Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/38332/GM, 3 juni 2024, beroep
Uitspraakdatum:03-06-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    24/38332/GM
    
            
Betreft    [klager]
Datum    3 juni 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
Klager heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de behandelcoördinator van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad (hierna: de behandelcoördinator). Klager beklaagt zich – zo begrijpt de beroepscommissie - over het advies van de behandelcoördinator aan de directeur om hem te plaatsen op een crisisafdeling voor het ondergaan van EMDR-therapie.

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft […], GZ-psycholoog tevens hoofd behandeling en […], behandelcoördinator, gehoord op de digitale zitting van 28 mei 2024.
Klager had eveneens digitaal aan de zitting kunnen deelnemen. Klager heeft aangegeven dat hij daar geen gebruik van wilde maken.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager verblijft in het PPC Zaanstad op een crisisafdeling. In zijn indicatie staat duidelijk dat hij niet op een crisisafdeling hoort en dat hij gediagnosticeerd is met een licht verstandelijke beperking (LVB). Klager heeft nimmer geweigerd om EMDR-therapie te volgen. Dat wil hij juist wel, alleen wil hij dat niet op een crisisafdeling. Zijn klacht is gericht tegen de behandelcoördinator. Klager zit er al drie maanden zonder gesprek en zonder behandelplan. Klager vraagt vergoeding voor elke dag dat hij op de crisisafdeling moet verblijven.

Standpunt van het hoofd behandeling 
Klager is overgeplaatst vanuit het PPC Zwolle. Vanuit de voorgeschiedenis komen na verschillende eerdere PPC-plaatsingen tegenstrijdige berichten naar voren met betrekking tot zowel de aanwezigheid van een PPC-indicatie als het bestaan van een posttraumatische stressstoornis (PTSS) bij klager. De aanleiding tot plaatsing in het PPC Zaanstad was dat er wederom een traumabehandeling (EMDR) geïndiceerd zou zijn bij klager vanuit de PI Arnhem. Dit is getracht te realiseren in het PPC Zwolle maar door omstandigheden aldaar kwam dit niet van de grond en is klager overgeplaatst naar het PPC Zaanstad (vanuit de PI Zwolle).
Klager is in het PPC Zaanstad in eerste instantie op een LVB-afdeling geplaatst. Dit bleek echter geen passende afdeling (van de bij de LVB-populatie op een PPC vaak passende kwetsbaarheid zoals gezien bij de medepatiënten bleek geen sprake, de medepatiënten hebben op meerdere momenten aangegeven bang te zijn voor klager). Klager is vervolgens op een crisisafdeling geplaatst om daar direct te kunnen starten met de door hem gewenste behandeling voor PTSS-klachten (EMDR). De overweging voor plaatsing op een crisisafdeling was gelegen in het feit dat op deze afdeling het klachtbeloop tijdens de start van de EMDR (een toename van klachten is hierbij mogelijk) goed kan worden gemonitord, de beoogde EMDR-therapeut was immers als behandelcoördinator werkzaam op deze afdeling. Daarnaast speelde dat er op korte termijn geen andere plek voor klager beschikbaar zou komen en een langer verblijf op de LVB-afdeling beslist onwenselijk was. De traumabehandeling zou direct van start kunnen gaan, echter weigerde klager dit vanwege plaatsing op de crisisafdeling. Ter zitting heeft de behandelcoördinator toegelicht dat de overwegingen, die hebben geleid tot plaatsing van klager op de crisisafdeling, door het multidisciplinair behandelteam gedragen werden. 

 

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat het hoofd behandeling in haar schriftelijke reactie en met de behandelcoördinator ter zitting inzichtelijk heeft gemaakt hoe zij in samenspraak met het behandelteam tot het advies is gekomen om klager op een crisisafdeling te plaatsen. Omdat traumabehandeling geïndiceerd was en dit niet in het PPC Zwolle te realiseren was, is klager in het PPC Zaanstad op de LVB-afdeling geplaatst. Omdat dit geen passende afdeling voor klager bleek te zijn, gelet op de geschetste problematiek, en er op korte termijn geen plek voor klager beschikbaar was op een andere (reguliere) afdeling, is klager op de crisisafdeling van het PPC geplaatst. Daar kon hij direct starten met de EMDR-behandeling en kon hij worden gemonitord door de behandelcoördinator die tevens de EMDR-therapeut was. 

De beroepscommissie begrijpt dat in samenspraak met het multidisciplinair behandelteam zorgvuldig is gezocht naar een afdeling waar klager op korte termijn traumabehandeling kon krijgen en dat dat resulteerde in een plaatsing op de crisisafdeling, omdat er op dat moment geen beter alternatief voorhanden was. Hoewel klager daar niet mee instemde, vindt de beroepscommissie in de toelichting van de behandelcoördinator en hoofd behandeling en de overige stukken geen aanwijzingen voor medisch onzorgvuldig handelen. 

Het handelen van de behandelcoördinator kan daarom niet worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Penitentiaire beginselenwet. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 


Deze uitspraak is op 3 juni 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. D.W.J. Vinkes, voorzitter, drs. M.I. van den Baar-Vroon en drs. B.A. Geurts, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven