Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/34791/DA, 29 juli 2024, beroep
Uitspraakdatum:29-07-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          23/34791/DA

    

           

Betreft [Klager]

Datum 29 juli 2024

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft – voor zover in beroep aan de orde – beklag ingesteld:

a.  tegen de wijze waarop hij op 9 mei 2023 is gefouilleerd;  

b.  tegen de beslissing van 9 mei 2023 om jegens hem een nekklem te gebruiken.

 

De beklagcommissie van de commissie van toezicht voor het vervoer heeft op 7 juli 2023 het beklag ongegrond verklaard (VO 2023/8). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. D.E. Kops, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en […], directeur Operatie en plaatsvervangend algemeen directeur van de Dienst Vervoer & Ondersteuning (DV&O), namens de Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder), gehoord op de digitale zitting van 16 april 2024.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Beklag a.

Klager werd naar de Justitiële Jeugdinrichting (JJI) Teylingereind vervoerd. Het is voor hem feitelijk onmogelijk om te bewijzen dat er in zijn ballen is geknepen als dit door de transportgeleiders wordt ontkend. Klager zit al geruime tijd vast en de fouillering van klager is altijd zonder problemen verlopen. Als de verschillende verklaringen naast elkaar worden gelegd, blijkt uit elke verklaring dat klager zich begon te verzetten toen er in de buurt van zijn edele delen werd gefouilleerd. Klager is gewend dat fouillering in de buurt van zijn edele delen op respectvolle manier gebeurt. Dit keer wilden de medewerkers hem opeens opnieuw fouilleren. De medewerker kneep vol in zijn geslachtsdeel. Klager werd direct boos en voelde zich aangerand. Er is ongeoorloofd in zijn ballen geknepen. Dat klager deze keer heftig heeft gereageerd, is opvallend en vormt dan ook aan aanwijzing dat er iets is gebeurd wat normaliter niet gebeurt.

Er zijn dus wel degelijk aanwijzingen dat klager in zijn ballen is geknepen. Zijn verklaring dient zwaarder te wegen dan de verklaringen van de transportgeleiders. De transportgeleiders hebben er immers een belang bij om dit te ontkennen.

 

Beklag b.

Het geweld is op onjuiste wijze toegepast en is disproportioneel geweest. De transportgeleiders waren op zoek naar een aansteker en op het moment dat klager niet verder mee wenste te werken aan de fouillering is er, blijkens de verklaring van transportgeleider LR, direct voor gekozen om een kaakklem in te zetten. Klager kreeg een arm om zijn adamsappel, een heftig middel waardoor klager geen lucht meer kreeg en zich ging verzetten als lichamelijke reactie. 

Een transportgeleider is bevoegd om geweld toe te passen mits hij in het gebruik van dat geweldsmiddel is geoefend. Uit het feit dat klager geen lucht kreeg, volgt dat deze op onjuiste wijze is uitgevoerd (strafzaak [..]). Als gevolg daarvan is de situatie verder geëscaleerd. Klager lag uiteindelijk op zijn buik en voelde tikken op zijn achterhoofd. Daar komt vervolgens bij dat transportgeleider LR niet de juiste terminologie gebruikt en over een kaakklem spreekt, terwijl uit het dossier blijkt dat hij een nekklem bedoelde. Het feit dat klager geen lucht kreeg en dat een onjuiste terminologie wordt gebruikt, maakt dat ernstig moet worden getwijfeld of transportgeleider LR wel (voldoende) in het gebruik van het geweldsmiddel (nekklem) is geoefend.

De beklagcommissie is te eenvoudig over de onjuiste terminologie heen gestapt door het spraakverwarring te noemen. De algemene overweging van de beklagcommissie dat de transportgeleiders van de DV&O structureel training krijgen in het correct toepassen van controlemiddelen is dusdanig algemeen van aard dat niet kan worden vastgesteld of transportgeleider LR de nekklem op juiste wijze heeft toegepast.

Namens klager wordt verzocht om het toekennen van een tegemoetkoming.

 

Standpunt van verweerder

Beklag a.

De fouillering is op correcte gronden verricht. De beveiligers van de DV&O zijn bekwaam. Zij volgen jaarlijks zogeheten onderhoudstrainingen. Een vast onderdeel van de onderhoudstraining is de wijze van fouilleren. Dit onderdeel wordt ook jaarlijks getoetst in een examen. Uit onderzoek blijkt dat de betreffende medewerker alle onderhoudstrainingen en bijbehorende examinering met goed gevolg heeft afgerond. Er is geen reden om te twijfelen aan de verklaring dat uitsluitend bij de schaamstreek is gevoeld.

 

Beklag b.

Van het noodzakelijke toepassen van geweld was pas sprake op het moment dat – zoals blijkt uit meerdere verklaringen – klager zich zowel fysiek als verbaal agressief verzette. Bij het toepassen van het geweld is een controletechniek toegepast. De DV&O maakt onderscheid tussen drie verschillende controletechnieken. Bij de nekklem als controletechniek wordt er door de beveiliger gecontroleerde druk met een arm op de nek gezet. De medewerkers krijgen de nekklem – zeker na de strafzaak van Mitch Henriquez – goed aangeleerd. Overstrekking van de nekklem leidt tot verwurging. Daarvan is geen sprake geweest. Er is geen enkele indicatie dat de toepassing van het geweld disproportioneel is geweest. Als er wordt gestoeid, ontstaan er ongetwijfeld blauwe plekken. De term kaakklem is een ongelukkige schrijffout.

 

3. De beoordeling

Beklag a.

Op grond van artikel 34, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) is verweerder bevoegd om een jeugdige aan zijn lichaam of aan zijn kleding te onderzoeken ten behoeve van het vervoer. Uit het derde lid volgt dat het onderzoek aan het lichaam van de jeugdige mede het uitwendig schouwen van de openingen van holten van het lichaam van de jeugdige omvat. Het onderzoek aan de kleding van de jeugdige omvat mede het onderzoek aan de voorwerpen die de jeugdige bij zich draagt of met zich meevoert. Uit het vierde lid volgt dat het onderzoek aan het lichaam van de jeugdige op besloten plaatsen en, voor zover mogelijk, door personen van hetzelfde geslacht als de jeugdige wordt verricht.

Uit artikel 16, vierde lid en onder a, van de Circulaire dienstinstructie bestemd voor het vervoer van justitiabelen door DV&O van 1 juli 2024 volgt aanvullend dat bij fouillering in het bijzonder wordt gelet op alle voorwerpen die naar het oordeel van de wagencommandant als gevaarlijk kunnen worden beschouwd.

Klager is het niet eens met de wijze waarop hij is gefouilleerd. Hij stelt dat hij bij het fouilleren tot tweemaal toe met kracht in zijn balzak is geknepen.

Uit de schriftelijke verslagen van de twee transportgeleiders van de DV&O komt naar voren dat klager op 9 mei 2023 werd vervoerd naar de JJI Teylingereind. Klager werd alleen in het voorste compartiment geplaatst. Hij trok de aandacht door aan mede-gedetineerden in andere compartimenten te vragen of hij zichtbaar zou zijn voor de camera. Klager ging vervolgens met zijn rug voor de camera staan. De transportgeleiders zagen korte lichtflitsen en roken een tabaksgeur. Via de intercom hebben zij klager verzocht om te gaan zitten en te stoppen met roken. Klager ontkende een aansteker bij zich te hebben. Bij de eerstvolgende stop – de PI Alphen – is klager nogmaals verzocht om de aansteker af te geven. Er werd hem medegedeeld dat hij gefouilleerd zou worden indien hij dit niet zou doen. In een ‘ophoudcel’ van de PI Alphen werd klager vervolgens door de transportgeleiders gefouilleerd. Op het moment dat een van de transportgeleiders bij de liesstreek van klager kwam, begon klager zich te verzetten. Klager zei dat de transportgeleider aan zijn ballen zat en begon hevig te schelden en te bedreigen.

De beroepscommissie stelt voorop dat onderzoek aan het lichaam en kleding een beperking van de onaantastbaarheid van lichaam betekent en slechts mag worden toegepast indien dit noodzakelijk is. Bij het fouilleren dienen de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit in acht te worden genomen.

Uit wat door de transportgeleiders op schrift is gesteld, volgt dat klager enkel bij zijn liesstreek is aangeraakt. De beroepscommissie heeft geen reden om aan de inhoud van de schriftelijke verslagen te twijfelen en komt tot de conclusie dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat klager door de transportgeleider in zijn balzak is geknepen. Er is in het dossier geen steun te vinden voor wat klager hierover verklaart, terwijl het in de reden ligt dat de transportgeleiders onder de geschetste omstandigheden zich genoodzaakt voelden tot fouillering over te gaan. De hier toegepaste wijze van fouilleren (het aanraken van de liesstreek) voldoet aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit.

De beroepscommissie zal het beroep onder a. daarom ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre bevestigen met aanvulling van de gronden.

 

Beklag b.

Op grond van artikel 40, tweede lid, van de Bjj is verweerder bevoegd om jegens een jeugdige geweld te gebruiken of vrijheidsbeperkende middelen aan te wenden voor zover zulks noodzakelijk is met het hoog op een van de volgende belangen:

a.  de uitvoering van een door hem genomen beslissing;

b.  de voorkoming van het zich onttrekken van de jeugdige aan het op hem uitgeoefende toezicht.

Op grond van het derde lid gaat aan het gebruik van geweld zo mogelijk een waarschuwing vooraf. Degene die geweld heeft gebruikt maakt hiervan onverwijld een schriftelijk verslag en doet dit verslag onverwijld aan de selectiefunctionaris toekomen.

Op grond van artikel 1, onder d, van de Regeling geweldsinstructie justitiële jeugdinrichtingen wordt met geweld elke dwangmatige kracht van meer dan geringe betekenis, uitgeoefend op personen of zaken bedoeld.

Uit de schriftelijke verslagen van de twee transportgeleiders van de DV&O komt naar voren dat klager zich bij het fouilleren (zie ook beklag a.) begon te verzetten. Hij begon hevig te schelden en bedreigingen te uiten. De transportgeleiders hebben klager diverse keren gewaarschuwd voor zijn gedrag en hem medegedeeld dat zij anders genoodzaakt waren om geweld te gebruiken. Klager gaf hieraan geen gehoor. Transportgeleider LR beschrijft dat hij klager met een “kaakklem” moest fixeren. Klager bleef zich echter verzetten, waardoor hij uiteindelijk met hulp van twee medewerkers van de Binnenkomstafdeling Delinquenten (BAD) van de PI Alphen naar de grond moest worden gewerkt. Klager bleef zich ook op de grond hevig verzetten, waarna klagers linkerarm werd gefixeerd door druk te zetten op zijn triceps en pols.

Uit de inlichtingen van verweerder volgt dat met de beschreven kaakklem een nekklem wordt bedoeld, nu een kaakklem als geweldsmiddel/controletechniek niet bestaat. Het gaat volgens verweerder om een schrijffout. Klager stelt dat hij door onjuiste toepassing van de nekklem geen lucht meer kreeg.

Uit de Circulaire beleidslijn nekklem van 8 augustus 2017 (2115549) volgt dat de nekklem als controletechniek kan worden gebruikt.  De uitvoering van de nekklem richt zich op het onder controle krijgen van de gedetineerde door met een arm de nek van de persoon te omvatten. De medewerker oefent met zijn schouder dan wel bovenarm druk uit op de nek. Door het hoofd naar beneden te bewegen, wordt de persoon naar de grond gewerkt. De nekklem als controletechniek kan worden toegepast in situaties die de medewerkers verbaal niet kunnen oplossen en waarbij een ander geweldsmiddel niet voorhanden is. 

De beroepscommissie stelt voorop dat bij het gebruik van geweld de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit in acht moeten worden genomen. Dat betekent, zoals de genoemde Circulaire beleidslijn nekklem ook aangeeft, dat het gebruik van geweld in verhouding tot het beoogde doel redelijk en gematigd dient te zijn.

Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is naar het oordeel van de beroepscommissie voldoende aannemelijk geworden dat klager zich hevig bleef verzetten en forse dreigementen bleef uiten. Deze feiten en omstandigheden worden eveneens bevestigd door de verklaringen van de twee medewerkers van de PI Alphen. Hierbij is ook van belang dat klager geen gehoor gaf aan de waarschuwingen die hij kreeg. Er ontstond in dit geval een situatie waarin toepassing van de nekklem als controletechniek was gerechtvaardigd.

De beroepscommissie ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de nekklem op onjuiste wijze is aangelegd, zoals klager stelt. Het dossier bevat naar het oordeel van de beroepscommissie geen aanwijzingen voor onjuiste toepassing van de nekklem als controletechniek. Indien de nekklem op onjuiste wijze wordt aangelegd, ontstaat bloedverwurging (halsslagaders worden afgekneld) of luchtverwurging (de luchtpijp wordt afgekneld). Er is niet gerapporteerd over bewustzijnsverlies of benauwdheid van klager. Nu hierover niets is gerapporteerd en verweerder dit ook weerspreekt, acht de beroepscommissie de enkele stelling van klager dat hij geen lucht kreeg, onvoldoende basis om aannemelijk te achten dat de nekklem als controletechniek onjuist is toegepast. Van buitenproportionele toepassing van geweld is niet gebleken.

De beroepscommissie zal het beroep onder b. daarom ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre bevestigen met aanvulling van de gronden.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, voor zover in beroep aan de orde, met aanvulling van de gronden.

 

 

Deze uitspraak is op 29 juli 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. S. Djebali, voorzitter, mr. R.S.T. Gaarthuis en mr. S. Woudman-Bijl, leden, bijgestaan door mr. P.L. Kraaijenbrink, secretaris.

 

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven