Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/37219/TB, 28 mei 2024, beroep
Uitspraakdatum:28-05-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          23/37219/TB

               

Betreft  [klager]

Datum  28 mei 2024

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot overplaatsing naar FPC Van der Hoeven Kliniek te Utrecht (hierna Van der Hoeven Kliniek).

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 3 november 2023 afgewezen.

Klagers raadsvrouw, mr. T. Sandrk, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager en namens zijn raadsvrouw haar daartoe gemachtigde juridisch medewerker mevrouw K. Tieland gehoord op de zitting van 14 mei 2024 in de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught.

Verweerder heeft schriftelijk laten weten door omstandigheden niet op de zitting te kunnen verschijnen en heeft het standpunt in beroep op 13 mei 2024 schriftelijk nader toegelicht.

Als secretaris van de beroepscommissie was mr. G.J.M. Ankersmit ter zitting aanwezig.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Hoewel klager eerder als eerste op de wachtlijst voor de Van der Hoeven Kliniek stond en daar in een speciale ouderengroep zou komen, is hij wegens een capaciteitsprobleem bij beslissing van 15 juli 2020 in FPC Dr. S. van Mesdag (hierna Van Mesdag) geplaatst.

Een daarna gedaan verzoek om overplaatsing naar de Van der Hoeven Kliniek is wegens behandelinhoudelijke redenen afgewezen. Indien na verloop van tijd sprake zou zijn van een behandelstagnatie, zou klager opnieuw kunnen verzoeken om een overplaatsing.

Klager heeft opnieuw om een overplaatsing verzocht, omdat naar zijn mening nu sprake is van stagnatie in zijn behandeling, daar behandeling onvoldoende van de grond komt. Klager verblijft drie jaar in de Van Mesdag en krijgt al twee jaar lang een keer per week een vaardigheidstraining en EMDR. Klager zou ook voor andere therapievormen worden aangemeld, maar de wachtlijsten zouden lang zijn. Hij heeft een uur en driekwartier therapie in de week. Als dat alle therapie is die hij krijgt, vreest hij dat hij in de instelling komt te overlijden. Net als een medeverpleegde onlangs. Er wordt gezegd dat klager met de mensen moet meewerken, maar hij heeft het hele personeelsbestand zien veranderen sinds hij in de instelling verblijft. Als je iemand eenmaal enigszins vertrouwt, dan vertrekt diegene weer. Er is in de instelling geen seksuoloog in huis. Klager krijgt alleen EMDR, knutselt en mag daar wel werken.

Klager heeft geen vertrouwen in de behandeling van zijn problematiek in de Van Mesdag. Er is sprake van een breuk in de behandelrelatie en er worden vervelende opmerkingen naar klager gemaakt. Klager mag een keer in de veertien dagen op gesprek komen bij de behandelcoördinator, maar klager vertrouwt hem niet. Klager had landelijk verlof en één dag van tevoren kreeg hij te horen dat het niet doorging omdat er te weinig mensen waren maar dat moest al bekend zijn omdat de planning maanden van tevoren wordt opgesteld. Het zijn volgens klager chanteurs; als je je corvee niet doet dan mag je niet op verlof. Als je te laat aan tafel zit dan mag je niet op verlof. 

Ook blijkens de reactie van de Van Mesdag op klagers beroep wordt er door de instelling weinig vooruitgang in klagers behandeling gezien en stagneert klagers traject daardoor.

Klager verwacht in de Van der Hoeven Kliniek een intensievere en meer doelgerichte behandeling te kunnen volgen in een speciale ouderengroep, gespecialiseerd in zeden, waardoor klager zich veel beter zal voelen en ook beter aan zijn persoonlijke groei zal kunnen werken. Deze kliniek ligt ook niet ver van de regio waar klagers goede vrienden woonachtig zijn. Deze vrienden kunnen klager vanwege de reisafstand niet met regelmaat in de Van Mesdag bezoeken. Contact met hen is van belang gelet op klagers resocialisatie.

Klagers overplaatsingsverzoek moet serieus worden genomen. Verwezen wordt in dit verband naar pagina 20 van de ter zitting overgelegde Pro Justitia rapportage van forensisch psycholoog G. van 13 december 2023.  Klager is open geweest over eerdere veroordeling(en); alleen de laatste veroordeling ontkent hij. Klager gaat niet iets bekennen wat hij niet gedaan heeft. Verweerder heeft door de afwijzing van klagers overplaatsingsverzoek geen juiste belangenafweging gemaakt door niet uitdrukkelijk rekening te houden met klagers individuele belangen. Daarbij zorgt het opnieuw indienen van een overplaatsingsverzoek alleen maar voor meer vertraging en doet dit afbreuk aan klagers intrinsieke behandelmotivatie.

Gelet daarop wordt verzocht het beroep gegrond te verklaren en verweerder op te dragen een nieuwe beslissing te nemen.

Standpunt van verweerder

In de reactie van 12 maart 2024 op het beroepschrift heeft verweerder het volgende naar voren gebracht.

In de reactie van 29 september 2023 op klagers overplaatsingsverzoek heeft Van Mesdag aangegeven dat overplaatsing niet behandelinhoudelijk geïndiceerd is. In klagers behandeling worden langzaam maar wel aanhoudend stappen gemaakt. Klager heeft zelf de wens geuit om niet te veel druk op de behandeling te leggen. In een andere kliniek zal de dynamiek van klager niet veranderen, zal hij niet anders in de behandeling staan. In een andere kliniek zal het contact zeker in het begin moeizamer verlopen. In de Van Mesdag lukt het eerder om tot een herstelgesprek te komen. Klager volgt daar momenteel VERS-training en ondersteunende therapie waar een poging tot EMDR wordt gedaan. Verder staat klager op de wachtlijst voor sociaal emotioneel onderzoek (SEO), waar beoordeeld kan worden of de bejegening wellicht anders moet. Het is daarom van belang om de behandeling niet te onderbreken door een overplaatsing, wat alleen maar tot vertraging zal leiden.

De Van Mesdag kan volgens haar op 21 december 2021 gegeven reactie op klagers eerste overplaatsingsverzoek voldoende bieden ten aanzien van specialisatie in klagers problematiek.

De Van Mesdag heeft sinds het eerste overplaatsingsverzoek van klager de samenwerking tussen klager en zijn netwerk onderzocht. Klager heeft regelmatig telefonisch en via skype contact met zijn netwerk, wat wordt begeleid door forensisch systeemwerk. Er is volgens Van Mesdag geen sprake van een beschermend netwerk. Klagers vrienden steunen hem in het ontkennen van zijn indexdelict. Het is aan de instelling om te bepalen in hoeverre het noodzakelijk is voor de behandeling dat zijn netwerk daarbij wordt betrokken. Daarbij zijn eventuele reisafstanden inherent aan de tbs-maatregel en kan klager via telefoon en skype contact met zijn netwerk hebben.

Niet onbegrijpelijk is dat klager dichter bij zijn netwerk wil verblijven, maar het belang van het voortzetten van de behandeling dient zwaarder te wegen.

Verweerder heeft op 13 mei 2024 de reactie van Van Mesdag van 22 februari 2024 op het beroepschrift toegezonden, waarin onder meer het volgende is aangegeven.

De afgelopen periode zijn er wisselingen in het behandelteam geweest waardoor klager een nieuwe mentor heeft gekregen. De relatie met deze mentor heeft onder druk gestaan daar klager moeite heeft met het aangaan van nieuwe contacten vanuit zijn angst om mensen te verliezen. Met de nodige ondersteuning vanuit het behandelteam is het klager wel gelukt het contact met de mentor te herstellen.

Klager volgt verder trouw zijn therapie en dagprogramma. Hij volgt VERS-training en ondersteunende therapie waar een poging tot EMDR wordt gedaan. Geprobeerd wordt de behandeling meer te richten op het daderschap in plaats van het slachtofferschap, waarbij het lastig is gebleken om met klager over de onderliggende dynamieken in gesprek te komen. Door de wisselingen in het behandelteam zijn tijdens de ondersteunende therapie thema’s als wantrouwen, onveiligheid en niet gezien worden volop op de voorgrond geweest. De behandeldruk is laag, omdat klager er moeite mee heeft dat hij druk ervaart om sneller te gaan dan hij verdraagt. Het is klager nog niet gelukt de EMDR-therapie daadwerkelijk te starten. Bij een eerste poging zag klager beelden van zijn moeder en is hij bang het positieve beeld van zijn moeder aan te tasten als hij verder gaat met de therapie. Hij blijft er wel voor open staan omdat hij aan de trauma’s met betrekking tot zijn vader wil werken. Klager staat op de wachtlijst voor een SEO. Naar aanleiding van de uitkomsten van de SEO kan beoordeeld worden of de bejegening wellicht anders moet, de context veranderd moet worden en er gekeken kan worden of en hoe er verdieping gegeven kan worden aan de behandeling.

Verweerder heeft op 13 mei 2024 tevens een nadere reactie van Van Mesdag toegezonden, waarin het volgende is aangegeven.

Er zijn weinig veranderingen ten opzichte van de reactie van 22 februari 2024 te melden. Klager voelt zich in het dagelijkse leven vaak en snel benadeeld of oneerlijk behandeld, wat zich uit in boosheid die hij inzet om mensen op afstand te houden. Vertrouwen en wantrouwen vanuit een angstige en vermijdende hechting staan klager in de weg om contacten te vertrouwen. Deze dynamiek bemoeilijkt de samenwerkings- en behandelrelatie.

De Van Mesdag is nog in afwachting van de uitslag van de SEO. Afhankelijk daarvan kan gekeken worden welke bejegening het beste werkt voor klager en of er welllicht nog andere ingangen zijn voor behandeling. Klagers perspectief is daar mede afhankelijk van. Voor nu wordt er nog weinig vooruitgang gezien in klagers behandeling in de insteling. Er staat nog wel een driegesprek op de planning.

 

3. De beoordeling

Aan klager is bij onherroepelijk geworden uitspraak de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege opgelegd.

Eerdere beroepen tegen beslissingen van verweerder van respectievelijk 26 januari 2021 en 11 januari 2022, waarbij eerdere verzoeken van klager tot overplaatsing van Van Mesdag naar de Van der Hoeven Kliniek zijn afgewezen, zijn bij RSJ 19 juli 2021, 21/19739/TB en RSJ 7 april 2022, 22/25376/TB ongegrond verklaard.

Klager verblijft op dit moment nog steeds in de Van Mesdag. Hij wil graag worden overgeplaatst naar de  Van der Hoeven Kliniek, omdat naar zijn mening inmiddels wel sprake is van een stagnatie in zijn behandeling en hij meer verwacht van behandeling in laatstgenoemde kliniek en hij daar dichter bij zijn netwerk wordt geplaatst.

Op grond van artikel 6.2 van de Wet forensische zorg moet verweerder bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden de volgende factoren meenemen in zijn overwegingen:

a.  de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt;

b.  de eisen die de verlening van forensische zorg aan de forensische patiënt gezien de aard van de bij hem geconstateerde psychische stoornis of verstandelijke beperking stelt; en

c.  de forensische zorgbehoefte en het beveiligingsniveau zoals opgenomen in de indicatiestelling.

Het uitgangspunt is dat een ter beschikking gestelde wordt geplaatst in een instelling binnen zijn eigen regio. Als een ter beschikking gestelde al in een instelling is geplaatst, wordt bij een verzoek om overplaatsing gekeken of een overplaatsing behandelinhoudelijk geïndiceerd is.

De Van Mesdag kan volgens haar op 21 december 2021 gegeven reactie op klagers eerste overplaatsingsverzoek voldoende bieden ten aanzien van specialisatie in klagers problematiek.

Verweerder heeft verder inlichtingen ingewonnen bij Van Mesdag alvorens op het overplaatsingsverzoek te beslissen. Uit die inlichtingen van 29 september 2023 komt naar voren dat de Van Mesdag op dat moment een overplaatsing van klager niet behandelinhoudelijk geïndiceerd acht: “Behandeling richt zich op dit moment op het slachtofferschap van klager en zijn coping. Zijn draagkracht is beperkt waardoor de behandeling langzaam verloopt. Vervolgens moet klagers behandeling zich nog meer gaan richten op daderschap. Als de ontwikkelingen positief blijven, zal het gebruikelijke traject worden doorlopen: na begeleid verlof zal klager na toegekende machtiging onbegeleid verlof worden overgeplaatst naar de pre-resocialisatie afdeling van de instelling en van daaruit naar een TMV of FPA. Wat betreft het uiteindelijke uitstroomdoel is de verwachting dat klager, gelet op de aanwezige problematiek en de lange geschiedenis van pedoseksuele delicten, blijvend afhankelijk zal zijn van een zekere mate van toezicht dan wel begeleiding. De exacte vormgeving zal gedurende het verloop van het traject verder moeten worden getoetst en bezien. Resocialiseren wordt ingeschat als een ingewikkeld proces gezien klagers leeftijd, voorgeschiedenis en houding.”

Er is blijkens die inlichtingen geen sprake van stagnatie van klagers behandeling, maar van het langzaam stappen maken in zijn behandeling vanwege klagers beperkte draagkracht en de verwachting dat dit in een andere kliniek niet anders zal zijn. Verder heeft Van Mesdag aangegeven dat klager via telefoon en skypen contact heeft met zijn netwerk dat niet als een beschermend netwerk wordt gezien.

Op grond van deze inlichtingen heeft verweerder in redelijkheid klagers overplaatsingsverzoek op 3 november 2023 kunnen afwijzen. Het is aan de instelling om te bepalen in hoeverre het in het kader van klagers behandeling van belang is dat zijn netwerk daarbij wordt betrokken. De wijze waarop invulling wordt gegeven aan een tbs-behandeling staat niet ter beoordeling van de beroepscommissie.

Uit de na de bestreden beslissing door verweerder ontvangen inlichtingen van Van Mesdag komt naar het oordeel van de beroepscommissie evenmin naar voren dat inmiddels duidelijk sprake zou zijn van stagnatie in klagers behandeling, anders dan dat de behandeling moeizaam verloopt. Inmiddels heeft een SEO plaatsgevonden en wordt afhankelijk van de uitslag daarvan bekeken wat de behandelmogelijkheden en klagers perspectief zullen zijn. Mogelijk zal de Van Mesdag een overplaatsingsverzoek indienen als het behandelteam naar aanleiding daarvan geen behandelperspectief voor klager in de instelling meer aanwezig zal zien. De beroepscommissie kan daarop in de behandeling van het onderhavige beroep uiteraard niet vooruit lopen.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 28 mei 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J.A.G. van Baal, voorzitter, mr. A.B. Baumgarten en drs. W.M. van der Vlist, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris.

 

secretaris         voorzitter

Naar boven