Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/37261/TA, 22 mei 2024, beroep
Uitspraakdatum:22-05-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/37261/TA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    22 mei 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen een afzonderingsmaatregel, ingaande op 31 maart 2023.

De beklagcommissie bij FPC De Rooyse Wissel te Venray (hierna: de instelling) heeft op 8 november 2023 het beklag ongegrond verklaard (RV2023/118). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. A.L. Louwerse, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klagers raadsvrouw en […], jurist bij de instelling, gehoord op de zitting van 25 april 2024 in de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught.

De beroepscommissie heeft vervoer voor klager geregeld, zodat hij op de zitting kon worden gehoord. Klagers raadsvrouw heeft aangegeven dat hij geen gebruik wilde maken van deze mogelijkheid.

Als toehoorders waren ter zitting aanwezig mr. H.J. Moraal, algemeen voorzitter van de RSJ, en mr. D. van der Sluis, lid van de Afdeling rechtspraak van de RSJ.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
De datum op de schriftelijke mededeling is onjuist. De datum betreft 31 maart 2023 en niet 23 maart 2023. Klager verzoekt zijn klacht alsnog formeel gegrond te verklaren.

Verder is namens klagers inhoudelijk het volgende aangevoerd. Klager is vrijdagavond 31 maart 2023 na een incident in afzondering geplaatst. Hij kan zich niet verenigen met het opleggen van de maatregel en het voortduren daarvan. Klager heeft suikerziekte en vroeg om naar de snoepautomaat te mogen lopen. Dit mocht in eerste instantie en vervolgens niet meer. Klager zou dit hebben moeten aanvragen bij dagsluiting. Hij geeft aan dat dit wel een huisregel is, maar feitelijk nooit gebeurt. Hij voelde zich gepest en hij had het gevoel dat er geen begrip was voor zijn suikerziekte. Er volgde discussie met een staflid en het staflid liet hem niet uitpraten. Klager vond het belachelijk dat hij zijn verhaal niet mocht afmaken en hij heeft in eerste instantie de kamerverwijzing genegeerd. Dit om zijn verhaal af te maken. Er werd vervolgens alarm gedrukt. Klager maakte zijn verhaal af en is daarna zelfstandig naar zijn kamer gegaan. Het betreffende staflid was nieuw en lag niet goed in de groep. Klager heeft niet gedreigd noch is hij fysiek agressief geweest. Hij acht de maatregel dan ook disproportioneel. Het hele voorval had diezelfde avond nog uitgesproken kunnen worden. De instelling geeft echter aan dat er eerst hersteld moet worden en dat de staf vrijdagavond bang voor hem was. Gedurende het weekend heeft er niemand van de staf een inhoudelijk gesprek gevoerd met hem. Tijdens de contactmomenten werd enkel voeding, thee/koffie of medicatie aangeboden. 

Wel is op zondag 2 april 2023 zijn methadon te laat verstrekt. De verstrekking van deze medicatie luistert zeer nauw. Klager krijgt bij een te late verstrekking van de methadon direct afkickverschijnselen en wordt zeer ziek. Daarnaast waren er te weinig contactmomenten waarbij voeding werd uitgereikt. Hierdoor moest klager tussen maaltijden te lang wachten wat een negatieve uitwerking had op zijn bloedspiegel. Dit heeft irritatie bij klager opgewekt wat de samenwerking met de staf negatief beïnvloedde en waardoor de maatregel langer voortduurde.

Op 3 april 2023 heeft klager uiteindelijk wel een gesprek gehad op inhoud over wat is voorgevallen. Dit was een goed gesprek. Voorts gaf de staf ook aan dat klager vanaf zondag reeds goed in contact is. De staf gaf alleen aan dat hij zo nu en dan nog boos uit zijn ogen kijkt. Klager was zich daar niet van bewust. Daarnaast heeft er die dag een tweede gesprek plaatsgevonden en de therapeut van klager heeft ook gesproken met de staf en uitleg gegeven dat er anders gehandeld had moeten worden. Zo had sociotherapie hem moeten aanspreken, naar zijn kamer laten gaan en dertig minuten later pas het gesprek met hem moeten aangaan zodat de boosheid eerst kon zakken. Klager was rustig en goed in contact. De maatregel duurde echter voort. Hij moest een herstelgesprek voeren, maar was daarvoor afhankelijk van wanneer de betreffende sociotherapeut in dienst is. Klager had eerder willen herstellen. De afzondering wordt dan wel op 5 april 2023 opgeheven, maar klager heeft toen een kamerprogramma gekregen zodat hij kon herstellen zodra het betreffende staflid weer in dienst is. Klager acht dit oneigenlijk.

Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

Standpunt van het hoofd van de instelling
In de schriftelijke mededeling staat per abuis dat de afzonderingsmaatregel op 23 maart 2023 is ingegaan. Dit betreft een kennelijke verschrijving. De afzonderingsmaatregel is op 31 maart 2023 opgelegd, zoals blijkt uit de verdere inhoud van de schriftelijke mededeling en het verweerschrift. Voorts hebben er in het weekend meerdere contactmomenten plaatsgevonden, waarbij het incident door leden van het behandelteam met klager is besproken. 

 

3. De beoordeling
Net als de beklagcommissie, is de beroepscommissie van oordeel dat de vermelding van 23 maart 2023 als datum van oplegging van de afzonderingsmaatregel in de schriftelijke mededeling een kennelijke verschrijving betreft, nu uit de schriftelijke mededeling valt op te maken dat de afzonderingsmaatregel aan klager is opgelegd naar aanleiding van een incident dat zich in de avond van 31 maart 2023 heeft voorgedaan en dat klager diezelfde avond voorafgaand aan het opleggen van de bestreden maatregel is gehoord. Dit kan daarom niet leiden tot een formele gegrondverklaring van het beklag. 

Voorts is de beroepscommissie van oordeel dat het hoofd van de instelling in redelijkheid op 31 maart 2023 de bestreden afzonderingsmaatregel heeft kunnen opleggen, gelet op de situatie die zich die avond heeft voorgedaan waarbij klager onder meer een dreigende houding heeft aangenomen en zich op onheuse wijze heeft uitgelaten richting het personeel. Anders dan klagers raadsvrouw stelt, blijkt uit de stukken en wat ter zitting is besproken dat in het weekend van 1 en 2 april 2023 inhoudelijke gesprekken met klager zijn gevoerd over hetgeen op 31 maart 2023 is voorgevallen. Ook heeft de bestreden maatregel naar het oordeel van de beroepscommissie in het licht van klagers gedrag niet onevenredig lang voortgeduurd. Hierbij neemt de beroepscommissie in overweging dat uit de stukken blijkt dat het behandelteam geleidelijke uitbreiding van klagers groepsmomenten noodzakelijk achtte om zijn gedrag te kunnen monitoren.

Gelet op het voorgaande is beroepscommissie van oordeel dat de beklagcommissie het beklag terecht ongegrond heeft verklaard. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen.

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie. 


Deze uitspraak is op 22 mei 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. dr. B.J.M. Frederiks en dr. S.L. van Woerden, leden, bijgestaan door mr. G.J.M. Ankersmit, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven