Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/38047/TA, 5 juni 2024, beroep
Uitspraakdatum:05-06-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          23/38047/TA

    

Betreft  klaagster

Datum  5 juni 2024

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van klaagster (hierna: klaagster)

 

1. De procedure

Klaagster heeft, voor zover in beroep aan de orde, beklag ingesteld tegen de beslissing van 5 oktober 2023 tot plaatsing op een afdeling voor intensieve zorg (ICU-afdeling).

De beklagrechter bij het Centrum voor Transculturele Psychiatrie (CTP) Veldzicht te Balkbrug (hierna: Veldzicht of de instelling) heeft op 14 december 2023 het beklag ongegrond verklaard (VE-2023-239). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klaagsters raadsman, mr. A.J. Sprey, heeft namens klaagster beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klaagster (digitaal), haar raadsman en [..], jurist bij de instelling (digitaal) gehoord op de zitting van 14 mei 2024 in de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught.

Als secretaris van de beroepscommissie was mr. G.J.M. Ankersmit ter zitting aanwezig.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klaagster

In mei 2021 is klaagster in de instelling geplaatst. Binnen vijf maanden was de EVBG-status eraf. In november 2022 werd haar verblijf op de ICU-afdeling niet langer geïndiceerd geacht. Het beklag tegen verlenging van klaagsters verblijf op een ICU-afdeling (VE-2022-149) is toen gegrond verklaard. In mei 2023 is het schorsingsverzoek tegen een volgende verlengingsbeslissing door de schorsingsvoorzitter toegewezen.

Er is gedurende langere tijd toegewerkt naar een observatieplek. In de zomer van 2023 is zij overgeplaatst naar de Oostvaarderskliniek. Klaagster was er niet van op de hoogte dat het om een observatieplaatsing ging. Zij was in de veronderstelling dat het om een reguliere plaatsing ging, anders had zij daar niet mee ingestemd. Niemand wist volgens haar dat het om een observatieplaatsing ging; haar mentoren niet en ook andere sociotherapeuten niet. Klaagster verbleef gedurende de observatieplaatsing op een intensieve zorgafdeling voor psychotisch kwetsbare mensen terwijl zij persoonlijkheidsproblematiek heeft. Ze is geplaatst in een dynamiek die niet passend is voor haar. Voor klaagsters gevoel heeft zij daarom nooit een eerlijke kans gehad in die kliniek. Dit alles heeft haar traject gestagneerd en de observatieplaatsing heeft haar geen goed gedaan. Zij wilde zelf terug naar Veldzicht. Onbegrijpelijk is dat zij op een afdeling is geplaatst die niet aansluit bij haar problematiek.  Klaagster had op een reguliere afdeling geplaatst moeten worden die geschikt is voor haar problematiek. De gedragingen die door de Oostvaarderskliniek zijn beschreven, worden door klaagster betwist. Zij betwist dat zij via derden agressief gedrag heeft uitgelokt. Zij verplaatste zich enkel onder begeleiding door de Oostvaarderskliniek. Dat klaagster mogelijk ongewenst gedrag heeft vertoond, hangt samen met het feit dat zij op een afdeling is geplaatst die niet passend was. Ze moet eerst een kans hebben gehad op een afdeling die wel geschikt is voor haar problematiek.

Eind vorig jaar heeft er een zorgconferentie plaatsgevonden. Partijen waren het erover eens dat dit geen gelukkige samenloop van omstandigheden is geweest. Er vindt verder consultatie bij het Centrum voor Consultatie en Expertise (CCE) plaats. Klaagster heeft een intake gehad waar ook het hoofd behandeling bij aanwezig was. Medewerkers van de instelling vragen zich ook af wat klaagster nog in de huidige instelling doet. Op de ICU-afdeling wordt klaagster geconfronteerd met verpleegden met ernstige problematiek, ook ’s nachts. Klaagster is onlangs gediagnosticeerd met reuma en de langdurige stress en spanning verergeren haar klachten. Zij gebruikt hiervoor medicatie. Zij vindt dat ze onterecht op de ICU-afdeling verblijft. Er is een gesprek geweest met de toenmalige behandelaar, die aangaf aan dat klaagster niet op de ICU-afdeling hoort maar dat er nog geen goed alternatief was.

Geen van de wettelijke gronden op basis waarvan een ICU-plaatsing aan de orde kan zijn, is aanwezig. Het is niet noodzakelijk om klaagster ter bescherming van de orde en veiligheid in de instelling op een ICU-afdeling te plaatsen. Er hebben zich geen incidenten voorgedaan, er is geen sprake van gebruik van middelen en/of geen ruis etc. Het belang van bescherming van de orde en veiligheid is niet voldoende onderbouwd om klaagster op zo’n gesloten afdeling te houden. Volgens de beklagrechter heeft het hoofd van de instelling geen andere mogelijkheid dan het verblijf van klaagster op de ICU-afdeling te verlengen, omdat de instelling niet beschikt over een reguliere afdeling en overplaatsing naar een andere kliniek veel tijd kost. Gebrek aan beschikbare alternatieve plekken is echter geen grond waarvoor verlenging van de ICU-plaatsing op grond van de wet mogelijk is. Daarom moet het beklag gegrond worden verklaard en een tegemoetkoming worden toegekend van €12,50 per dag van onterecht verblijf op de ICU-afdeling, voor zover niet al een tegemoetkoming door de instelling is gegeven.

Standpunt van het hoofd van de instelling

Verwezen wordt naar het verweerschrift in beklag en de plaatsingsbeslissing van 5 oktober 2023. Er is voor gekozen om klaagster op een specifieke afdeling in de Oostvaarderskliniek te plaatsen. Na een aantal weken is door die kliniek verzocht om terugplaatsing van klaagster. Er zijn gedragingen in de Oostvaarderskliniek geweest op basis waarvan is geoordeeld dat (individuele) benadering noodzakelijk wordt geacht en plaatsing op een ICU-afdeling aangewezen is. Volgens de Oostvaarderskliniek heeft klaagster meer behoefte aan een-op-een benadering. Vanuit de Oostvaarderskliniek was er een indicatie voor plaatsing op een ICU-afdeling; die heeft Veldzicht overgenomen. Er is binnen Veldzicht geen plek voor klaagster op een reguliere tbs-afdeling. Het onderzoek van het CCE wordt afgewacht.

 

3. De beoordeling

Uit het behandelingsplan van klaagster van 21 november 2022 komt het volgende naar voren. Doel van de ICU-plaatsing is het beperken van de dynamiek die klaagster met haar omgeving veroorzaakt waardoor behandeling meer diepgang kan krijgen. Zij is gestart op ICU B om inzicht te krijgen en als laatste stap geplaatst op ICA A, een afdeling voor intensieve zorg bij patiënten met als hoofddiagnose persoonlijkheidsproblematiek. Er is geen indicatie meer voor verblijf op de ICU-afdeling, wel staat klaagster nog aan het begin van haar behandeltraject en is een intensieve psychotherapie (al dan niet met de start in individuele vorm) geïndiceerd. Er is steeds minder sprake van groepsontwrichtend gedrag en als klaagster dat weet vast te houden, kan overplaatsing een onderwerp van de te houden zorgconferentie zijn.

Bij uitspraak van 12 januari 2023 is het beklag tegen de beslissing van 10 november 2022 tot voortgezet verblijf van klaagster op de ICU-afdeling gegrond verklaard en een tegemoetkoming van €12,50 per dag van verblijf op de ICU-afdeling toegekend. Het hoofd van de instelling had aangevoerd dat klaagsters problematiek nog dusdanig complex en als ontwrichtend wordt gezien dat is beslist tot verlenging van haar verblijf op de ICU-afdeling, maar de beklagrechter oordeelde dat onvoldoende is gebleken dat klaagster nog steeds voldoet aan de criteria voor verblijf op een ICU-afdeling.

Het beklag tegen de beslissing van 9 mei 2023 tot plaatsing van klaagster op de ICU-afdeling is door de beklagrechter ongegrond verklaard. Het daartegen gerichte beroep 23/38046/TA is ingetrokken. In die zaak is door de instelling aangevoerd dat een verblijf op een ICU-afdeling niet langer noodzakelijk is, maar een plaatsing op een reguliere tbs-afdeling als een te grote stap wordt gezien en een observatieplaatsing bij de Oostvaarderskliniek is aangevraagd.

Het beklag tegen de beslissing van 5 oktober 2023 tot plaatsing van klaagster op de ICU-afdeling is door de beklagrechter ongegrond verklaard.

In dit daartegen gerichte beroep is uitsluitend aan de orde of op 5 oktober 2023 door het hoofd van de instelling kon worden beslist tot plaatsing van klaagster op de ICU-afdeling.

Voldoende aannemelijk is geworden dat klaagster ter observatie in de Oostvaarderskliniek is geplaatst met het oog op het bepalen van het behandelbeleid en haar indien mogelijk vervolgens op een reguliere afdeling te plaatsen. Zij is in die kliniek geplaatst op een kleinschalige afdeling met een meerzorgaanvraag met aanwezigheid van extra personeel om de begeleiding één op één te kunnen vormgeven. Deze observatieplaatsing is volgens de Oostvaarderskliniek binnen korte tijd mislukt vanwege groepsontwrichtend gedrag van klaagster wat leidde tot agressie incidenten door derden en onveilige situaties voor het personeel van die kliniek. De Oostvaarderskliniek heeft aangegeven dat de afdeling qua problematiek van klaagster niet passend is geweest en dat zij de behandeling van klaagster niet langer vorm kan geven. Gelet op het advies van de Oostvaarderskliniek om klaagster op een afdeling voor intensieve zorg te plaatsen en te behandelen, heeft het hoofd van Veldzicht na klaagsters terugplaatsing in de instelling beslist tot plaatsing op de ICU-afdeling omdat het vooralsnog noodzakelijk wordt geacht behandeling in het licht van de dynamiek tussen klaagster en haar omgeving binnen een individueel kader vorm te geven, wat niet op een andere afdeling van Veldzicht kan. Anders dan door klaagster en haar raadsman is aangevoerd, kan deze beslissing niet in strijd met de wet en evenmin onredelijk of onbillijk worden geacht. Voldoende aannemelijk is immers geworden dat een (observatie)plaatsing van klaagster op een kleinschalige afdeling - die geen afdeling voor intensieve zorg is - niet passend is gebleken vanwege klaagsters problematiek en plaatsing op reguliere behandelafdeling in het licht van de dynamiek tussen klaagster en haar omgeving in het belang van de orde en veiligheid nog niet verantwoord wordt geacht. Via de zorgconferentie en consultatie van het CEE wordt onderzocht of er een ander passend traject voor klaagster dan plaatsing op een ICU-afdeling tot de mogelijkheden zou kunnen behoren.

Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

 

Deze uitspraak is op 5 juni 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J.A.G. van Baal, voorzitter, mr. A.B. Baumgarten en drs. W.M. van der Vlist, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris.

 

secretaris         voorzitter

Naar boven