Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/38498/GM, 3 juni 2024, beroep
Uitspraakdatum:03-06-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    24/38498/GM
    
            
Betreft    [klager]
Datum    3 juni 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
Klagers raadsman, mr. H.M. Dunsbergen, heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de Penitentiaire Inrichting (PI) Alphen te Alphen aan den Rijn (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat de inrichtingsarts onvoldoende zorg heeft geboden bij de slaapproblemen van klager.

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klager, zijn waarnemend raadsvrouw, mr. E. van de Rakt,  en […], plaatsvervangend hoofd zorg, en haar collega, plaatsvervangend hoofd zorg, namens de inrichtingsarts, gehoord op de digitale zitting van 28 mei 2024.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Bij klager is in zijn kinderjaren in het slaapcentrum een slaapstoornis vastgesteld. De problemen uiten zich in moeite met inslapen en doorslapen. Hierdoor heeft klager al ongeveer negentien verschillende celgenoten gehad. Klager is meerdere keren in de isoleercel geplaatst. Enerzijds betreffen dit strafplaatsingen in verband met aanvaringen met personeel en medegedetineerden. Klager is door slapeloosheid en zijn medicatie namelijk erg prikkelbaar, waardoor hij regelmatig een aanvaring heeft. Anderzijds heeft klager verschillende keren vrijwillig gekozen voor plaatsing in de isoleercel. Op het moment dat een gedetineerde ervoor kiest om daar vrijwillig te verblijven geeft dat des te meer aan hoe ernstig het probleem is.
Het is voor klager door zijn slaapproblematiek vrijwel onmogelijk om in slaap te komen in het geval een medegedetineerde op dezelfde cel ligt. Klager heeft daarom aan de medische dienst verzocht om een contra-indicatie voor plaatsing op een meerpersoonscel (MPC) af te geven. Door de inrichtingsarts is besloten om een dergelijke indicatie niet af te geven, maar enkel medicatie voor te schrijven. De medicatie geeft slechts minimale verbetering. Klager komt hierdoor beter in slaap maar wordt nog steeds regelmatig wakker van zijn celgenoot. Hier komt bij dat klager erg veel last heeft van negatieve bijwerkingen van de medicatie. Door de medicatie voelt klager zich de dag erna erg prikkelbaar en kampt hij met stemmingswisselingen, waardoor hij in de problemen komt. De voorgeschreven medicatie is voor klager dan ook geen passende oplossing. 
Klager begrijpt dat het hebben van slaapproblemen niet automatisch een contra-indicatie voor plaatsing op een MPC oplevert. Het is voor klager echter onbegrijpelijk dat de inrichtingsarts in zijn geval niet beslist tot een contra-indicatie voor een MPC. In alle drie de voorgaande detenties heeft klager een eenpersoonscel (EPC) toegewezen gekregen in verband met zijn slaapproblematiek. De problematiek is sinds zijn eerdere detenties niet gewijzigd. Hier komt bij dat klager uit eerdere detenties heeft ervaren dat plaatsing op een EPC zijn slaapproblematiek sterk verbetert. In het geval klager wordt geplaatst op een EPC zal hij de voorgeschreven medicatie niet of nauwelijks hoeven gebruiken. In de eerste plaats dient aandacht besteed te worden aan het optimaliseren van de slaapomgeving, pas daarna aan andere alternatieven. 

Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

Standpunt van de inrichtingsarts
Op 15 mei 2023 geeft de psycholoog aan het beleid te bespreken tijdens het Psycho Medisch Overleg (PMO) en of klager in aanmerking komt voor een EPC. Klager gebruikt voor zijn slaapproblemen de medicatie mirtazapine en temazepam en zegt psychotraumata te hebben. Bij het verpleegkundig spreekuur werden nachtmerries genoemd, tijdens het consult niet. Herbelevingen werden niet genoemd. Er is geen evidentie voor posttraumatische stressstoornis (PTSS), ook omdat klager nooit buiten de PI een behandeling heeft gezocht voor klachten.
Volgens de werkinstructie van de Pl Alphen aan den Rijn ligt de beslissing over een EPC niet bij de inrichtingsarts, maar bij het afdelingshoofd. Ook staat duidelijk in de richtlijn beschreven dat stress gerelateerde klachten geen gronden zijn voor een EPC. Bij ernstige psychiatrische problematiek kan een psychiater geconsulteerd worden om te kijken of iemand beter op een EPC geplaatst kan worden. De inrichtingsarts kan uitsluitend adviseren aan de directie om iemand een EPC te geven op basis van medische gronden.

Op 14 augustus 2023 concludeerde de psycholoog dat klager last heeft van slaapproblemen (inslaap- en doorslaapproblemen) en dat hij daarvoor medicatie wilde. De slaapproblematiek is al vanaf zijn puberteit aanwezig. Klager legt zelf een link met de dood van zijn moeder (2015). Aan klager zijn adviezen verstrekt. Klager heeft aangegeven dat hij chagrijnig is als hij slecht slaapt en dan vaak ruzies heeft met medegedetineerden of medewerkers. Als beleid werd afgesproken dat klager een week lang gaat oefenen met aangeleerde ontspanningsoefeningen. Aan de afdeling wordt een mail gestuurd om te adviseren dat klager een rustige niet verslaafde man op cel krijgt in het kader van zijn slaapproblematiek.

Klager geeft aan bekend te zijn bij […] slaapcentrum, maar uit navraag – na toestemming van klager – bleek hij daar niet bekend te zijn. Op 13 september 2023 heeft de inrichtingsarts de slaapklachten geëvalueerd. Klager heeft vanaf zijn negende jaar slaapproblemen. Hij is buiten detentie verwezen naar een slaapcentrum, maar de uitslag daarvan is onbekend. Klager rookt regelmatig cannabis om in slaap te komen. Hij wil eigenlijk op een EPC. Mirtazapine helpt hem goed, daardoor slaapt hij duidelijk beter. Klager heeft deze medicatie in eerdere detenties ook gebruikt.

Het verzoek voor een EPC-indicatie is tijdens het PMO besproken en de inrichtingsarts heeft advies ingewonnen door intercollegiaal overleg met de psychiater en de psycholoog. De conclusie is dat er geen relevante dan wel ernstige vormen van psychiatrie aanwezig zijn bij klager wat maakt dat er geen redenen zijn voor een EPC-indicatie. Het verzoek tot een EPC-toewijzing kan klager zelf bespreken met het afdelingshoofd. Ter zitting is nader toegelicht dat klager alternatieven zijn geboden, waaronder cognitieve gedragstherapie, en er zijn gesprekken gevoerd waarin de klachten van klager serieus zijn genomen. 

 

3. De beoordeling
Op de in artikel 11a, tweede lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden genoemde gronden kan de directeur van de inrichting besluiten dat een gedetineerde ongeschikt is te worden geplaatst in een MPC. De directeur kan deze beslissing nemen op basis van adviezen van de medische dienst, het multidisciplinair overleg (MDO) en het PMO. 

De beroepscommissie zal op basis van het medisch dossier en de door klager en de inrichtingsarts ingenomen standpunten nagaan of de inrichtingsarts medisch zorgvuldig heeft gehandeld met betrekking tot de slaapproblemen van klager en door hem geen indicatie voor een EPC te verstrekken.

Uit het medisch dossier, de overige stukken en de nadere toelichting leidt de beroepscommissie af dat klager is besproken in het PMO, dat hij is gesproken door de psycholoog op 15 mei 2023 en 14 augustus 2023 en door de inrichtingsarts op 13 september 2023. De bespreking in het PMO heeft erin geresulteerd dat er – met inachtneming van de binnen de inrichting geldende richtlijn - geen reden gezien werd voor het afgeven van een EPC-indicatie op medische en psychiatrische gronden. 

Uit het voorgaande volgt dat op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting niet tot de conclusie kan worden gekomen dat niet een (deugdelijk) advies en/of indicatie aan de directeur is gegeven door of namens de inrichtingsarts en dat de inrichtingsarts onvoldoende zorg heeft geboden bij de slaapproblemen van klager. Hoewel klager stelt dat hij tijdens eerdere detenties wel een EPC toegewezen heeft gekregen en zijn standpunt begrijpelijk is, is de PI Alphen niet verplicht om dit over te nemen. Het biedt wel een aanknopingspunt voor nader onderzoek, maar navraag bij het door klager genoemde slaapcentrum heeft geen resultaat opgeleverd en er is geen aanwijzing voor PTSS of een ernstige vorm van psychiatrische problematiek bij klager geconstateerd. Daarnaast heeft klager medicatie voor zijn slaapproblemen en ontspanningsoefeningen gekregen en zijn de slaapproblemen serieus besproken in het PMO. Ook is geadviseerd dat klager een rustige man op cel krijgt en zijn hem alternatieven aangeboden. 

Gelet op het voorgaande kan het handelen van de inrichtingsarts niet worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Penitentiaire beginselenwet. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 


Deze uitspraak is op 3 juni 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. D.W.J. Vinkes, voorzitter, drs. M.I. van den Baar-Vroon en drs. B.A. Geurts, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven