Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/39132/GB, 14 juni 2024, beroep
Uitspraakdatum:14-06-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    24/39132/GB
    
            
Betreft    [klager]
Datum    14 juni 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 22 januari 2024 beslist klager te plaatsen in de gevangenis van de Penitentiaire Inrichting (PI) Ter Apel.

Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 12 februari 2024 het bezwaar ongegrond verklaard.

Klagers raadsvrouw, mr. M. Neijenhuis, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Op 21 december 2023 heeft verweerder beslist dat klager vanuit het huis van bewaring van de PI Zwolle zou worden geplaatst in de gevangenis van de locatie Esserheem te Veenhuizen. Uit deze beslissing blijkt dat (ook) toen al is vastgesteld dat klager na detentie geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland en dat de PI Ter Apel formeel is aangewezen voor het onderbrengen van veroordeelde strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen. Uit verkregen informatie was echter gebleken dat plaatsing van klager in de PI Ter Apel niet wenselijk was vanwege de orde, rust en veiligheid. Klager is meerdere keren aangevallen en mishandeld tijdens zijn eerdere verblijf in de PI Ter Apel. Om die reden is klager op 22 december 2023 niet geplaatst in de PI Ter Apel, maar in de locatie Esserheem.

Vervolgens is op 22 januari 2024 alsnog beslist om klager te plaatsen in de PI Ter Apel. Deze beslissing is onvoldoende gemotiveerd. In de beslissing wordt verwezen naar het advies van de vrijhedencommissie, maar ook dit advies is onvoldoende gemotiveerd. Het is onduidelijk waarom de situatie in de PI Ter Apel op dat moment anders was dan een maand ervoor.

De situatie in de PI Ter Apel is sinds de plaatsing van klager onveranderd. De medegedetineerden die klager hebben aangevallen, zijn nog steeds gedetineerd in de PI Ter Apel. Klager voelt zich om die reden niet veilig. Op 5 februari 2024 is dit gevoel bevestigd. Toen is klager namelijk opnieuw mishandeld toen hij naar de bibliotheek liep. Nadat de raadsvrouw hierover contact heeft opgenomen met de directie, is aan klager, ter waarborging van zijn veiligheid, een ordemaatregel opgelegd. Klager mocht zich toen niet vrij bewegen buiten zijn eigen leefafdeling. De inrichting ontkent dit voorval, omdat klager geen zichtbaar letsel had en op camerabeelden ook niets te zien was. Het is echter niet uit te sluiten dat het voorval zich buiten het bereik van de camera’s heeft afgespeeld. Klager heeft het voorval ook direct kenbaar gemaakt bij het personeel. Hoewel klager en de medegedetineerden op een andere vloer verblijven, kan hij de medegedetineerden nog steeds tegenkomen. Daardoor wordt hij extra in zijn vrijheid beperkt. Klager heeft zich ook ingeschreven voor verschillende opleidingen, maar wordt hiervoor niet opgeroepen. Klager denkt dat dit komt doordat hij hier medegedetineerden tegen kan komen. 

Op 14 februari 2024 is opnieuw bevestigd dat de veiligheid van klager in de inrichting niet kan worden gewaarborgd. Klager had bezoek ingepland voor de duur van twee uur, maar heeft dit vroegtijdig moeten beëindigen. Hij werd namelijk geconfronteerd met de aanwezigheid van een medegedetineerde die betrokken was bij een eerder geweldsincident. Nu klager en de medegedetineerde gelijktijdig bezoek ontvingen, was klager door de medewerkers van de inrichting gewaarschuwd dat bij enige spanning maatregelen zouden worden opgelegd. Klager heeft uit voorzorg zijn bezoek vroegtijdig weggestuurd. Dit bevestigt dat de inrichting op de hoogte is van de spanningen en dreigingen die er spelen richting klager. Er bestaat nog steeds gevaar voor de orde, rust en veiligheid in de inrichting, alsmede gevaar voor klagers eigen veiligheid. 

Daar komt bij dat klager al decennia (onrechtmatig) in Nederland verblijft, maar niet kan worden uitgezet. De Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V) heeft meerdere keren een Terug- en Overnameverzoek gedaan aan de Servische autoriteiten. Zij hebben medegedeeld dat klager geen Servische burger is. Er liep ook nog een procedure bij de Kroatische autoriteiten om te onderzoeken of klager mogelijk burger is van Kroatië. In een gesprek van klager met de DT&V is echter duidelijk geworden dat de Kroatische autoriteiten hebben aangegeven dat klager (ook) geen burger is van Kroatië. Er zal een vaststellingsprocedure staatloosheid worden opgestart bij de rechtbank. Wanneer klager officieel staatloos is verklaard, kan hij een buitenschuld vergunning aanvragen. Het is, gelet op het voorgaande, dan ook niet noodzakelijk om klager in de PI Ter Apel te plaatsen. 

Klager verzoekt om het beroep mondeling te mogen toelichten.

Standpunt van verweerder
Verweerder heeft op 26 maart 2024 opnieuw contact opgenomen met klagers casemanager. De casemanager heeft aangegeven dat klager op 19 februari 2024 met het afdelingshoofd heeft gesproken. De uitkomsten van het onderzoek zijn besproken en het afdelingshoofd heeft aangegeven dat er geen risico’s zijn waargenomen en dat klager op de afdeling en in de inrichting blijft. Klager heeft vervolgens aangegeven dat de mannen met wie hij problemen heeft op de 0-vloer verblijven, waardoor hij gewoon kan deelnemen aan de aangeboden activiteiten. Klager verblijft zelf op de 1-vloer. Het is dan ook niet noodzakelijk om klager over te plaatsen naar een andere inrichting in verband met zijn veiligheid. 

Ook indien klager een staatloosheidsverklaring zou krijgen, verandert dit niet dat klager geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland. Klagers eventuele staatloosheid is dan ook geen reden om hem over te plaatsen.



3. De beoordeling
Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.

Klager verbleef in de gevangenis van de locatie Esserheem te Veenhuizen. Op 26 januari 2024 is hij in de gevangenis van de PI Ter Apel geplaatst, omdat hij geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft.

Op grond van artikel 20b, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) worden in een inrichting voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen (een VRIS-inrichting) gedetineerden geplaatst die geen rechtmatig verblijf hebben in Nederland (in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000) en die zijn gedetineerd op grond van:
-    voorlopige hechtenis (door een bevel van gevangenneming of gevangenhouding);
-    een vrijheidsstraf; of
-    een maatregel tot plaatsing in een Inrichting voor Stelselmatige Daders.

Op grond van het derde lid van dit artikel kan hiervan worden afgeweken. Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie moet daarvoor echter sprake zijn van uitzonderlijke omstandigheden.

De PI Ter Apel is op dit moment de enige reguliere VRIS-inrichting. Klager voldoet aan de eisen van artikel 20b, eerste lid, van de Regeling en moet dus in beginsel in de PI Ter Apel worden geplaatst. De beroepscommissie is echter van oordeel dat (mogelijk) sprake is van uitzonderlijke omstandigheden. Hiertoe overweegt zij als volgt.

Uit het selectieadvies van 22 januari 2024 volgt dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) op 18 juli 2023 heeft aangegeven dat klager als verwijderbaar geregistreerd staat en geen recht heeft op sociale voorzieningen. Sinds november 2019 zou klager vertrekplichtig zijn en zal er bij vertrek een inreisverbod voor de duur van tien jaar gelden. Er zou sprake zijn geweest van een ongewenstverklaring, maar deze zou ook weer zijn opgeheven. De IND heeft laten weten dat het land van herkomst onbekend is, wat het actief uitzetten van klager door de DT&V mogelijk zou bemoeilijken.

Klager heeft in beroep ook aangegeven dat hij met de DT&V heeft gesproken en dat de conclusie zou zijn uitgesproken dat klager niet uitgezet kan worden. Ook zou hij recht hebben op een staatloosheidsverklaring, aldus klager. De casemanager heeft hierover op            2 april 2024 desgevraagd verklaard dat de DT&V heeft aangegeven dat klager kopieën van geboorteaktes vanuit Servië heeft, maar dat klager daar niet bekend is. Aanvullende onderzoeksmogelijkheden zijn er niet. De DT&V had op dat moment nog een aanvraag lopen bij de Kroatische autoriteiten. Mochten ook de Kroatische autoriteiten negatief zijn, dan zou uitzetting van klager lastig worden. Klager zou dan bij de rechtbank een verzoek kunnen doen tot het vaststellen van staatloosheid, maar dit verandert niets aan zijn status als vreemdeling, aldus de casemanager.

De raadsvrouw heeft in beroep vervolgens te kennen gegeven dat klager op 8 mei 2024 opnieuw een gesprek heeft gehad met de DT&V. Tijdens dit gesprek zou duidelijk zijn geworden dat de Kroatische autoriteiten hebben aangegeven dat klager geen burger is van Kroatië. De raadsvrouw heeft eveneens aangegeven dat de staatloosheidsprocedure nu zal worden gestart.

Verweerder heeft in beroep enkel gesteld dat een eventuele staatloosheidsverklaring niets verandert aan het feit dat klager geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland. Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft verweerder daarmee de argumenten van klager en zijn raadsvrouw, en de informatie van de DT&V, onvoldoende (kenbaar) meegewogen in zijn beslissing. Dat geldt temeer nu een verblijf in de PI Ter Apel gericht is op het voorbereiden van een vertrek uit Nederland en op terugkeer naar het land van herkomst, terwijl het maar de vraag is of daarvan in klagers situatie sprake is of zal zijn. Het is immers op grond van de stukken niet duidelijk of er voor de IND dan wel de DT&V nog nadere mogelijkheden bestaan voor het uitzetten van klager.

Reeds gelet op het voorgaande is de bestreden beslissing onvoldoende gemotiveerd. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Zij zal verweerder opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt verweerder op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

 


Deze uitspraak is op 14 juni 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. F. Sieders en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven