werden wel aangevoerd door de directie. Waargenomen is dat de bezoeker zijn handen rondom een beker houdt en dat klager met een beker schudt wanneer hij hieruit drinkt. Dit is onvoldoende om vast te stellen dat klager daadwerkelijk contrabande zou hebben ingeslikt. Na het bekijken van de beelden is aan klager een ordemaatregel opgelegd voor onderzoek. Uit dit onderzoek is ook niets belastends gebleken. Er is geen contrabande bij klager aangetroffen, ook niet op cel na de celinspectie. De beelden alleen zijn onvoldoende om tot de vaststelling te komen dat klager het verwijt kan worden gemaakt dat hem wordt gemaakt en hem daarvoor te straffen.

De beklagcommissie heeft mondeling toegelicht dat zij het verleden van klager betrekt bij de aannemelijkheid van invoer. Bewijs of de mate van aannemelijkheid ergens bij betrokken te zijn, kan niet worden gebaseerd op het verleden van een gedetineerde. Tevens heeft de beklagcommissie erkend dat - uitgaande dat er iets in de beker zou zitten - onbekend is wat dit dan is geweest. Zij gaat er echter van uit dat dit contrabande is. Deze conclusie is een aanname op basis waarvan geen straf opgelegd mag worden.

Naast dit punt speelt ook de formaliteit rondom de afwikkeling van het schriftelijk verslag een rol. Het schriftelijk verslag dateert van 13 september 2023 en maakt melding van hetgeen op de beelden te zien is. Hierna is de ordemaatregel opgelegd. Het onderzoek heeft niets nieuws opgeleverd. Op 15 september 2023 is aan klager alsnog een straf opgelegd. Aldus twee dagen na aanzeggen verslag. Dat is te laat. Dit zou anders zijn indien de ordemaatregel iets zou hebben opgeleverd waarna opnieuw verslag zou zijn aangezegd. De oplegging van de straf voldoet dan ook niet aan de formele regel van afwikkeling binnen 24 uur na aanzeggen verslag.

 

Ter zitting heeft de raadsvrouw hier het volgende aan toegevoegd.

De beklagcommissie overweegt dat het bezoek iets heeft overhandigd over het scherm en dat die handeling op zich al een overtreding van de huisregels is. Hiermee vult de beklagcommissie een grond aan voor de oplegging van de straf, aangezien de directeur hier niet zelf mee komt.

Voorts ontkent klager niet wat er op de beelden te zien is, maar wel dat hij wat heeft ingeslikt.

 

Standpunt van de directeur

Met betrekking tot de 24-uurs termijn stuit de ordemaatregel als het ware die termijn. Nadat de ordemaatregel was afgelopen ging de termijn van het oorspronkelijke schriftelijke verslag lopen.

Ten aanzien van de camerabeelden voert de directeur het volgende aan. Tijdens het bezoekmoment is gezien dat klagers bezoeker iets in een beker doet. De directeur omschrijft de camerabeelden als volgt. De beker stond voor klagers bezoeker. Hij doet zijn hand onder zijn broek en doet iets in de beker. Deze beker wordt bij klager neergezet. Klager pakt de bekers (behalve die waar net iets in is gedaan) en haalt drinken voor zijn bezoek. De beker waar iets in is gedaan blijft aan klagers kant staan. Klager drinkt vervolgens uit deze beker. Tijdens het drinken is te zien dat klager het bekertje schudt bij de laatste slok. Het is een aanname dat hij hier iets heeft ingeslikt. Het meest aannemelijke is dat het om drugs gaat. Klager is onder cameratoezicht in de afzonderingscel geplaatst, waarbij zijn ontlasting is gezeefd. Dit was ook voor het geval hij onwel zou zijn geworden. Omdat er na twee dagen niks is geconstateerd, is het rapport afgehandeld. De omstandigheid dat er niks geconstateerd is, betekent niet dat hij niets heeft ingeslikt. Het systeem met de zeef is namelijk niet waterdicht. Het kan zo zijn dat de contrabande hier doorheen is gegaan. Ook kan het zo zijn dat klager het opnieuw heeft ingeslikt of dat het is verteerd. Naast hetgeen is waargenomen op de beelden, heeft ook klagers recente verleden in de PI hieromtrent meegewogen. Gelet op de Wet straffen en beschermen weegt het gedrag van de gedetineerde dat hij gedurende zijn gehele detentie vertoont mee. Het meenemen van klagers geschiedenis in de PI hoort dan ook bij het veranderen van zijn gedragspatronen. Klager ontkende in dit geval alles. Hij neemt geen verantwoordelijkheid voor zijn daden. Hij ontkent iets te hebben ingeslikt. Bij de strafmaat is overigens rekening gehouden met de omstandigheid dat niet duidelijk is geworden wat klager precies heeft ingeslikt (er wordt uitgegaan van softdrugs) en dat klager reeds twee dagen in de afzonderingscel heeft gezeten op grond van de ordemaatregel.

 

 

3. De beoordeling

Verzoek camerabeelden

Namens klager is verzocht om de camerabeelden van het bezoekmoment te bekijken nu de beklagcommissie de beelden ook heeft gezien. De beroepscommissie wijst dit verzoek af, nu de directeur (wederom) een duidelijke beschrijving heeft gegeven van wat er op de camerabeelden te zien is en deze beschrijving namens klager niet is betwist. De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te kunnen beslissen.

 

Termijn afhandeling verslag

Klager stelt (in beklag en in beroep) dat het schriftelijk verslag niet binnen de daarvoor gegeven termijn is afgehandeld. Ingevolge artikel 50, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet beslist de directeur over het opleggen van een disciplinaire straf zo spoedig mogelijk nadat hem daartoe verslag is gedaan. ´Zo spoedig mogelijk´ is in de jurisprudentie van de beroepscommissie concreter ingevuld als in beginsel ´binnen 24 uur´ (zie bijvoorbeeld RSJ 20 januari 2014, 13/3300/GA).

De beroepscommissie overweegt dat het tijdsverloop tussen het aanzeggen van het verslag en de afhandeling daarvan door de directeur meer dan 24 uur bedraagt, nu het schriftelijk verslag is aangezegd op 13 september 2023 en de disciplinaire straf is opgelegd en ingegaan op 15 september 2023. De reden voor deze termijnoverschrijding is gelegen in het feit dat de directeur eerst een ordemaatregel aan klager heeft opgelegd alvorens hij is overgegaan tot het opleggen van een disciplinaire straf. Klager heeft twee dagen in een afzonderingscel met cameratoezicht (en een toilet met zeef) doorgebracht vanwege het vermoeden dat hij contrabande zou hebben ingeslikt.

Een ordemaatregel bij een vermoeden van het inslikken van contrabande kan worden opgelegd ter bescherming van de gezondheid van de gedetineerde zelf en in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting. Bij het al dan niet opleggen van een disciplinaire straf kan meespelen of er iets (en zo ja wat) wordt aangetroffen bij de gedetineerde. Dat in onderhavig geval niet binnen 24 uur is beslist over het opleggen van de disciplinaire straf, is dan ook niet onbegrijpelijk. Bovendien heeft de directeur zijn beslissing genomen direct nadat de ordemaatregel was opgeheven. De beroepscommissie acht deze gang van zaken niet onredelijk of onbillijk en is daarom van oordeel dat de directeur zo spoedig mogelijk tot de oplegging van de disciplinaire straf aan klager heeft beslist.

 

Inhoudelijk

De beroepscommissie is van oordeel dat op basis van de beschrijving van de camerabeelden voldoende aannemelijk is geworden dat klager getracht heeft om tijdens zijn bezoekmoment contrabande in te voeren. Uit deze beschrijving volgt immers dat klagers bezoeker iets in een beker doet, deze beker bij klager neerzet en dat klager vervolgens de inhoud van deze beker opdrinkt. Waarbij klager voor de laatste slok het bekertje schudt. Klager betwist niet de beschreven handelingen te hebben verricht en heeft hier evenmin een verklaring voor gegeven. De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur op basis van het voorgaande heeft kunnen concluderen dat hier sprake was van een feit dat onverenigbaar is met de orde of de veiligheid in de inrichting en klager op grond hiervan disciplinair heeft kunnen straffen.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen met aanvulling van de gronden.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met aanvulling van de gronden.

 

 

Deze uitspraak is op 24 april 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. S. Djebali, voorzitter, drs. G.F.M. Bakx en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. M.S. Ferenczy, secretaris.

 

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven