Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/38675/TA, 22 mei 2024, beroep
Uitspraakdatum:22-05-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          24/38675/TA

    

           

Betreft [klager]

Datum 22 mei 2024

 

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen een afzonderingsmaatregel, ingaande op 10 oktober 2023.

De beklagcommissie bij FPC De Rooyse Wissel te Venray (hierna: de instelling) heeft op 18 januari 2024 het beklag ongegrond verklaard (RV2023/366). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. A.L. Louwerse, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klagers raadsvrouw en […], jurist bij de instelling, gehoord op de zitting van 25 april 2024 in de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught.

De beroepscommissie heeft vervoer voor klager geregeld, zodat hij op de zitting kon worden gehoord. Klagers raadsvrouw heeft aangegeven dat hij geen gebruik wilde maken van deze mogelijkheid.

Als toehoorders waren ter zitting aanwezig mr. H.J. Moraal, algemeen voorzitter van de RSJ, en mr. D. van der Sluis, lid van de Afdeling rechtspraak van de RSJ.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft sinds zijn plaatsing op de afdeling Nijl twee mentoren, met wie hij geen goede klik heeft. Dit komt omdat er sprake is van bot, uitdagend en denigrerend gedrag en de mentoren allerlei zaken niet voor hem regelen. Klager heeft hierover zijn mentoren meerdere keren zelf aangesproken, maar toen de wisselwerking niet verbeterde heeft hij bij het afdelingshoofd en het hoofd behandeling om andere mentoren verzocht. Hier werd echter geen gehoor aan gegeven. Daarnaast ervaarde klager veel spanningen omdat afdeling Luxor had aangegeven dat er een warme overdracht zou plaatsvinden naar de Nijl en dat er veel zaken al op voorhand geregeld zouden zijn ten aanzien van klagers somatische klachten. Dit bleek echter niet het geval te zijn. Daar komt bij dat zijn mentoren opmerkingen maakten waardoor klager zich niet serieus voelde genomen met betrekking tot zijn somatische klachten.

Op 10 oktober 2023 is er een discussie en fikse woordenwisseling met één mentor ontstaan. Klager is weliswaar ferm geweest, maar hij heeft de spanning tussen hem en zijn mentor in de weken daarvoor meerdere keren bespreekbaar gemaakt. De uitbarsting had dus voorkomen kunnen worden. Klager is zelf naar zijn kamer gelopen. Daarnaast was er absoluut geen sprake van fysieke agressie. De oplegging van de afzonderingsmaatregel is dan ook onterecht. Vanaf 11 oktober 2023 was klager al goed in contact met de staf en zelfs functioneel in contact met zijn mentor. Hij heeft daar ook complimenten voor gekregen van de staf. Klager meent dat hij al snel na de oplegging van de maatregel voldeed aan de voorwaarden om tot opheffing daarvan te komen. Een van die voorwaarden is het voeren van een herstelgesprek met zijn mentor, maar daarvoor had klager geen uitnodiging van de mentor gekregen, terwijl hij wel contactmomenten met de mentor heeft gehad en zich goed heeft gedragen. Klager acht het voortduren van de maatregel gedurende tien dagen onterecht. Aan klager zou zijn gemeld dat pas een week na oplegging beoordeeld zou worden bij de wekelijkse afstemming of de maatregel kon worden opgeheven. Dit is disproportioneel. Er zou elke dag een beoordeling moeten plaatsvinden. Verder geeft klager aan dat hij wel kan klagen over wat er bij hem speelt, maar hij ziet dat als ventileren en voor zichzelf opkomen. De staf interpreteert dat negatief en is van mening dat hij de afdeling onrustig maakt. Klager vindt echter dat hij zijn mening en spanningen behoort te bespreken. Hij heeft bovendien veel somatische klachten en een posttraumatische stressstoornis en opsluiting op zijn kamer verslechtert zijn situatie.

Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

 

Standpunt van het hoofd van de instelling

Aan klager zijn vanaf het begin van de oplegging van de afzonderingsmaatregel groepsmomenten aangeboden zodat kon worden bezien hoe hij zich tijdens die momenten tot de groep en het behandelteam zou verhouden. Voorts heeft het behandelteam meermaals getracht om met klager een inhoudelijk gesprek aan te gaan. Het lukte hem echter meerdere dagen achtereenvolgend niet om een constructief gesprek aan te gaan. Verder wordt verwezen naar hetgeen reeds in de beklagprocedure is ingebracht.

 

3. De beoordeling

Gelet op het feit dat de spanning bij klager opliep, hij een negatieve sfeer op de afdeling veroorzaakte, hij schreeuwde, diskwalificerend was, krachttermen uitte richting zijn persoonlijk begeleider en zich hierin niet liet begrenzen, heeft het hoofd van de instelling naar het oordeel van de beroepscommissie in redelijkheid op 10 oktober 2023 een afzonderingsmaatregel aan klager kunnen opleggen teneinde de orde en veiligheid in de instelling te kunnen handhaven. Ook acht de beroepscommissie de duur van de afzonderingsmaatregel gelet op klagers houding en gedrag niet disproportioneel. Anders dan klagers raadsvrouw stelt, is niet gebleken dat klager vanaf 11 oktober 2023 al goed in contact was met sociotherapie en functioneel in contact was met zijn mentor. Uit de inlichtingen van het hoofd van de instelling komt naar voren dat klager op 11 oktober 2023 en de daaropvolgende dagen afwijzend was, zich negatief uitliet over sociotherapie en niet in staat was om een constructief gesprek te voeren. Klager voldeed nog niet aan de voorwaarden om tot opheffing van de afzonderingsmaatregel over te gaan. Ook is de stelling dat aan klager zou zijn gemeld dat pas een week na oplegging van de bestreden afzonderingsmaatregel bij de wekelijkse afstemming beoordeeld zou worden of de maatregel kon worden opgeheven naar het oordeel van de beroepscommissie onvoldoende aannemelijk geworden. Hierbij neemt de beroepscommissie in aanmerking dat klager bij aanvang van de maatregel meteen dagelijks twee groepsmomenten van een uur kreeg aangeboden zodat zijn gedrag op de afdeling gemonitord kon worden en het behandelteam kon beoordelen hoe hij zich tot de gestelde voorwaarden verhield.

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen met aanvulling van de gronden.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

 

 

Deze uitspraak is op 22 mei 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. A. van Holten, voorzitter, mr. dr. B.J.M. Frederiks en dr. S.L. van Woerden, leden, bijgestaan door mr. G.J.M. Ankersmit, secretaris.

 

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven