Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/30876/GA, 28 mei 2024, beroep
Uitspraakdatum:28-05-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          22/30876/GA

    

Betreft  [klager]

Datum  28 mei 2024

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek van 13 september 2022 om bezoek zonder toezicht (BZT).

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Achterhoek te Zutphen heeft op 8 december 2022 het beklag ongegrond verklaard (OH-2022-331). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. T. Scheffer, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de PI Achterhoek (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De beoordeling

Centraal in deze zaak staat paragraaf 3.8.2 van de Huisregels van de PI Achterhoek, op grond waarvan een gedetineerde ten hoogste een keer per maand BZT kan ontvangen, indien de gedetineerde gedurende een aaneengesloten periode van zes maanden in een of meerdere normaal beveiligde penitentiaire inrichtingen verblijft.

Er staat geen beklag open tegen een algemene regel. Dat geldt ook voor een beslissing die de ‘toepassing betreft van een algemene regel in een concrete situatie’. Het moet dan wel gaan om een beslissing die een-op-een voortvloeit uit de algemene regel. Die algemene regel mag geen ruimte bieden voor interpretatie of een nadere afweging (vergelijk RSJ 21 november 2023, 22/27740/GA). In gevallen waar discussie bestaat over de vraag of de algemene regel wel van toepassing is in een specifieke situatie, moet worden bekeken of er objectief kan worden vastgesteld of de algemene regel van toepassing is op deze situatie.

De beroepscommissie leidt uit het klaagschrift af dat het beklag niet zozeer is gericht tegen de algemene regel dat een gedetineerde pas BZT kan ontvangen als hij gedurende een aaneengesloten periode van zes maanden in een PI verblijft. Klager is echter – anders dan de directeur – van mening dat hij aan deze eis voldoet, omdat hij al eerder gedetineerd was, maar zijn voorlopige hechtenis voor een maand is geschorst.

Uit de stukken volgt dat klager sinds november 2019 in voorlopige hechtenis verbleef en dat deze in augustus 2022 voor een maand geschorst is. Klager heeft in september 2022 een verzoek om BZT ingediend. Op dat moment verbleef hij dus niet minimaal zes maanden aaneengesloten in de PI. In deze situatie kan objectief worden vastgesteld dat klager op grond van de algemene regel niet in aanmerking kwam voor BZT. Klager gaat er daarbij ten onrechte aan voorbij dat de PI, na klagers terugkeer, een reële inschatting moet kunnen maken van het veiligheidsrisico dat aan het BZT verbonden is en dat het noodzakelijk is dat de inrichting inzicht heeft in het gedrag van de gedetineerde, na onderbreking van zijn detentie, en de wijze waarop zijn contacten met de buitenwereld verlopen.

Nu (objectief kan worden vastgesteld dat) de afwijzing van klagers verzoek een-op-een voortvloeit uit de huisregels, gaat het om de toepassing van een algemene regel in een concrete situatie. Tegen een dergelijke beslissing kan geen beklag worden ingesteld, tenzij die algemene regel in strijd is met hogere wet- en regelgeving (vergelijk RSJ 15 juli 2022, R 20/7734/GA). Daarvan is geen sprake.

Nu klager zich beklaagt over de concrete toepassing van een algemene regel die geen ruimte biedt voor interpretatie of voor een nadere afweging én die niet in strijd is met hogere wet- of regelgeving, zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag.

 

3. De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

 

Deze uitspraak is op 28 mei 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, mr. A.B. Baumgarten en mr. dr. R.S.T. Gaarthuis, leden, bijgestaan door mr. L.A.E. Rijnja, secretaris.

 

secretaris         voorzitter

Naar boven