Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/30312/GA, 23 juli 2024, beroep
Uitspraakdatum:23-07-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    22/30312/GA
    
            
Betreft    [Klager]
Datum    23 juli 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught (hierna: de directeur)

1. De procedure
[Klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen het niet doorgaan van de activiteiten, waaronder de sport en de onderwijslessen, in de week van 18 juli 2022.

De beklagcommissie bij de PI Vught heeft op 7 november 2022 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €7,50 (VU 2022/1016). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft de directeur en klager in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van de directeur
In de week van 18 juli 2022 was sprake van zeer hoge temperaturen in Nederland. Het NOC/NSF adviseerde destijds om geen fysieke inspanningen te verrichten, zowel binnen als buiten. Mede doordat de temperatuur ’s nachts amper daalde en de sportruimtes geen airconditioning hebben, bleef het daar erg warm. Daarom is – voor het eerst – beslist om de sport op 18 en 19 juli 2022 niet door te laten gaan. Klager is voor het missen van deze sportmomenten voldoende gecompenseerd, nu hij later die week alsnog heeft kunnen sporten. De onderwijslessen zijn in die week ook geannuleerd, omdat de onderwijslokalen niet beschikken over airco’s of andere vormen van mechanische ventilatie. Klager heeft als compensatie hiervoor extra recreatie aangeboden gekregen op de afdeling. Daarnaast behoeven onderwijs, recreatie en zorg (zogenoemde ‘ORZ-momenten’) niet alleen te worden vormgegeven door het volgen van les in een onderwijslokaal. Er kunnen ook gesprekken met de mentor, geestelijk verzorger en/of andere dienstverleners plaatsvinden. Klager is dan ook voldoende gecompenseerd voor het eenmalig missen van onderwijs. Het staat klager daarnaast vrij om aan zijn onderwijs te werken op eigen cel. 

De arbeid is in de week van 18 juli 2022 wel doorgegaan, met inachtneming van gepaste maatregelen. Zo zijn er extra pauzes ingelast en extra water en waterijsjes verstrekt. Klussen waarbij machines moesten worden gebruikt die veel warmte genereren, zijn zo veel mogelijk in de ochtend uitgevoerd. De arbeidszalen bieden de mogelijkheid om de deuren tegenover elkaar open te zetten, waardoor er extra ventilatie is. Nu de gedetineerden ook gevolgen ondervinden van het niet doorgaan van de arbeid, zoals minder beschikbare schone lakens en boodschappen die niet tijdig kunnen worden geleverd, is de arbeid in aangepaste vorm wel doorgegaan. 

Standpunt van klager
Klager heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om op het beroep te reageren.

 

3. De beoordeling
Collectieve beslissing
De beroepscommissie heeft in RSJ 1 mei 2024, 23/32160/GA, uiteengezet hoe zij klachten over de uitval van activiteiten beoordeelt. Daaruit volgt onder meer dat als de directeur beslist dat een activiteit vervalt, maar dit niet kan worden gezien als een wijziging van het dagprogramma en de beslissing ook niet is genomen om een van de redenen waarvoor een ordemaatregel, zoals bedoeld in artikel 23 of artikel 24 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), kan worden opgelegd, dan sprake is van een zogenoemde ‘collectieve beslissing’. Een gedetineerde kan klagen tegen een collectieve beslissing als die ook voor hem geldt.

In dit geval heeft de directeur beslist dat alle activiteiten, behoudens de arbeid, op 18 en 19 juli 2022 voor iedere gedetineerde geen doorgang vinden in verband met de extreme hitte en het ingezette hitteplan. Naar het oordeel van de beroepscommissie is hiermee sprake geweest van een collectieve beslissing. Klager is dan ook terecht ontvangen in zijn beklag. 

Vast staat dat klager als gevolg van de collectieve beslissing op 19 juli 2022 niet heeft kunnen deelnemen aan de sport. De beroepscommissie merkt op dat waar de directeur in de beklagprocedure heeft benoemd dat klager zowel op 18 als 19 juli 2022 geen onderwijslessen heeft kunnen volgen, de directeur in beroep nog alleen spreekt over één gemist onderwijsmoment, zonder daarbij een datum te noemen. Hoewel uit de overgelegde dagprogramma’s en klagers voortgangsrapportage vanuit het onderwijs lijkt te volgen dat klager in de betreffende (oneven) week alleen op 19 juli 2022 een afspraak had staan bij het onderwijs, lijkt uit dezelfde voortgangsrapportage ook het vaste stramien te volgen dat klager op de maandagen en dinsdagen een afspraak heeft bij het onderwijs. Bij deze stand van zaken gaat de beroepscommissie ervan uit dat klager door de collectieve beslissing op 18 en 19 juli 2022 geen onderwijslessen heeft kunnen volgen. 

Niet doorgaan van sport en onderwijslessen, wel doorgaan van arbeid
De beroepscommissie begrijpt dat het klager in het bijzonder gaat om het niet laten doorgaan van de sport en de onderwijslessen en dat hij het daarbij onbegrijpelijk vindt dat de arbeid wel is doorgegaan. De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard, omdat de directeur zijn keuze hierin onvoldoende heeft gemotiveerd. 

De beroepscommissie stelt voorop dat het wenselijk is dat het dagprogramma zo veel als mogelijk doorgang vindt, ook in geval van overmachtssituaties. Vanwege de extreme hitte en het ingezette hitteplan heeft de directeur moeten bezien welke activiteiten verantwoord, bezien vanuit het gezondheidsbelang, door konden gaan. 

De directeur heeft – in beroep – voldoende gemotiveerd waarom de sport en de onderwijslessen geen doorgang konden vinden en de arbeid wel. De ruimtes waarin de sport en de onderwijslessen plaatsvinden, boden geen dan wel voldoende ventilatiemogelijkheden, terwijl de ruimte waarin de arbeid plaatsvindt dat wel bood. Het laten doorgaan van de sport en de onderwijslessen zou in het licht daarvan onverantwoord zijn geweest. Dat de directeur daarom heeft beslist om de sport en de onderwijslessen niet door te laten gaan, komt de beroepscommissie als zodanig niet onredelijk of onbillijk voor. Het laten doorgaan van de arbeid werd met inachtneming van gepaste maatregelen wel verantwoord geacht. De beroepscommissie begrijpt daarbij dat, binnen de kaders van wat wel en niet mogelijk was, aan het doorgaan van de arbeid extra waarde is gehecht vanwege het belang van de gehele gedetineerdenpopulatie daarbij.   

Niet doorgaan van sport en onderwijslessen niet in strijd met de wet
Klager heeft op 21 en 22 juli 2022 weer kunnen deelnemen aan de sport. Met het niet laten doorgaan van de sport op 19 juli 2022 is klagers recht om minimaal twee keer per week 45 minuten te sporten, zoals bedoeld in artikel 48, tweede lid, van de Pbw, dan ook niet geschonden. Dat de onderwijslessen op 18 en 19 juli 2022 incidenteel in het daartoe bestemde onderwijslokaal niet door konden gaan, maakt naar het oordeel van de beroepscommissie nog niet dat daarmee klagers recht op onderwijs, zoals bedoeld in artikel 48, eerste lid, van de Pbw, is geschonden.

Conclusie 
Nu de directeur naar het oordeel van de beroepscommissie zijn beslissing om de sport en de onderwijslessen niet door te laten gaan voldoende heeft gemotiveerd, die beslissing als zodanig niet in strijd is met de wet en niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt, zal de beroepscommissie het beroep van de directeur gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren. De grondslag voor de aan klager toegekende tegemoetkoming komt hiermee te vervallen. 

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

 


Deze uitspraak is op 23 juli 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. D. van der Sluis, voorzitter, mr. F.H.J. van Gaal en mr. dr. P. Jacobs, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven