Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/37359/GM, 21 mei 2024, beroep
Uitspraakdatum:21-05-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/37359/GM
    
            
Betreft    [klager]
Datum    21 mei 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
Klagers raadsman, mr. H.M.W. Daamen, heeft namens klager beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de Penitentiaire Inrichting (PI) Sittard (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat de medische dienst hem te lang met zijn liesbreukklachten heeft laten rondlopen alvorens hem naar het ziekenhuis door te sturen, dat zijn COPD-klachten niet goed zijn behandeld en dat hij niet arbeidsongeschikt is verklaard.

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en […], inrichtingsarts, en het hoofd zorg gehoord op de digitale zitting van 23 april 2024.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Liesbreuk
Tijdens de huidige detentie (vanaf eind september 2023) heeft de medische dienst klager te lang met klachten laten rondlopen. De liesbreuk stulpte steeds vaker uit en de uitstulpingen werden ook steeds groter. In het medisch dossier staat vermeld dat klager al op 21 augustus 2023, tijdens een eerdere detentie, vergelijkbare klachten rapporteerde. Bij de intake in de PI Sittard op 29 september 2023 meldde klager ook veel last te hebben van de liesbreuk en op 11 oktober 2023 heeft hij om pijnstilling gevraagd.
Als klager eerder was ingestuurd naar het ziekenhuis, in plaats van een afwachtend beleid te hanteren in afwachting van de uitkomst van zijn strafzaak, had de beklemming die op 14 oktober 2023 op de spoedeisende hulp moest worden verholpen, kunnen worden voorkomen. Dit had klager veel pijn bespaard. Bovendien moest klager in afwachting van de operatie de uitstulping telkens zelf terugduwen, zonder pijnstilling, terwijl hij in het ziekenhuis voor de pijn morfine kreeg.

COPD
De medische dienst hanteert het verkeerde, lichtere stadium van zijn ziekte: in het medisch dossier staat meerdere malen GOLD II, terwijl klager COPD stadium GOLD III heeft. Dit wordt bevestigd daar waar in het medisch dossier bij 10 oktober 2017 als voorgeschiedenis “GOLD III” staat genoteerd. Hiermee strookt niet dat de inrichtingsarts nog twijfelde of klager COPD heeft. COPD is een progressieve ziekte. Stadium GOLD III vergt ook een ander beleid, met onder andere zuurstoftoediening. Klager had vóór zijn detentie dan ook een apparaat voor zuurstoftherapie in eigen beheer, op indicatie van de longarts. De inrichtingsarts wilde klager eerst een longfunctieonderzoek laten ondergaan alvorens een indicatie voor zuurstoftherapie aan te nemen, maar dat was tot nu toe niet mogelijk in verband met de liesbreuk. Bij dat onderzoek wordt veel druk opgebouwd, die weer tot een uitstulping van de breuk kan leiden. Het is niet begrijpelijk dat onder die omstandigheden niet is gekozen voor de medicatie/behandeling van vóór de detentie. Het oordeel van de medisch adviseur dat klager niet is geschaad door de ontbrekende saturatiemetingen is onbegrijpelijk, nu deze de noodzaak van zuurstoftherapie hadden kunnen staven. Volgens klager zouden de metingen dat ook hebben gedaan, aangezien er meerdere episodes zijn geweest waarin hij minder lucht kreeg en zuurstoftherapie hem zou hebben geholpen. Zijn saturatie zakt regelmatig onder de 70%. Omdat hij geen zuurstof krijgt, ziet klager zich regelmatig genoodzaakt tot een overdosering van de overige medicatie.

Arbeids(on)geschiktheid
De inrichtingsarts heeft klager niet arbeidsongeschikt willen verklaren, maar ook niet op schrift willen zetten dat hij arbeidsgeschikt is. Gelet op de liesbreuk, de COPD en de psychische problemen van klager (het medisch dossier vermeldt onder meer als actieve episodes: verwardheid, automutilatie, psychisch belast), is het onbegrijpelijk dat de arts hem in staat acht (‘passend’) werk te verrichten. Zie in dat licht ook de opmerking in het medisch dossier dat klager waarschijnlijk “bij weinig inspanning” geen zuurstof nodig heeft.

Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

Standpunt van de inrichtingsarts
Liesbreuk 
De eerste vermelding in het dossier van de breuk is bij 25 juli 2023, als er gesproken wordt over een langer bestaande liesbreuk. Bij het eerste onderzoek is sprake van een grote lies /scrotaalbreuk met een breukpoort van ongeveer twee cm. Met klager is meerdere malen uitgebreid besproken dat de behandeling van een dergelijke liesbreuk uitstelbare zorg is en binnen detentie moeilijk is te verwezenlijken. Ook omdat klager nog andere beperkingen heeft, is dit een ingreep die het beste in vrijheid wordt uitgevoerd. Er is in vergelijkbare gevallen vaker overleg geweest met de chirurgie, waarbij de chirurgen aangaven dat zij een dergelijke ingreep het liefst niet in detentie verrichten. 
De ontstane acute beknelling, die zeldzaam is bij langer bestaande grote breuken, vormde een dwingende indicatie om klager naar de chirurg te verwijzen en toch een liesbreukprocedure te laten uitvoeren. Op 17 november 2023 heeft de chirurg een recept voor drie dagen oxycodon uitgeschreven. 

COPD
Op 15 september 2023 heeft de inrichtingsarts overleg gehad met de longarts over zuurstoftoediening. De longarts stelde zich op het standpunt dat klager, als hij geen of geringe inspanning verricht, geen zuurstof nodig heeft. De longarts gaf wel het advies een en ander opnieuw in kaart te brengen, waarvoor de inrichtingsarts klager diezelfde datum heeft verwezen. De polikliniek longziekten kon de inrichtingsarts niet vertellen hoe de actuele zuurstofbehoefte was, omdat klager na het verstrekken op 6 oktober 2022 van een zuurstofconcentrator niet meer op de polikliniek is geweest.
Het dilemma is dat zuurstoftoediening in welke vorm dan ook op een reguliere afdeling van een PI niet mogelijk is. Klager zou daarvoor naar het Justitieel Centrum voor Somatische Zorg (JCvSZ) in de PI Haaglanden moeten. Uit zorgvuldigheid heeft de inrichtingsarts klager steeds verteld dat zuurstoftoediening een overplaatsing zou betekenen en dat hij daarom een consult van de longarts wilde om een weloverwogen advies aan de directie te kunnen geven. Uit de brief van de behandelend longarts van 1 november 2023 blijkt inderdaad dat er geen indicatie (meer) is voor zuurstoftoediening.

Arbeidsongeschiktheid
Huisartsen doen geen uitspraak over arbeidsongeschiktheid in engere zin. De huisarts geeft aan welke beperkingen een gedetineerde heeft en rapporteert dit als zodanig aan het Multi Disciplinair Overleg (MDO). Het MDO zoekt vervolgens naar passend werk dat aansluit bij de beperkingen van de gedetineerde. Als dat werk er niet is wordt de gedetineerde tijdelijk arbeidsongeschikt verklaard. 

Bij nadere bestudering van het dossier blijkt van een aantal onvolkomenheden. Zo wordt niet gesproken over saturatiemetingen, hoewel deze incidenteel wel zijn verricht. Verder is er in het dossier geen sprake van een rapportage over klagers arbeidsbeperkingen aan het MDO.
Dat er een verschil is in GOLD indeling, komt doordat de behandelend longarts in het gesprek op 15 september 2023 over stadium GOLD II sprak. Na de brief van de longarts van 1 november 2023, waarin wordt gesproken over stadium GOLD III, heeft de inrichtingsarts de juiste indeling vermeld. Uit het dossier van de huisarts blijkt dat in augustus 2017 al COPD stadium GOLD III is vermeld.

 

3. De beoordeling
Liesbreuk 
Op grond van de stukken, waaronder het medisch dossier en wat is besproken op de zitting, stelt de beroepscommissie vast dat klager vanaf augustus 2023 in verband met zijn liesbreuk pijnklachten heeft gemeld. Bij de intake in de PI Sittard op 29 september 2023 heeft klager aangegeven veel last te hebben van de liesbreuk. Op 11 oktober 2023 heeft hij om pijnstilling gevraagd en op 15 oktober 2023 is klager ingestuurd naar de spoedeisende hulp in verband met een beknelde liesbreuk. Een operatie was toen geïndiceerd. Op 17 oktober 2023 had klager problemen met het terugduwen van de liesbreuk. Op 17 november 2023 is klager geopereerd. 

De beroepscommissie is van oordeel dat de klachten die klager presenteerde duiden op een symptomatische liesbreuk en dat het om die reden onzorgvuldig is dat de inrichtingsarts heeft geconcludeerd dat sprake is van uitstelbare zorg en heeft volstaan met een afwachtend beleid. Het klachtenpatroon had voor de inrichtingsarts aanleiding moeten vormen om klager eerder in te sturen naar het ziekenhuis ter beoordeling van de situatie door een medisch specialist. De beroepscommissie zal het beroep ten aanzien van dit klachtonderdeel gegrond verklaren.

COPD
Uit het dossier en de toelichting blijkt dat de inrichtingsarts op 15 september 2023 overleg heeft gevoerd met de longarts over zuurstoftoediening. Klager is verwezen naar de polikliniek longziekten om de zuurstofbehoefte te bepalen. De beroepscommissie stelt vast dat als er al saturatiemetingen zijn uitgevoerd, de uitslagen daarvan niet (allemaal) in het medisch dossier zijn vermeld. Klager lijdt aan COPD stadium GOLD III. Dan is het van belang om het zuurstofgehalte in het bloed te monitoren voor het beoordelen van de zuurstofbehoefte en welke zorg noodzakelijk is. Mede aan de hand van de zuurstofbehoefte had ook kunnen worden beoordeeld of de vereiste zorg nog in de PI kon worden gegeven of dat klager naar het JCvSZ moest worden overgeplaatst. 
Gelet op het ontbreken van een goede monitoring door middel van saturatiemetingen en een adequate verslaglegging daarvan, is de beroepscommissie van oordeel dat de inrichtingsarts ten aanzien van klagers COPD-klachten onvoldoende zorgvuldigheid heeft betracht. Om die reden zal het beroep ten aanzien van dit klachtonderdeel gegrond worden verklaard. 

Arbeids(on)geschiktheid 
Afhankelijk van de aard van de werkzaamheden die in een PI kunnen worden verricht zal de inrichtingsarts zelfstandig moeten beoordelen of een gedetineerde arbeidsongeschikt is. Hierbij speelt een rol dat de arbeid in een PI een ander karakter en een andere functie heeft dan in de maatschappij. Arbeid dient (mede) om de gedetineerde een zinvolle dagbesteding te geven. 

De inrichtingsarts heeft toegelicht dat hij beoordeelt welke beperkingen een gedetineerde heeft en dat hij daarover rapporteert aan het MDO. In het dossier bevindt zich echter geen rapportage over klagers arbeidsbeperkingen aan het MDO. Mede gelet op het ontbreken van een goede monitoring door middel van saturatiemetingen en een adequate verslaglegging daarvan, zoals hiervoor besproken, is de beroepscommissie van oordeel dat de inrichtingsarts onvoldoende heeft onderbouwd waarom hij een goed beeld van klagers beperkingen en mogelijkheden ten aanzien van het verrichten van arbeid heeft kunnen krijgen. Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat ook ten aanzien van dit klachtonderdeel het beroep gegrond is.   

Het handelen van de inrichtingsarts moet ten aanzien van alle klachtonderdelen worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Penitentiaire beginselenwet. De beroepscommissie ziet aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Zij zal deze vaststellen op €150,-. 

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €150,-. 


Deze uitspraak is op 21 mei 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. N.C van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. K.M.P.A.M. Habryka en drs. N.C.J.A.M. Kochx, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven