Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/34320/GA, 23 juli 2024, beroep
Uitspraakdatum:23-07-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/34320/GA
    
            
Betreft    [Klager]
Datum    23 juli 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught (hierna: de directeur)

 

1. De procedure
[Klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen het twee keer hebben gekregen van een time-out op 16 april 2023.

De beklagcommissie bij de PI Vught heeft op 12 juni 2023 het beklag gegrond verklaard (VU 2023/619). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft de directeur en klager in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van de directeur
Een time-out is bedoeld om een gedetineerde af te laten koelen en de orde en rust op de afdeling te herstellen. Hiermee wordt beoogd het aanzeggen van schriftelijke verslagen en het vervolgens eventueel opleggen van disciplinaire straffen zo veel mogelijk te voorkomen. Een time-out vindt zijn wettelijke grondslag in het bewaardersarrest, zoals bedoeld in artikel 24, vierde lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw). 

Dat klager alvorens de twee time-outs plaatsvonden een schriftelijk verslag was aangezegd, maakt niet dat aan het doel van de time-outs is voorbijgegaan. Het aanzeggen van een schriftelijk verslag betekent niet dat direct wordt overgegaan tot het opleggen van een disciplinaire straf. Dat kan anders worden als een situatie verder escaleert, maar dat wordt juist met een time-out zo veel mogelijk voorkomen. Daarnaast was er sprake van een verstoring van de orde en rust op de afdeling. Klager zocht verbaal de strijd op met het personeel en leefde de huisregels niet na. De huisregels zijn er, zeker op een afdeling voor gedetineerden aan wie een maatregel tot plaatsing in een Inrichting voor Stelselmatige Daders zijn opgelegd, niet voor niets. Handel en ruil kan grote ontwrichting veroorzaken, met name onder de ‘zwakkere’ gedetineerden. 

Gelet op het voorgaande is wel degelijk voldoende onderbouwd waarom in deze omstandigheden is gekozen voor een time-out. Het is opmerkelijk dat de beklagcommissie liever ziet dat wordt gekozen voor een insluiting in afwachting van de afhandeling van het schriftelijk verslag. Dit kan op grond van artikel 24, vierde lid, van de Pbw tot hoogstens vijftien uren duren, terwijl een gedetineerde na een time-out (meestal) weer relatief snel aan het dagprogramma kan deelnemen. 

Voorts blijkt uit de dagrapportage dat klager alvorens de time-outs werden gegeven duidelijk is gewaarschuwd en dat beide time-outs direct na het desbetreffende gedrag zijn gegeven. Het had voor klager dan ook voldoende duidelijk moeten zijn wat de redenen voor beide time-outs waren. Dat klager er een ander verhaal op nahoudt, maakt niet dat er onvoldoende toelichting is gegeven. 

Standpunt van klager
Klager heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om op het beroep te reageren.

 

3. De beoordeling
Uit de stukken komt naar voren dat klager op 16 april 2023 twee time-outs heeft gekregen. Nadat klager al een schriftelijk verslag was aangezegd voor het schuiven van shag onder de celdeur van een medegedetineerde die op dat moment een disciplinaire straf onderging (hierna: celdeur 06), liep klager niet veel later weer naar celdeur 06 om dit keer zelf shag onder de celdeur vandaan te halen. Daarop is klager om 08:15 uur een time-out gegeven voor de duur van dertig minuten. Na het opheffen van deze time-out is klager te kennen gegeven dat hij niet meer in de buurt van celdeur 06 mag komen. Klager zou daarop hebben aangegeven dat hem dat niets uitmaakt en hij “schijt” heeft, nu hem toch al een schriftelijk verslag is aangezegd. Later in de ochtend was klager weer te zien in de buurt van celdeur 06. Een personeelslid is daarop naar klager toegegaan, waarop klager verbaal de strijd zou zijn aangegaan en daar niet mee wilde stoppen. Klager is naar aanleiding hiervan een tweede time-out gegeven. De exacte duur van deze time-out is onbekend, maar de time-out kwam omstreeks 12:00 uur ten einde. 

De directeur heeft aangegeven dat een time-out is bedoeld om een gedetineerde – door hem voor korte duur uit de groep te halen – af te laten koelen en de orde en rust op de afdeling te herstellen. De beroepscommissie heeft eerder overwogen dat in de Pbw noch in de memorie van toelichting bij de Pbw een ‘time-out’ wordt genoemd (RSJ 1 juni 2015, 14/4189/GA). Het geven van een time-out, die naar zijn aard (zeer) kort zal zijn, acht de beroepscommissie in beginsel niet een situatie waarin het opleggen van een ordemaatregel, zoals bedoeld in artikel 23 of 24 van de Pbw, is vereist (RSJ 4 januari 2023, 22/26072/GA). De beroepscommissie ziet in het verlengde daarvan ook geen aanknopingspunten dat – anders dan de directeur stelt – een time-out in beginsel onder het bewaardersarrest, zoals bedoeld in artikel 24, vierde lid, van de Pbw, dient te worden geschaard. Daar waar het bewaardersarrest door een personeelslid wordt toegepast omdat afzondering niet kan wachten en dit gebeurt in afwachting van een (eventuele) beslissing van de directeur, is de gedachte achter de time-out nu juist dat een ingrijpender maatregel (en betrokkenheid van de directeur) kan worden voorkomen. Hoewel er in beide gevallen dus sprake is van kortdurend afzonderen, is het doel dus wezenlijk anders.   

Het geven van een time-out kan evenwel niet onbegrensd zijn. Naarmate het aantal dan wel de tijdsduur van de time-outs toeneemt, kunnen deze maatregelen het karakter krijgen van een ordemaatregel, zoals bedoeld in artikel 23 of artikel 24 van de Pbw. Daarbij kan worden gedacht aan situaties waarbij activiteiten niet meer (individueel) kunnen worden ingehaald, of dat een gedetineerde langdurig in afzondering wordt geplaatst in zijn verblijfsruimte. In die gevallen ligt het opleggen van een ordemaatregel, of het toepassen van een bewaardersarrest als een onverwijlde tenuitvoerlegging is geboden, in de rede. De beroepscommissie ziet in de beschikbare informatie over de aan klager gegeven time-outs geen aanleiding om tot de conclusie te komen dat in een van de, dan wel beide gevallen sprake was van een situatie waarin een ordemaatregel had moeten worden opgelegd of bewaardersarrest op grond van artikel 23 of 24 van de Pbw is toegepast. 
Dat klager op dezelfde dag vóór de time-outs al een schriftelijk verslag was aangezegd, waarbij er kennelijk niet voor was gekozen om hem in afwachting van de afhandeling daarvan op grond van een bewaardersarrest in te sluiten op eigen cel, maakt niet dat de time-outs niet hadden mogen worden gegeven. Het aanzeggen van het schriftelijk verslag hield primair verband met het schuiven van shag onder celdeur 06 en de time-outs hielden primair verband met het nadien geen gehoor geven aan de opdracht van het personeel om niet meer in de buurt van celdeur 06 te komen (met daarbij verbale opstandigheid). Met de inzet van de time-outs is aldus gepoogd om met een minder zwaar middel de situatie – die was ontstaan na het incident waarvoor klager een schriftelijk verslag was aangezegd – niet verder te laten escaleren en daarmee de orde en rust op de afdeling te herstellen. 

De beslissingen om klager op 16 april 2023 twee keer een time-out te geven, kunnen, gelet op het gedrag van klager, naar het oordeel van de beroepscommissie niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Daarbij acht zij de gemaakte keuzes voor de modaliteit van een time-out, welke modaliteit bovendien in het voordeel van klager heeft gewerkt, voldoende gemotiveerd. De beroepscommissie acht overigens ook voldoende aannemelijk geworden dat klager op de hoogte was van de redenen van de aan hem gegeven time-outs. 

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

 


Deze uitspraak is op 23 juli 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. D. van der Sluis, voorzitter, mr. F.H.J. van Gaal en mr. dr. P. Jacobs, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven